Het badhuis

Ons kerkgebouwtje was vroeger een openbaar badhuis, in 1938 gebouwd door het Fonds voor Sociale Instellingen van de Staatsmijnen.

Het was in eerste instantie bedoeld voor de mijnwerkers, zodat ze zich na hun werk konden douchen. De mijnwerkerswoningen in de buurt hadden namelijk geen douches of badkamers. Maar de mijnwerkers zelf wasten zich vooral op de mijn zelf. Hun gezinsleden waren echter wel aangewezen op de ‘tobbe’ of dit soort openbare voorzieningen, waar men voor een paar cent een bad kon nemen. In het gebouw waren 12 douches en 2 kuipbaden voor degenen die het wat breder hadden. Een douche koste in de begintijd 8 cent en een bad 23 cent. Met zeep en handdoek erbij moest men 2 cent meer betalen.

De douches en badkamers zijn gesloopt toen het gebouw na de sluiting in 1965 als ambulancepost door de GGD in gebruik werd genomen.

De voormalige badzaal is nu kerkzaal geworden en de droogzolder voor de handdoeken is veranderd in een jeugdruimte.
De woning voor de toenmalige badmeester is intact gebleven.

Nu is deze badzaal dus een samenkomstzaal van onze kerk geworden … zonder doopbad …. maar die moet er nog wel komen.

De Bijbel schrijft verschillende malen over ‘baden’. De apostel Paulus schrijft bijvoorbeeld: “Maar toen zijn de goedheid en mensenliefde van God, onze redder, openbaar geworden en Hij heeft ons gered, niet vanwege onze rechtvaardige daden, maar uit ​barmhartigheid. Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de ​heilige​ Geestdie hij door ​Jezus​ ​Christus, onze Redder, rijkelijk over ons heeft uitgegoten.

Van zo’n bad word je dus nog schoner! En bij dat bad van de wedergeboorte hoort dus ook het doopbad. En zo zal de oude naam “Badhuis” weer eer aangedaan worden. En ons verlangen is dat er in deze zaal nog veel mensen gereinigd zullen worden.

Net als toen is iedereen welkom die schoon wil worden – en in tegenstelling tot vroeger helemaal gratis. En deze reiniging is voor eeuwig ook nog.