Roelof Braad

 

Van ganser harte

 

Vandaag wil ik met jullie kijken naar een van de belangrijkste geboden die Jezus ons heeft gegeven. Dat gebod is het uitgangspunt voor ons handelen en denken in het nieuwe leven met Christus en zeker in deze corona-tijd van belang om nog eens te overdenken. Hoe leef ik naar dit gebod? Houd ik met alle maatregelen die de regering ons oplegt me aan dit gebod van liefde? Ga ik er van ganser harte voor? Sta ik vooraan om rekening te houden met mijn naaste, door bijvoorbeeld consequent de mondkapjes te dragen waar dat nodig is en mijn handen regelmatig te wassen, maar ook om een helpende hand te bieden aan wie het nodig heeft?

We lezen dit gebod in Mattheüs 22: 34-40. Het is een van de vier geestelijke wetten aan de basis van onze relatie met Jezus en met elkaar, met de gemeente van God.

34Nadat de farizeeën hadden vernomen dat hij de sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. 35Om hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde: 36‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet? ’37Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38Dat is het grootste en eerste gebod. 39Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. 40Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.

Is het niet beschamend te zien hoe veel mensen alles overhebben voor hun eigengemaakte vrijheid, hun eigen denken en de dingen in deze wereld? Ik merk vaak ook dat er heel wat christenen zijn die over het algemeen zo weinig warm te krijgen zijn voor de eeuwige, goddelijke dingen…

Het is ontstellend te moeten vaststellen dat ontelbaren het gebod van de Heer omkeren en de wereld “liefhebben met geheel hun hart en met geheel hun ziel en met geheel hun verstand”. Het denken en leven van de wereld wordt beheerst door kopen en verkopen, vechten en concurreren. Steeds groter, steeds beter, steeds sneller – het is een wedren zonder einde en zonder winnaar. En de christenen? Het lijkt alsof die achter hun Meester aan sjokken en proberen Hem tevreden te stellen en daarbij met één oog voortdurend een blik over hun schouder werpen naar de wereldse dingen die hun verboden zijn. Velen zijn er zelfs heimelijk op uit de voordelen van beide werelden binnen te halen. Is het dan te verwonderen dat God ons nog gebruiken kan? Heeft het met zo’n houding überhaupt nog wel zin ons in te spannen voor het Koninkrijk van God? Ik denk dat er heel wat christenen zijn die geen oog meer hebben voor het simpele feit dat God ons steeds weer op niet mis te verstane wijze vermaant Hem met geheel ons hart te volgen. Doet je dat – juist nu?

 

Door het zwaard getroffen

Toen ik achttien jaar oud was, leerde ik bij een evangelisatie-inzet van Operatie Mobilisatie in Maastricht een christen kennen en die ontmoeting veranderde mijn leven. Deze man had iets waardoor hij zo geheel anders was dan anderen. De Heer scheen op een zeer reële wijze tegen hem te spreken en hem in zijn dagelijks leven heel duidelijk te leiden. Nadat ik gezien had wat God in hem en door hem deed, begreep ik het verschil: hij hield een overvolle mand met vruchten in zijn handen, zodat een aantal ervan op de grond viel. En ik? Mijn mandje was leeg, afgezien van enkele verdroogde bladeren. Waarom was hij zo anders? “Ik ben toch ook een christen”, dacht ik. “Ik lees mijn Bijbel; ik geloof in God; ik doe geen kwaad”. Hij vroeg mij al wandelend aan het begin van de evangelisatieactie of ik Jezus wel echt kende en in mijn hart had opgenomen. Toen ik vroeg wat hij ermee bedoelde, deed hij de bijbel open en tekende op een stuk papier het nog steeds beproefde gegeven van de vier geestelijke wetten. Mijn ogen werden op dat moment geopend voor wat werkelijk belangrijk is. En we knielden daar even buiten Maastricht in het veld neer en ik gaf mijn hart en leven aan Jezus. Ik merkte meteen een diep ingrijpende verandering. Er viel een last van me af omdat ik de instelling had het allemaal zelf wel te kunnen oplossen wat mij altijd een ontevreden gevoel gaf en ik, omdat veel mislukte, verstoppertje speelde met de foute dingen die ik deed. Wat gebeurde er met me op dat moment? Wow, een heerlijke blijdschap vulde mij, alsof ik de engelen hoorde zingen bij mijn overgave aan Jezus. Vol vuur kon ik mensen van de liefde van Jezus gaan vertellen!
13Jullie zullen mij zoeken en ook vinden, als jullie mij tenminste met hart en ziel zoeken.14Ik zal me door jullie laten vinden – spreekt de HEER – en ik zal in je lot een keer brengen, zegt (Jeremia 29:13,14a). Tot dan toe had ik de Heer nog niet met mijn hele hart gezocht, ondanks trouwe Bijbelstudie, het trouw naar de kerk gaan en dergelijke.

 

God meent wat Hij zegt

Wat de Heer gebiedt is zeer ongecompliceerd, maar ook verre van goedkoop. Toen die Schriftgeleerde aan Jezus de vraag stelde wat wel het grote gebod was, antwoordde deze: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand.’ (Mattheüs 22:37). Die tekst hebben wij waarschijnlijk al vaak gelezen en gehoord en daarom zouden wij dat het liefst maar overslaan om onze aandacht te schenken aan iets wat ons meer interesseert. Maar toch moeten we er ons steeds van bewust zijn dat we hier worden vermaand God lief te hebben met geheel ons hart! En dan voegt Jezus er nog aan toe: “Met heel uw ziel en met heel uw verstand”.

De meesten van ons hebben God heus wel lief. Maar vaak lijkt het te sterk uitgedrukt als je zegt dat het “met heel ons hart” is. Het probleem is dat heel wat mensen niet eens proberen zich met geheel hun hart aan de Heer te geven. Maar de Heer is voor marchanderen niet te vinden. Als je Hem met 45% zoekt, zul je Hem niet voor 45% vinden, ook niet als je dat voor 60 of 80% doet. Je zult Hem dan helemaal niet vinden!

13Jullie zullen mij zoeken en ook vinden, als jullie mij tenminste met hart en ziel zoeken. (Jeremia 29:13).

God zegt niet alleen wat wij moeten doen, maar ook hoe wij het moeten doen. Alles wat wij doen behoren wij te doen met geheel ons hart.

Wat u ook doet, doe het van harte, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen (Colossenzen 3:23). Mijn probleem was niet zozeer dat ik iets verkeerds zou hebben gedaan, doch dat ik het goede slechts deed met een gedeeld hart.

Jacobus zegt: Wie zo aarzelend en onberekenbaar is bij alles wat hij doet, moet niet denken dat hij iets van de Heer zal krijgen.” (Jacobus 1:7,8). Hij is onberekenbaar omdat hij nooit echt een keus deed. Hij heeft ‘min of meer’ voor iets gekozen, zijn keus ‘half’ op iets anders bepaald, of hij denkt er misschien ‘ernstig’ over na iets bepaalds te doen. Ik weet dat dit zo is, omdat er jarenlang geen lijn in mijn leven zat; ik was besluiteloos en halfslachtig. Ik had goede ideeën – dat wel! – en ik probeerde ook iets voor de Heer te doen, maar de Heer gaf daar Zijn zegen niet aan. Tot aan het moment dat Hij tot mij sprak, had ik mij nooit met heel mijn hart aan iemand of aan iets gegeven.

 

Met heel ons hart

Als je iets van harte doet, betekent dat dat je wil er achter staat. Het woordje ‘hart’ kan in de Bijbel de betekenis hebben van bedoeling, voornemen, moed, gevoel en wil. Iets van ganser harte doen betekent dan ook recht op een eenmaal gekozen doel afgaan, zonder zich door iets of iemand daarvan te laten afbrengen en er alles voor overhebben. Let maar eens op waar veel mensen voor leven en sterven en hoe zij het doen: de voetballer die met het oog op de kracht van de tegenstander alles geeft om zijn ploeg naar de overwinning te voeren, de zakenman die zijn grote huis verkoopt tegen een kleiner om het daarmee verdiende geld in zijn groeiende onderneming te kunnen investeren, die vroeg opstaat, onvermoeibaar bezig is en laat naar bed gaat. De rockzanger die zijn longen tot het uiterste inspant tot het zweet hem in stromen over zijn gezicht gutst. Deze mensen zijn een voorbeeld voor ons in het zich totaal voor iets geven, al is het vaak ook niet voor een goede zaak. Het probleem waarom vandaag zo veel christenen niet verder komen, is hetzelfde probleem dat koning Amasia van Juda al had: Hij deed wat goed is in de ogen van de HEER, maar niet van ganser harte. (2 Kronieken 25:2). Ook al ga je in de goede richting, maar als je houding halfslachtig is of niet voor 100% van harte, zul je blijven steken en op den duur niets behoorlijks tot stand brengen. Het deert de duivel niet als je God dient, zolang je het maar niet met geheel je hart doet. Ongehoorzaamheid is niet maar iets verkeerds doen; het kan ook zijn dat je het goede doet, maar op een verkeerde manier.

 

Bevelen van God die wij misschien goeddeels vergeten zijn

Het valt mij op dat God ons de gehele Bijbel door beveelt alles wat wij doen met geheel ons hart te doen en dat Hij die mensen zegent die zich met geheel hun hart aan Hem geven. Steeds opnieuw klinkt de waarschuwing de Heer met geheel ons hart te zoeken. Lees het maar na in bijvoorbeeld Deuteronomium 4:29, Jeremia 29:13 of 1 Kronieken 22:19. Verder staan er ook nog deze opdrachten om

… Hem met geheel ons hart te gehoorzamen (Deuteronomium 26:16-19)

… Hem met geheel ons hart te dienen (Jesaja-22:5; 1 Samuel 12:20; 2 Kronieken 31:21)

… ons met geheel ons hart tot Hem te bekeren (1 Samuel 7:3; Joël 2:12)

… God met geheel ons hart lief te hebben (Deuteronomium 6:4,5; 30:6; Mattheüs 22:37)

… van ganser harte te zingen, jubelen, juichen en vrolijk te zijn (Sefanja 3:14 (NBV+NBG).

Alles moet van ganser harte voor de Heer gedaan worden. Maar waarom? Kan niet ook met ‘het grootste deel van het hart’ worden volstaan? Kijk maar eens naar wat praktijkvoorbeelden uit ons dagelijks leven. Misschien heeft iemand zich wel eens bij je verontschuldigt zonder het van harte te doen? “Het spijt me zo ontzettend dat ik zo tegen je ben uitgevallen en je ten aanhoren van anderen voor ‘sufferd’ (of misschien erger) heb uitgemaakt, maar zie je, alles liep me vanmorgen tegen, ik had me al verlaat door de wekker niet te horen en toen wilde tot overmaat van ramp ook m’n auto niet starten …”. Hoe zou je daarop reageren? Als iemand zijn verontschuldigingen aanbiedt, moet deze het met heel zijn hart doen, eenvoudig schuld bekennen en niet zijn spijtbetuiging in een vloed van verklarende en verzachtende omstandigheden laten ondergaan. Zo’n houding wijzen we terecht af. En ook de Heer doet dat.

Een ander voorbeeld: Je zit met je liefje op een mooie zomeravond op een bank. Terwijl je elkaar diep in de ogen kijkt, hoort je hem of haar fluisteren: “Ik hou van je met het grootste deel van mijn hart”. Wat zou er dan in je omgaan? Je zou door de grond gaan, en met recht. Want waar zou dan de rest van zijn of haar hart zijn? De Heer is dus niet onredelijk als Hij aanspraak maakt op héél je hart. Als God niet de toewijding van heel ons hart waard is, wie dan wel? Als je halfslachtig in de dienst van je Heer staat, hoe wilt je dan ooit een ander er van overtuigen dat Hij de volle toewijding waard is?

Omdat Jezus de levende God is, de Heer aller heren, moet je ook met geheel je hart als zodanig met Hem omgaan. Maar als Hij voor jou slechts de een of andere stichter van een godsdienst uit het verleden was, dan kun je de hele zaak wel vergeten. Dan kunt je je ook iedere moeite voor God besparen.

Toen Jezus zich op deze aarde bewoog, ging gehéél Zijn hart naar ons uit. Hij nam moeiten en ellende op Zich, maar Hij klaagde nooit. Zonder een woord van protest liet Hij Zich door mensen mishandelen en in het gezicht spuwen – en dat alles voor ons! Kunnen wij Hem dan minder dan ons gehele hart geven en Hem desondanks met een zuiver geweten in de ogen zien?

Ik geloof niet dat wij alleen in ‘geestelijke’ dingen een ongedeeld hart moeten hebben. Dat geldt ook voor ons beroep, onze Bijbelstudie, als wij zingen, eten of ons ontspannen. Alles moet van ganser harte geschieden. Dat zal de Heer aangenaam zijn. Bovendien zullen wij ons beroep of wat dan ook veel beter en met meer vreugde kunnen uitoefenen als we bewust ook en vooral Jezus als eerste van ganser harte dienen. Als wij iets niet met geheel ons hart kunnen doen, kunnen wij het beter helemaal niet doen.

 

De wedloop

De bijbel geeft in dit opzicht een mooi voorbeeld: Weet u niet dat van de atleten die in het stadion een wedloop houden er maar één de prijs kan winnen? Ren als de atleet die wint. (1 Korintiërs 9:24). Wij allen behoren zó te lopen dat wij winnen. Hoe vullen wij dat in in ons leven?

 

  • Juist: Met heel ons hart!

Een begaafde student kan misschien een hoge academische graad bereiken, ook als hij niet met inzet van al zijn vermogens studeert. Zo ook voor ons een hoge ‘graad’ bereiken in de kerk/gemeente betekent niet per se dat je daarmee God welgevallig bent. Jezus zei dat de weduwe die slechts haar penningske kon geven, meer gegeven had dan de anderen, omdat zij alles gaf wat zij bezat (lees maar na in Marcus 12:41-44). God let niet op wat zo uiterlijk allemaal opvalt; Hij kijkt de mens recht in zijn hart.

Loop zó dat je wint – dien anderen, werk, bid, rust, getuig van de Heer, aanbid — doe alles met heel je hart voor God, van ganser harte! Gebruik de mogelijkheden, je gaven en de bronnen die Hij je gegeven heeft. Wie de wedloop met een gedeeld hart begint, zal verliezen, onverschillig op welke plaats hij eindigt. Misschien wacht je erop dat God je gebruiken kan? Misschien wacht je op Hem, totdat Hij bezit van je neemt en je deelgenoot maakt van al de heerlijke plannen die Hij met je leven, het leven van een dienaar van de Koning, heeft? Ik denk eerder dat God dan wacht op jou tot je Hem de rest van je hart geeft — dat deel dat je tot dusver voor jezelf hebt gehouden. Het is van tweeën één: of Hij is voor jou Heer over alles, of Hij is het totaal niet. Ik bid dat je niet meemaakt wat koning Asa van Juda overkwam. De profeet Chanani kwam bij hem met de boodschap dat hij voortaan oorlog zou hebben omdat hij meer op zijn bondgenootschap met de koning van Aram vertrouwde dan op God, zoals hij eerder wel had gedaan in de oorlog tegen de Nubiërs en Libiërs. Als de koning ook nu van ganser hart op God had vertrouwd dan zou dit woord uit 2 Kronieken 16: 9 in zijn leven tastbaar vervuld worden: De HEER laat immers voortdurend zijn ogen over de aarde rondgaan en biedt iedereen hulp die hem met heel zijn hart is toegedaan. Je mag er zeker van zijn dat God doet wat Hij zegt en dat deze boodschap ook voor jou geldt. Hij geldt voor ons allemaal. Bid en denk erover na: hoe staat het ervoor in jouw relatie met God?
Geef je opnieuw aan Jezus over als je merkt dat ‘van ganser harte’ er niet meer is. Geef God weer de ruimte in je leven. Dus heb God lief boven alles en je naaste als jezelf, gehoorzaam, dien, leef, zing, jubel, juich en wees vrolijk: met heel je hart, van ganser harte!



Ik wil erbij zijn

 

Matth. 13:10-23: Jezus’ leerlingen kwamen Hem vragen:

Waarom vertelt U hun alles in de vorm van verhalen?” Hij antwoordde: “Omdat het de bedoeling is dat júllie de geheimen van het Koninkrijk van God zullen begrijpen, maar zíj niet. Want aan mensen die hebben, zal gegeven worden, en ze zullen heel veel hebben. Maar van mensen die niets hebben, zal afgenomen worden wat ze hebben. Daarom vertel Ik hun alles in de vorm van verhalen. Want ze kijken wel, maar zien niets. En ze luisteren wel, maar horen niets en begrijpen er niets van. Met hen gebeurt wat de profeet Jesaja vroeger al heeft gezegd: ‘Jullie oren zullen het wel horen, maar jullie zullen het helemaal niet begrijpen. En jullie ogen kijken wel, maar wat jullie zien zal niet tot jullie doordringen. Want het hart van dit volk is koppig en ongehoorzaam. Want ze luisteren niet met hun oren. En ze houden hun ogen dicht. Want ze willen niet zien en ze willen niet horen. Ze willen niet begrijpen. Zo zullen ze Mij niet geloven. Daardoor kan Ik hen niet genezen.’ Maar het is heerlijk voor jullie dat jullie ogen werkelijk zien en dat jullie oren werkelijk horen. Luister goed! Ik zeg jullie dat veel profeten en mensen die leefden zoals God het wil, zouden hebben willen zien wat jullie zien. Maar ze hebben het niet gezien. En ze zouden hebben willen horen wat jullie horen. Maar ze hebben het niet gehoord.” [ Jezus zei: ] “Luister nu. Ik zal jullie uitleggen wat het verhaal van de zaaier betekent. Als je het goede nieuws van het Koninkrijk van God hoort, maar het niet begrijpt, komt de duivel en steelt wat er in je hart was gezaaid. Dat is het zaad dat langs de weg viel. Er zijn ook mensen die het woord [ van God ] horen en het onmiddellijk blij geloven. Dat is het zaad dat op rotsgrond viel. Want het geloof van die mensen heeft geen wortels: hun geloof zit niet diep. Ze geloven wel een tijdje, maar als er problemen en moeilijkheden komen omdat ze het woord geloven, verliezen ze hun geloof. Er zijn ook mensen die het woord horen, maar hun geloof wordt verstikt door de zorgen van de wereld en het verlangen naar geld. Er groeit geen vrucht aan hen. Zij zijn het zaad dat in de distels is gezaaid. Het zaad dat in goede aarde is gevallen, zijn de mensen die het woord horen en begrijpen en aan wie ook vrucht groeit. Bij sommigen 100 keer zo veel, bij sommigen 60 keer zo veel en bij sommigen 30 keer zo veel [ als dat er gezaaid was ].” MATTEÜS 13:10-23 BB

Vandaag willen we aan de hand van deze gelijkenis en uitspraken van Jezus bekijken of we de geheimen van het Koninkrijk van God ook werkelijk begrijpen. Is onze relatie met Jezus ok? Misschien zeg je: “Ik dien God; volg Hem met een warm hart, zet mij dienstbaar in en geef mijn tiende van mijn inkomen; ik bid lees mijn bijbel en verkondig de blijde boodschap, spreek met anderen over Jezus”.

Als we de gelijkenis lezen van het zaad blijkt dat deze dingen alleen ook wel eens vergeefse moeite kunnen zijn. Vs. 22 Er zijn ook mensen die het woord horen, maar hun geloof wordt verstikt door de zorgen van de wereld en het verlangen naar geld. Of eerder vs 21: Want het geloof van die mensen heeft geen wortels: hun geloof zit niet diep. Ze geloven wel een tijdje, maar als er problemen en moeilijkheden komen omdat ze het woord geloven, verliezen ze hun geloof.

Hoe innig is ons leven verbonden met God? Hoe sterk verlangen we eens bij de Heer te zijn? Zijn we bang voor de toekomst of verwachten we die met blijdschap? Overwinnen we alle moeiten en zorgen, moeilijkheden als echte volgelingen van Jezus of worden we moedeloos en gaan we zelfs misschien zo ver dat we God de schuld van onze ziekte en problemen geven? Leven met Jezus is echter dat we deze dingen leren overwinnen. Tenminste als we ons leven volledig in Gods handen leggen. Hij zorgt voor ons, Hij geeft geen bovenmenselijke verzoeking, bij alles wil God ons de uitkomst geven. Dat betekent dus dat ziekte, beproeving, moeite en zorgen deel uitmaken van ons leven. God zorgt dan af en toe of misschien zelfs vaker voor wonderen van bijvoorbeeld genezing, verlossing en altijd voor een uitkomst die ons dichter bij Hem brengt of anders gezegd: een uitkomst waardoor we meer en meer op Jezus gaan lijken. Wat is daar voor nodig? Vijf dingen.

  1. Gehoorzamen en oefenen in de godsvrucht

Als eerste heeft Jezus ons opgeroepen om door de smalle poort Zijn Koninkrijk in te gaan en daarna gehoorzaam de smalle, moeilijke weg van het leven met Hem te bewandelen. Zo lezen we in Mattheüs 7. Daarbij geeft de bijbel ons de volgende belofte: Fil. 2:13: “God zal ervoor zorgen dat jullie willen doen wat zijn plan voor jullie is. En dat niet alleen. Hij zal er óók voor zorgen dat jullie dat ook kúnnen.” Maar dan moet het leven met Hem wel dagelijkse praktijk zijn, als we dankbaar zijn voor het leven met Jezus en we veelvoudig vrucht dragen. Daarvoor moeten we de smalle weg blijven bewandelen. Alleen zo krijgen we ook de zekerheid dat we straks erbij zullen zijn om in de hemelse gewesten binnen te gaan. De smalle weg is een moeilijke weg, we moeten oefenen en volhouden om daar op te blijven. Je zult dan merken dat dan ook het leven hier op aarde ondanks alles wat kan tegenstaan, ondanks alle crises, best een heerlijk leven is.

Als er aanvallen van satan komen, is het  belangrijk te letten op wat Gods Geest ons tijdens die situaties duidelijk maakt en dat doen of laten. Met andere woorden blijf gehoorzamen. God gebruikt onze gaven en dat wat we kunnen, en Hij geeft ons er een grote portie genade, wijsheid en raad bij. Is dat niet geweldig? Dank Hem daarvoor! Ja, inderdaad, ook voor de moeilijkheden die op je af komen. Dan zal Gods licht in ons gaan weerspiegelingen. Het zal laten zien dat we waardevol zijn in Gods ogen.

Behoren we tot de weinigen die de toegang tot de smalle poort hebben gevonden? Vertrouwen we erop dat we alle zorgen bij Jezus kunnen brengen en dat Hij dan helpt die te dragen?

Paulus geeft daarbij in Romeinen 4 aan dat het voorbeeld van Abraham ook voor ons geldt: 4:20 “Hij is niet, door ongeloof, gaan twijfelen aan wat God hem had beloofd. Nee, zijn geloof werd juist steeds sterker. En hij prees God voor zijn belofte.” In hoofdstuk 5 geeft Paulus dan aan dat het vrede in ons bewerkt.
Rom. 5:1-5 “En nu we door ons geloof zijn vrijgesproken van schuld, hebben we vrede met God. Die vrede hebben we te danken aan onze Heer Jezus Christus. Door wat Hij heeft gedaan, kunnen we door ons geloof nu ook genieten van Gods liefdevolle goedheid voor ons. En door Hem kunnen we ook altijd blij zijn. Want we weten dat we straks in zijn heerlijke aanwezigheid mogen leven. Maar dat is niet het enige. We zijn ook blij als we het moeilijk hebben. Want door moeilijkheden leren we om vol te houden. En doordat we leren volhouden, wordt onze geest sterk. En doordat onze geest sterk wordt, leren we om steeds meer op God te vertrouwen. En als we op God vertrouwen, zal Hij ons nooit teleurstellen. Want God heeft zijn liefde in ons hart uitgestort door ons zijn Heilige Geest te geven.” Door gehoorzaam te zijn aan Gods woord gaan we steeds meer familietrekjes van Jezus overnemen. Dat brengt me dan op het tweede wat nodig is om straks erbij te zijn om in te kunnen gaan in de eeuwigheid:

  1. Liefhebben

Natuurlijk kennen we allemaal het grote gebod: “U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand…. En … U zult uw naaste liefhebben als uzelf.” Mattheüs 22:37-39 HSV. Hoe is de uitwerking ervan in onze dagelijkse praktijk? De bekende Leger des Heils majoor Ligthart zei eens: “De macht om te helpen volgt altijd als men begint met liefhebben.“ Liefhebben is een voorwaarde om straks erbij te zijn. Liefhebben resulteert in er zijn voor anderen. Als je erbij wil zijn, dan houdt dat in dat je wil dat ook je naaste erbij zal zijn. Dus ga je helpen en dienen om ervoor te zorgen dat iemand daardoor de weg naar de smalle poort vindt.

  1. Verantwoordelijkheid nemen

Als we erbij willen zijn dan moeten we er aan denken dat: “Want op een dag zal Christus over ons allemaal rechtspreken. Hij zal precies weten hoe we zijn. Dan zal iedereen krijgen wat hij heeft verdiend met de goede of slechte dingen die hij tijdens zijn leven op aarde heeft gedaan.” 2 Kor. 5:10 BB We moeten dus onze verantwoordelijkheid nemen om niet maar in de grote stroom van de samenleving of zelfs de gemeente mee te gaan. Zelf nadenken en je bijbel bestuderen is belangrijk. Wat doe ik? En hoe kan ik het beter doen voor God? Hoe kan ik effectiever voor de Heer leven? We krijgen wat we verdienen, straks bij het grote oordeel. Daarom moeten we steeds ons eigen leven in Gods licht stellen. Hoe ziet mijn leven met Jezus er in werkelijkheid uit? We zijn zelf verantwoordelijk voor onze keuzes in het volgen van Jezus. Maar we krijgen hulp. Dit is wat God ons belooft:
Maar als je in de verleiding komt om iets verkeerds te doen, bedenk dan dit. Geen één verleiding is zó groot, dat je er niet tegenop zou kunnen. Want God laat je nooit in de steek. Hij zal niet toestaan dat je het zó moeilijk krijgt, dat je het niet meer aankan. Want Hij zal, als er verleidingen komen, ook voor de oplossing zorgen. Daardoor zul je sterk genoeg zijn om de juiste beslissingen te nemen.” 1 Kor. 10:13

Ben je er straks bij als Jezus weerkomt? Paulus zegt het zo in
2 Kor. 5: 7b-9a: “We leven met Hem vanuit geloof, niet vanuit wat we zien. Maar we zijn vol goede moed. En we kijken ernaar uit om ons lichaam te verlaten en bij de Heer te gaan wonen. Daarom doen we altijd ons uiterste best, zodat Hij tevreden over ons zal zijn.” Hebben wij ook dat verlangen?

  1. Ons verlangen

Dat is het vierde wat nodig is om straks erbij te kunnen zijn. We kijken ernaar uit, zegt Paulus, een andere vertaling zegt: daarom zijn we zeer begerig… Als je iets graag wil hebben dan doe je er alles voor; heb je er alles voor over om het te krijgen. Elke ambitie die anders is dan het verlangen om dienstbaar te zijn voor God en anderen, maakt ons in feite nutteloos voor God. Nogmaals Paulus in 1 Kor. 9. Hij vergelijkt daar het geloof met een sportwedstrijd. Er kan maar één winnen en daar moet hard voor getraind worden. Hij zegt (vers 27): “En een sporter traint zijn lichaam en is er streng voor. Anders wordt hij afgekeurd voor de wedstrijd. Net als een sporter ben ook ik streng voor mezelf. Want anders word ik zelf ongeschikt voor de wedstrijd waar ik andere mensen voor opgeroepen heb!” Is dat ook jouw verlangen? Wil je erbij zijn straks als Jezus je een woning toewijst in het hemels Koninkrijk? Train, ren en zet alles op alles om die prijs te winnen!  Zet het dienen en volgen van Jezus boven alles van je aardse leven. De hemelkroon is meer waard dan geld verdienen, welvaart en eer in dit menselijke leven. Paulus is als een musicus, die niet let op het applaus van het publiek, maar alleen oog heeft voor de goedkeurende blik van zijn leermeester.

  1. Vertrouwen en geloven

Meerdere malen in je leven loop je tegen een enorme muur aan. Soms heb je die ongemerkt zelf opgebouwd door bijvoorbeeld een kritische houding ten opzichte van anderen of het leven in de gemeente, soms zetten anderen die muren op je weg. Het kan zijn dat bepaalde dingen anders lopen dan je het had voorgesteld. Of dingen veranderen op een manier waar jij een andere kijk op hebt. Toch dan is het nodig je vertrouwen op God te bewaren en te geloven dat Hij regeert en de leiding heeft over alles in ons leven. Waarom? Om straks erbij te zijn! “Als je overwint, zul je witte kleren krijgen. En Ik zal je naam niet weghalen uit het Boek van het Leven. Maar Ik zal tegen mijn Vader en zijn engelen zeggen dat je bij Mij hoort”, zegt Jezus in Openbaring 3:5.

In dit opzicht hebben we David als voorbeeld. Hij is tot koning gezalfd, hij heeft zelfs Goliath overwonnen, was met de dochter van koning Saul getrouwd en toch zat Saul hem achterna om hem te doden. David bidt echter tot God om redding en hij gelooft dat God die ook gaat geven. Lees maar in Psalm 54:6 “Maar U zal me helpen. U maakt mij sterk.” Vertrouwen op God geeft de nodige rust in je leven en de zekerheid: ik hoor erbij! God zorgt voor mij. David werd gered in zijn nood. David dankte God er vooraf al voor, Lees maar na in Psalm 54 [vs 8b,9a: “Ik zal U prijzen omdat U zo goed voor me bent. Want U heeft me gered uit alle moeilijkheden.”].
De bijbel roept ons op:  “Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God;  en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.” Filippenzen 4:6-7 HSV

Tot slot

Mij lijkt het heel belangrijk met al deze vijf elementen voor het geestelijk leven vast te houden aan  de omgang met God.
Niet voor niets waarschuwt Jezus in Mattheüs 7:21: “Niet iedereen die tegen Mij zegt: ‘Heer, Heer,’ zal het Koninkrijk van God binnengaan. Alleen de mensen die mijn hemelse Vader willen gehoorzamen, mogen binnen komen.”

Dus: 1. gehoorzaam en oefen in de godsvrucht, 2. heb lief, 3. neem de verantwoordelijkheid  voor je eigen leven, 4. verlang intens om alles te doen wat God van je vraagt en 5. vertrouw op God en geloof in alle omstandigheden dat hij voor jou en voor Zijn gemeente zorgt. Hoe je dit verder allemaal in de praktijk hoort te brengen, legt Paulus uit in Romeinen 12 tot en met 15 vers 6. Lees dat deze week maar eens na. Heel wat voorschriften voor het leven van alle dag,  maar God helpt je daarbij omdat Hij je leidt door de Heilige Geest . Rom. 15:13: “God geeft mensen nieuwe hoop en verwachting. En ik bid dat Hij jullie zal vullen met pure blijdschap en vrede door jullie geloof. Dan zullen jullie door de kracht van de Heilige Geest steeds sterker worden, zodat jullie kunnen volhouden.”

Voor iedereen die door de smalle poort het leven met Jezus is binnengegaan geeft de bijbel in Psalm 9 de volgende belofte: “Voor mensen in nood is de Heer een veilige burcht. Bij Hem zijn ze veilig in moeilijke tijden. De mensen die U kennen, vertrouwen daarom op U. Want mensen die van U houden, worden nooit door U in de steek gelaten. Zing dankliederen voor de Heer die op de berg Sion woont! Vertel aan de volken wat Hij heeft gedaan!” Psalm 9:10-12 BB

Ik wil erbij zijn als Jezus komt. Jij ook?



Verlost of gevangen

 

Deels naar Handelingen 5:12-25 (samengevat: komt nog terug):
1. Er gebeuren wonderen door apostelen
2. De apostelen belanden in de gevangenis – maar een engel bevrijdt hen.

Wie is dit?
De barmhartige Samaritaan. Je kent die geschiedenis waarschijnlijk wel. Een gewonde man ligt langs de weg. Er komen drie mensen voorbij en alleen de derde helpt hem, ja, zelfs meer dan dat!

Lukas 10: 29 29  Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ 30  Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. 31  Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen.
32  Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. 33  Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. 34  Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde.
35  De volgende morgen gaf hij twee denari aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.”

Heb je je ook al een afgevraagd: Wie van de drie ben ik?

Als je je inderdaad elke dag afvraagt, wat Jezus in jou situatie van dat moment zou doen, dan worden we geloofwaardig, maar alleen als je dan ook doet, wat Jezus zou doen…. Maar dat kan alleen als de basis goed is. Levend getuigen bewerkt redding.

Rom. 10: 9-10 9 Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; 10 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. (NBG)

Math. 10:32 zegt Jezus: Iedereen die mij zal erkennen bij de mensen, zal ook ik erkennen bij mijn Vader in de hemel.

Bij een Billy Graham campagne kwam een zakenman kwam naar voren en heeft Christus aangenomen. Ging meteen daarna zoals het hoort naar een gemeente. Hij ontmoet er een oudste die al meer dan twintig jaar klant bij hem is. De zakenman vraagt hem: ‘Bent u al die jaren al christen?’ ‘Ja’. ‘Hm, ik herinner me niet dat u in al die jaren ooit met mij over Christus hebt gesproken. Ik had altijd een zeer hoge dunk van u. Zo hoog zelfs dat ik dacht dat als iemand zo hoogstaand kan zijn als u zonder werkelijk christen te zijn, dan hoef ik dat ook niet te zijn.’ De stap om Jezus te belijden had deze oudste blijkbaar nog niet geleerd… Was hij verlost of gevangen?

Een doordenkertje van bekende NL auteur S. Carmiggelt:

Gevangenissen maken me altijd onrustig want het is zo’n toeval dat je er zelf niet in zit.

Als Jezus ons vraagt onszelf te verloochenen en dagelijks ons kruis op te nemen en Hem te volgen – wat wordt daarmee bedoeld? Als we verlost zijn door Christus, wie zijn we dan? Wedergeboren! Maar wat als je wat langer op de weg bent? :Wat ben je nu? Priester, Leviet of Samaritaan?  Kunnen we stappen zetten om gehoorzaam in de voetsporen van Jezus te treden? Vragen we niet alleen
‘Wat zou Jezus doen?’ maar doen we ook wat Jezus zou doen? En hoe vinden we het antwoord op die vraag? Bepalen we dat met ons gevoel, of op basis van feiten die ons in de bijbel geleerd worden? Het gevoel heeft al menigeen de verkeerde richting uitgestuurd. Voor het gevoel van de priester en leviet moesten ze doorlopen…

Jezus geeft ons in de Bergrede heel wat leefregels mee. Aan het eind geeft hij een gelijkenis die er niet voor niets staat:
Math. 7: 24 Wie deze woorden van mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots. 25 Toen het begon te regenen en de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en het huis van alle kanten belaagd werd, stortte het niet in, want het was gefundeerd op een rots.

 

 

vervolg: 26 En wie deze woorden van mij hoort en er niet naar handelt, kan vergeleken worden met een onnadenkend man, die zijn huis bouwde op zand. 27  Toen het begon te regenen en de berg­stro­­men zwollen, en er stormen opstaken en er van alle kanten op het huis werd ingebeukt, stortte het in, en er bleef alleen een ruïne over.’

Wie was wijs en wie was dwaas? De priester en Leviet hadden best veel kennis van Gods woord. De Samaritaan bracht het in praktijk. De omstandigheden voor de rijke en arme man waren dezelfde. De man met het ingestorte huis kon niet zeggen: “Maar u weet hoe moeilijk het is waar ik vandaan kom” of “U hebt er geen idee van wat ik in mijn werkkring allemaal te doorstaan heb” of “U hebt er geen voorstelling van wat voor een gezinsleven ik thuis heb gehad”. Jezus geeft deze gelijkenis, omdat  Hij wil dat we eindelijk begrijpen dat we zijn woord in daden moeten omzetten.
Johannes 14:21 Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft mij lief. Wie mij liefheeft zal de liefde van mijn Vader en mij ontvangen, en ik zal mij aan hem bekendmaken.’
Als we niet kunnen gehoorzamen of liefhebben zoals Jezus ons heeft voorgedaan: zijn we dan niet nog gevangen? Zijn we werkelijk verlost?

Een oudere timmerman was aan zijn pensioen toe. Hij vertelde zijn werkgever dat hij van plan was de huizenbouw vaarwel te zeggen om met zijn vrouw een wat rustiger leven te gaan leiden en van zijn familie te genieten. Hij zou het geld wel missen, maar hij moest er echt mee stoppen. Ze zouden het wel redden.

De aannemer zag zijn goede werker met lede ogen vertrekken en vroeg of hij niet nog één huis wilde bouwen, als een persoonlijke gunst. De timmerman stemde toe, maar op den duur zag je duidelijk dat hij het werk niet meer met zijn hart deed. Hij begon slordig te werken en gebruikte inferieure materialen. Het was een betreurenswaardige manier om zijn loopbaan te beëindigen.

Toen de timmerman het huis opleverde en zijn opdrachtgever de boel kwam inspecteren, overhandigde de aannemer hem de sleutel van de voordeur. ‘Dit is jouw huis’, zei hij. ‘Het is mijn geschenk aan jou.’  Wat een schok! Wat zonde! Had hij maar geweten dat hij zijn eigen huis aan het bouwen was, dan had hij alles heel anders aangepakt. Nu moest hij wonen in het huis waarop hij niet zo erg zijn best had gedaan.

Zo is het ook vaak met ons. We bouwen ongeconcentreerd aan ons leven, nemen een afwachtende houding aan en zijn al snel tevreden. Op belangrijke punten die onze volledige inzet vergen, laten we het afweten. Dan kijken we met een schok naar de situatie die we gecreëerd hebben en we beseffen dat we nu in het huis wonen dat we zelf hebben gebouwd. Als we dat geweten hadden, hadden we het anders aangepakt.

Je moet jezelf zien als de timmerman. Sta eens stil bij je huis, het huis van je leven. Elke dag sla je er een spijker in, breng je een plank aan of trek je een muur op. Bouw verstandig. Het is het enige leven dat je ooit zult bouwen. Al zou je nog maar één dag leven, dan is die dag het waard om bewust en waardig geleefd te worden. Hoe je leven morgen zijn zal, hangt af van je instelling en de keuzes die je vandaag maakt.

Jezus wil dat we vrij zijn. Dat worden we als we de weg openen door gehoorzaamheid, zodat Hij ons kan zegenen. Twee bijbelteksten:
Spreuken 3:9 NBG Vereer de Here met uw rijkdom en met de eerstelingen van al uw inkomsten, 10 Dan zullen uw schuren met overvloed gevuld worden en uw perskuipen van most overstromen.

Math.5: 23 Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster je iets verwijt, 24  laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen.. …
Heel wat regels…
45 alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. … 48 NBG: Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.

Nu over Handelingen 5. Vraag: Wie zijn de apostelen in de gevangenis? Na Pinksteren: De apostelen deden het werk dat Jezus hen had opgedragen. Zieken werden genezen, boze geesten uitgedreven. De mensen hadden ontzag voor de gelovigen. Iedereen in Jeruzalem had de mond vol van de vele wonderen die er gebeurden. Velen durfden niet zo dicht bij de apostelen te komen en met hen mee te bidden. Ze voelden dat er een verschil was tussen hen en de gelovigen. Velen kwamen tot geloof. Er ging een geweldige kracht uit van de discipelen. Vooral van Petrus. De schaduw van Petrus was al genoeg om mensen gezond te maken.

De hogepriester en de Sadduceeën waren stinkend jaloers. Ze hadden de apostelen al eens gewaarschuwd. Maar de apostelen konden het niet laten om over Jezus te praten. Waar het hart vol van is loopt de mond van over. Het gebeurde onder hun ogen in hun tempel! Je kwam bijna niemand tegen die niet op de een of andere manier sprak over de grote wonderen die de apostelen in de naam van Jezus deden.

Dus proberen ze uit jaloersheid korte metten te maken met de apostelen. Ze arresteren ze en gooien ze in de gevangenis. Wachtposten voor de deur. Maar ’s nachts komt een engel en opent de gevangenisdeuren, zonder dat de bewakers het merken. Wat zegt die engel: “Vlucht weg, verstop je goed  zodat ze je niet opnieuw kunnen vangen”? Nee: “Ga weer naar de tempel en predik het evangelie (al deze woorden des levens)”.

Alles wordt klaargemaakt voor de rechtszitting. Iedereen zat klaar, de gevangenen konden worden opgehaald. Grote schrik: Toen ze de gevangenis openmaakten was die leeg. De dienaren vertelden het met angst voor hun leven aan de hogepriester. Alles leek in orde: de gevangenisdeuren waren netjes gesloten, de bewakers stonden op hun post, maar de gevangenen waren gevlogen. Al bijna komt er hevige discussie: ‘Hoe kan dat nou. Je hebt zeker niet goed gekeken, de wachters hebben liggen slapen en de andere gelovigen hebben hen bevrijd…’. Maar voor die losbarst, komt iemand vertellen dat de apostelen in de tempel vertellen over Jezus en Zijn Koninkrijk.

Nu het antwoord op de vraag: Er staat niet beschreven wie er gevangen genomen waren, misschien  Petrus en Johannes en/of nog anderen, misschien wel alle 12 de apostelen.

 

Wat leren we uit dit verhaal in combinatie met het eerder gezegde?

Als je verlost bent: dan is er een wonder aan je gebeurt en dan kun je je mond niet houden. Dan geef je Jezus alle eer. En dan gehoorzaam je Hem. Je doet dus meer dan alleen maar Gods woord horen en je afvragen wat Jezus zou doen. Je past het toe in de praktijk. Een discipel is iemand die in de eerste plaats vrijmoedig voor God uitkomt. Ten tweede het woord van God gehoorzaamt en ten derde vrucht draagt in het werk van Christus.

Joh.15:8 NBG: Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn.

De vrucht van verlosten is tweeledig: 1. Vruchten van de Geest: Zie Gal.5:22: liefde, blijdschap, vrede lankmoedigheid, vriende­lijkheid goedheid trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
2. Er is ook vrucht omdat je ‘zout’ bent. Vrucht door de inwerking van jouw leven met Jezus op anderen – vrucht door dienstbaar te zijn voor anderen:

Joh: 15:16 Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven.

Ook hier zegt Jezus het weer: je inspanning is niet tevergeefs. Als verloste zul je ondanks dat wat je trotseert enorme zegen ervaren. Je moet je echter consequent aan Hem vasthouden en doen wat hij gedaan zou hebben. Werkelijk echte discipelen zijn mensen die vrijgemaakt zijn door het bloed van Christus en daarna leven en werken in de voetsporen van Jezus. De mensen zullen het merken:

Joh. 13:35: Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.’

Ik laat nu nog een paar dia’s zien om alles nog eens samen te vatten:

1. Andere interesses, onze vele bezigheden, zeker in onze westerse maatschappij – staan tussen God en ons in. Ze zijn op het ´Ik´ gericht en blokkeren de weg naar geluk

 

 

 

 

 

 

 

 

2. De uitnodiging van Christus wordt daardoor afgewezen … Gemeenschap met God kan alleen ontstaan door gehoorzaamheid en het op God en Jezus gericht zijn in plaats van op je eigen ik.

 

 

 

 

 

3. De uitnodiging gaat naar anderen als ik gevangene blijf in mijn eigen ik. Dan gaat de blijde boodschap aan mij voorbij!? Ben ik als een farizeeër misschien. Of heb ik herkend dat ik bij de randfiguren en buitenstaanders hoor bij wie de boodschap van redding het leven ingrijpend verandert, zodat ik niets anders kan dan God de eer geven door leven en getuigenis?

 

Een paar vrouwen kwamen bij elkaar om de Bijbel te bestuderen. Toen ze bij het derde hoofdstuk van Maleachi waren, lazen ze in het derde vers een opmerkelijke uitspraak: ‘Hij zal zitten, het. zilver smeltend en reinigend.’ Ze besloten dat een van hen een bezoek zou brengen aan een zilversmid om aan de anderen te vertellen wat hij over het onderwerp te zeggen had. Zo gezegd, zo gedaan. Zonder te zeggen wat de reden van haar bezoek was, vroeg de vrouw de zilversmid of hij haar wilde vertellen hoe zilver gereinigd werd.
Toen hij het uitgebreid beschreven had, vroeg ze: ‘Zit u tijdens het reinigingsproces?’ ‘Ja zeker, mevrouw’, antwoordde de zilversmid. ‘Ik moet bij de oven zitten en hem constant in de gaten houden, want als het zilver er maar iets te lang in zit, wordt het beschadigd. De vrouw werd meteen getroffen door de diepe inhoud en de troost die uitgaat van de uitspraak: ‘Hij zal zitten, het zilver smeltend en reinigend.’ God vindt het nodig zijn kinderen in de oven te doen, maar Hij houdt het reinigingsproces nauwlettend in de gaten, zijn wijsheid en liefde zijn gericht op ons welzijn .Onze beproevingen zijn geen kwestie van toeval. God zal niet toestaan dat wij boven vermogen beproefd worden. Voordat ze wegging, stelde de vrouw nog een laatste vraag: ‘Hoe weet u wanneer het proces voltooid is?’ ‘Heel simpel’, antwoordde de zilversmid. ‘Zodra ik mijzelf kan zien in het zilver, is het reinigingsproces voltooid.

4. God roept ons op tot vreugde: Jezus is de Weg de Waarheid en het Leven. Jezus nodigt mij uit om Hem te volgen, dagelijks het kruis op me te nemen. Als ik dat doe, als ik de uitnodiging aanneem, dan geeft God liefde, blijdschap en een vruchtbaar leven, een leven dat ook anderen uitnodigt de Weg, de Waarheid en het Leven te zoeken.

 

 

Zeg eens eerlijk: ben je een verloste of gevangene? Ga je in de voetsporen van Jezus, gebruik je je gaven en talenten om dienstbaar te zijn in Zijn Koninkrijk? Met andere woorden: Doe je – getoetst aan de Bijbel – wat Hij gedaan zou hebben?

Wordt even stil en richt je in persoonlijk gebed tot God. Denk hierover na en neem de uitnodiging van Jezus aan!

 

 

 


 


God met ons

In tijden van crises, zoals nu de wereldwijde pandemie, worden allerlei beweringen gedaan die proberen de onzekerheid van het leven te verklaren of te verbloemen. Het gaat soms zover dat de pandemie als een straf van God gezien wordt. Soms ook als een teken dat het einde van de tijd nabij is en Jezus weerkomt voor het laatste oordeel over de mensheid. Of dat zo is? Zou zo maar kunnen. Wie zal het zeggen. Prediker 6:12 (BasisBijbel) geeft al die wijsheid: «Want wie weet, wat goed voor de mens is in het leven gedurende de weinige dagen van zijn ijdel leven, die hij als schaduw doorbrengt? Wie toch zal de mens te kennen geven wat er na hem onder de zon geschieden zal?»
We kunnen alleen maar afwachten en trouw God dienen zodat we altijd bereid zijn om Hem te ontmoeten. Toch zien we door alle slechte dingen heen dat God met ons is. Jezus zegt dat God de zon laat schijnen en het laat regenen over goede en slechte mensen (in Mattheüs 5:45). Het is nog steeds de tijd van Gods genade voor de mensheid, met kansen voor iedereen. De psalmist zegt zelfs: «Zo lang de zon bestaat zal Zijn naam genoemd blijven worden. Door Hem zal het met iedereen goed gaan. Alle volken zullen Hem prijzen.» (Psalm 72:17 BB)

Jezus Christus, het vleesgeworden Woord van God, is vol van genade en waarheid. Al wat God doet, doet Hij door genade. Want-geen mens, geen schepsel, verdient iets. De schepping is genade, de verlossing is genade. Alles wat God doet, is genade. Genade is dat je iets krijgt wat je eigenlijk niet verdient, een geschenk (van Grieks: charis). Genade is een geschenk dat God aan mensen geeft.

Heb je er al eens over nagedacht wat jij door Gods genade en barmhartigheid al hebt ontvangen? Ook als je nog geen nieuwe schepping in de Heer bent, met ander woorden je leven nog niet hebt overgegeven aan Jezus en op eigen wegen wandelt, heb je toch veel uit de zee van Gods rijkdom ontvangen. Je hebt je leven, dat door je aderen gepompt wordt ontvangen. Je hebt je heldere verstand ontvangen, beschermd door je schedel. Je hebt een geheugen ontvangen dat de herinneringen vasthoudt en met liefde aaneenrijgt, precies zoals een juwelier kostbare parels met liefde tot een ketting samenvoegt.

Alles wat je hebt, komt voort uit de genade van God. God heeft ervoor gezorgd dat we door Jezus Christus een open kanaal hebben om alles wat heiligen en zondaren nodig hebben van Hem te ontvangen. Voor wie gelooft beweer ik dat als wij voor de mensen trouw en bewust uitdragen dat Christus Heer en Heiland is, dat dan mensen in onze hele leefomgeving meeprofiteren van de verdiensten van Zijn genade. Het enige wat wij kunnen is hen slechts met één facet van Jezus Christus bekend maken: Jezus in Zijn hoedanigheid als Verlosser. Als wij tegen iemand zeggen: «Geloof in de Here Jezus Christus», zeggen wij kort en bondig: «Geloof in de Ene, Die je onderhoudt en je draagt en je het leven gegeven heeft. Geloof in die Ene, Die je barmhartigheid bewijst, je spaart en bij je is. Geloof in die Ene, uit Wie je bent voortgekomen!» Wanneer wij een ongelovige Jezus beschrijven als het eeuwige Woord dat vlees geworden is om onder ons te wonen als Heer en Heiland, stellen wij hem in dit Woord tegelijkertijd de Schepper, Onderhouder en Weldoener voor.

Het is dezelfde Here Jezus van Wie Johannes uitdrukkelijk zegt: «De genade en waarheid zijn door Jezus Christus gekomen» (Johannes 1:17 NBG51).

Wet en genade

Wij zijn het er allen over eens dat de Wet van Mozes komt. Ik wil hier niet het Oude met het Nieuwe Testament vergelijken. De theorie dat het Oude Testament een boek van de wet en Het Nieuwe Testament het boek van de genade is, vindt geen steun in de Heilige Schrift. Het Oude Testament bevat minstens zoveel bewijzen van genade, barmhartigheid en liefde als het Nieuwe. In het Nieuwe Testament staat meer over de hel, meer over het gericht en meer over de toorn van God, die de zondige mensheid met vuur straft, dan in het Oude.

Wilt u taal horen die fel en scherp is, die striemt en het vuur van de hel doet oplaaien, blader dan niet in de oude profeten, maar luister naar Jezus Christus! Je kunt niet anders beweren dan dat de God van het Oude Testament ook de God van het Nieuwe Testament is. De Vader in het Oude is ook de Vader in het Nieuwe Testament. Op gelijke wijze is ook de Christus Die vlees geworden is en onder ons heeft gewoond, dezelfde Christus Die door de bladzijden van het Oude Testament wandelt.

Was het de Wet, die David zijn zware zonden vergaf? Nee, het was de genade die al in het Oude Testament gewerkt heeft. Was het genade, die zei: «Babylon … is gevallen, gevallen»? Nee, het was de Wet in het Nieuwe Testament. Van een verschil tussen Oud en Nieuw Testament zoals menigeen aanneemt, waarbij God het Oude tegen het Nieuwe Testament zou uitspelen, is geen sprake. Het enige verschil bestaat in wat Mozes doen kon, en daar tegenover, wat Jezus Christus doen kan. De Wet kwam door Mozes — dat was alles wat Mozes kon doorgeven en doen. Mozes was niet het kanaal waardoor God Zijn genade aan ons gaf. God koos Zijn eniggeboren Zoon als kanaal van Zijn genade en als brenger der waarheid. Zoals Johannes de Doper daarvan al getuigde dat door Jezus Christus de genade en waarheid gekomen is. Mozes kon slechts rechtschapenheid (= het hebben van sterke morele principes, eerlijkheid, fatsoen etc.) bevelen. Jezus Christus máákt rechtvaardig (zorgt ervoor dat je in overeenstemming met Gods ethische normen gaat leven). Mozes kon slechts de zonde verbieden. Jezus Christus is gekomen om ons van de zonde te redden. De genade kwam door Jezus Christus al lang voor de tijd dat Maria in een stal in Bethlehem haar weeën kreeg.

Het was de genade van God in Christus die, nog onbekend, het menselijk geslacht van de totale vernietiging redde, toen onze stamouders in het paradijs zondigden. Het was de genade van God in Jezus Christus die acht mensen redde toen de zondvloed de aarde bedekte. Het was de genade van God in Jezus Christus die Abraham vergeving schonk toen deze loog en die zo ook David vergaf toen hij overspel pleegde, zondigde. God vergaf Israël steeds weer. Het was de genade van God in Christus, al vóór Zijn menswording, die God deed zeggen: «De hele dag strekte Ik Mijn armen uit naar een ongehoorzaam volk» (Jesaja 65:2 BB).

De heerlijkheid van Christus

De apostel Johannes maakt zich tot woordvoerder voor ons allen, ook wanneer hij over de eeuwige Zoon spreekt en ons in herinnering brengt: «en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien» (Johannes 1:14 HSV). Wat bedoelde Johannes daarmee? Bedoelde hij Jezus´ werken? Jezus heeft niet alleen gewerkt, Hij heeft ook wonderen verricht. Heel de natuur moest Hem gehoorzaam zijn en zich aan Zijn gezag onderwerpen. Waar onze Heer met zieken geconfronteerd werd, genas Hij hen. Ontmoette Hij bezetenen, dan beval Hij de demonen uit te varen. Toen de Heer op het schommelende dek van het bootje op het meer stond, dat door opgezweepte golven heen en weer werd geslingerd, gebood Hij de wind te bedaren en de storm ging liggen. Alles wat onze Heer deed, was zinvol in de uitoefening van Zijn eeuwige heerlijkheid. Kijk ook maar eens hoe teder en vol erbarmen de Here Jezus de zoon van de weduwe op de weg naar de begraafplaats weer levend maakte en hem aan zijn moeder teruggaf. Denk aan de heerlijkheid die er was in Zijn tederheid, toen Hij het dochtertje van Jaïrus opwekte en haar overgaf aan de liefdevolle zorg van haar vader. De werken van onze Heer waren steeds dramatisch. Zij waren steeds verbazingwekkend.

En toch vraag ik me af of Johannes deze dingen bedoelde toen hij zei: «Wij hebben Zijn heerlijkheid gezien». Ik geloof van niet. Ik denk dat Johannes een veel grotere heerlijkheid op het oog had.

Jezus is heerlijk

Wij zullen nooit weten hoeveel wonderbare werken van barmhartigheid en genezing Jezus in Zijn aardse leven heeft gedaan (zie: Joh. 21:25). Onze opdracht is onze aandacht te richten op de heerlijkheid die ver uitgaat boven Zijn wonderen. Wat een mens ís, is voor God altijd belangrijker dan wat een mens doet. Als een mens in staat zou zijn bomen en bergen en meren te scheppen, dan zou hij voor God niet waardevol zijn als hij niet tegelijk door en door goed was. Als een mens door en door goed is, maar hem niet lukt om een groot werk tot stand te brengen, is hij toch voor God een kostbare parel in Zijn hand. God ziet het wezen van een mens aan.

Bij Jezus was Zijn hele persoonlijkheid heerlijk. Niet slechts wat Hij deed, maar wie Hij was. Wat Hij deed was van de tweede orde. Wat Hij was, was van de allerhoogste betekenis. De heerlijkheid van Jezus Christus is zonneklaar. Zij bestond daarin dat Hij de volmaakte liefde in een wereld zonder liefde was; dat Hij de volmaakte reinheid in een onreine wereld was; dat Hij de volmaakte zachtmoedigheid was in een harde, door ruzies en oorlog verscheurde wereld.

Zijn heerlijkheid kende geen grenzen. Hij was de absolute nederigheid in een wereld waarin ieder mens alleen zijn eigen belang najaagt. Hij was de oneindige barmhartigheid in een brute, hardvochtige wereld. Hij was de volkomen onbaatzuchtige goedheid in een wereld vol egoïsme. Johannes zegt: «Wij hebben Zijn heerlijkheid gezien». Daarmee bedoelde hij ook de onveranderlijke trouw van Jezus, het geduldige lijden, de oneindige liefde en de genade en waarheid die in het eeuwige Woord waren.

Als we naar de huidige christelijke feestdagen kijken, dan zien we dat heel wat handelaren daar grof geld aan verdienen. Veel mensen in onze arme, blinde wereld weten nog nauwelijks de echte betekenis van Kerst, Pasen, en Pinksteren. Vertellen we hen nog het complete verhaal van de redenen en achtergronden van de komst van Christus op deze aarde en van Zijn genezing van de zieken of Zijn opwekking van doden?

Vele liederen en beschouwingen spreken van het verbazingwekkende feit dat Jezus God was Die Zich onder de mensen bewoog; dat Hij een mens was die als God handelde, hoewel Hij door zondige mensen omringd was. Dat is de heerlijkheid en het verbazingwekkende van alles. De heerlijkheid van Jezus Christus straalt als de zon. Wat Hij deed was machtig. Wat Hij sprak en leerde, was verbazingwekkend. Maar wat Hij was — het eeuwige Woord, dat vlees geworden is — was de kroon op alles wat Hij deed en sprak.

Wij profiteren ervan

«Uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen», zegt Johannes (Johannes 1:16 NBG). Deze verklaring betekent niet dat iemand van ons de gehele volheid ontvangen heeft. Het betekent dat Jezus Christus, de eeuwige Zoon, de enige Middelaar is door Wie God Zijn schepping weldoet. Als u aan een hert dat naar de oever van een meer afdaalt om zijn dorst te lessen, zou kunnen vragen of het de volheid van het meer heeft ontvangen, zou het moeten antwoorden: «Ja en nee». Het zou toegeven: «Ik ben gevuld uit het meer, maar ik heb de volheid van het meer niet in mij opgenomen. Ik heb slechts zoveel gedronken als ik kon bevatten». En precies zo heeft Hij ons — uit de volheid van God — genade voor genade gegeven, net zoveel als we nodig hebben. Alles alleen mogelijk gemaakt door Jezus Christus onze Heer. Als Hij spreekt, als Hij uitdeelt, als Hij draagt en vasthoudt, is dat doordat Hij alle dingen draagt door Zijn krachtig Woord (Hebreeën 1:3 HSV) en door Hem alle dingen hun bestaan hebben (Colossenzen 1:17). Het was voor God gemakkelijk geweest ons eenvoudig lief te hebben en het ons nooit te zeggen. God had — menselijk gesproken — barmhartig voor ons kunnen zijn zonder het te openbaren. Wij weten dat wij iemand heimelijk lief kunnen hebben zonder daar ooit met een ander over te spreken. Het is ook mogelijk goede bedoelingen te hebben zonder dat aan iemand te vertellen. De Schrift zegt: «Niemand heeft ooit God gezien. Maar Zijn enige Zoon, Die helemaal één met Hem is, heeft ons laten zien wie God is» (Johannes 1:18 BB). De eeuwige Zoon kwam om ons te zeggen wat door zwijgen nooit kon worden gezegd, ja wat ook Mozes ons niet kon zeggen. Hij kwam om ons te zeggen en te tonen dat God ons liefheeft en dat Hij voortdurend voor ons zorgt en ons met zorg omgeeft. Hij kwam om ons te zeggen dat God een genadevol plan heeft en dat tot uitvoering brengt.

Voor het plan ten volle is uitgevoerd, zal er een grote schare zijn die geen mens tellen kan, van geredden uit alle volken en stammen en landen en talen (Openbaring 7:9,10). Daarover heeft Jezus met ons gesproken. Juist daarom  heeft Hij ons over de liefde van God de Vader verteld. Hij heeft God geopenbaard: Zijn wezen, Zijn liefde, Zijn barmhartigheid, Zijn genade, Zijn verlossingsplan. Jezus heeft alles verklaard. Hij heeft ons genade op genade gegeven.

Nu blijft ons nog slechts één ding te doen: om te keren, te geloven, aan te nemen en te volgen. Alles behoort ons toe als wij het ontvangen, omdat het Woord vlees geworden is en onder ons heeft gewoond! «Want God heeft Zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om de mensen te veroordelen, maar om door Hem de mensen te redden.» (Johannes 3:17 BB). We mogen weten: «Heer, U bent de zon van ons leven, U bent een schild dat ons beschermt, U vergeeft en herstelt, U zal altijd goed zijn voor de mensen die leven zoals U het wil.» (Psalm 84:12 BB)

Ondanks alles wat ons kan overkomen, mogen we weten dat «(Maar) de mensen die hebben geleefd zoals God het wil, zullen stralen als de zon in het Koninkrijk van hun Vader.» (Mattheüs 13:43 BB). Niet door eigen kracht, want alleen «Uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade», (Johannes 1:16 NBG). Kunnen we met Johannes zeggen: «Wij hebben Zijn heerlijkheid gezien»?



Rekening houden met de kracht van het kruis

Vandaag wil ik met jullie een stuk van de brief aan de Kolossenzen doornemen. We beseffen en weten denk ik wel dat de Heilige Geest voor ons een Trooster en Leidsman is, die ons in alle waarheid leidt en ons er aan herinnert wat Jezus tot ons te zeggen heeft. Paulus is de schrijver van deze brief aan de Kolossenzen en wil in deze brief laten zien dat het nodig is Jezus de leiding te geven over ons leven.

Kolosse was een kleine stad in Klein Azië (Turkije), in de buurt van Laodicea en Efeze met een kleine gemeente Gods. Ik vind dat aan deze gemeente een geweldig mooie brief is geschreven. Uit de brief blijkt dat God niemand vergeet. De eenzamen niet, de kleine gemeenten niet. En: dat God alles wil geven wat nodig is tot onderwijzing, lering en groei. Handelingen 19 vertelt iets over het ontstaan van deze gemeente. Paulus was tijdens zijn derde zendingsreis bijna drie jaar in Efeze. Daar ontstond een opwekking en het evangelie verspreidde zich naar de omliggende gebieden. Hand. 19:10: Voortaan sprak hij dagelijks in de school van Tyrannus, 10iets dat hij twee jaar bleef doen, zodat alle inwoners van Asia kennismaakten met de boodschap van de Heer, Joden zowel als Grieken.  Ondanks het niet hebben van onze moderne communicatiemiddelen ging alles zeer snel. Ze hadden wat veel christenen in onze tijd vaak schijnen te missen: de Geest en kracht van God. Uit de brief blijkt dat alleen dat, ja alleen dat het werk van God laat groeien. Paulus is voor hij deze brief schreef niet eerder in Kolosse geweest (blijkt uit 2:1). Waarschijnlijk was het Epafras die hier het evangelie doorvertelde (4:12-13), de opwekking in Efeze beleefde en naar zijn geboortestad was teruggegaan.

Over de brief
Hoe en waar de brief tot stand kwam blijkt uit 4:18: Paulus zat in de gevangenis door zijn evangelieverkondiging. Paulus’ leven is geheel in overeenstemming met deze brief. Dat zorgt ervoor dat wat is geschreven zijn kracht en uitwerking niet mist. Geketend aan een cipier moest Paulus schrijven. Normaal gesproken zou dat een enorme belemmering zijn om te schrijven of een preek op papier te zetten. Maar Paulus kende de Heer. En dat blijkt hem boven de slechte arbeidsvoorwaarden, gebrek aan loon, gereedschap en werkruimte te plaatsten. Uit de geschiedenis blijkt regelmatig dat de grootste gebeurtenissen in het Koninkrijk van God altijd in de onmogelijkste omstandigheden hebben plaatsgevonden. Paulus zat in de boeien geketend, maar kende God als maar weinig anderen Hem hebben gekend. Normaal gesproken zouden door de gevangenschap de activiteiten van deze man gestopt zijn. Maar het ligt hier toch anders. Kijk maar naar de laatste woorden van Handelingen: Zonder enige belemmering’ (NBG) – ‘Ongehinderd’ (HSV) – ‘zonder dat hem iets in de weg werd gelegd’ (NBV) verkondigde Paulus het evangelie. Dat is wat er ook gebeurt in het leven van een met de Geest vervulde gelovige. Niets en niemand kan Gods geheiligde volgelingen hinderen de wil van God te doen en het werk dat hen door God is toevertrouwd te volbrengen, werkelijk niets. Net als bij Paulus tijdens zijn gevangenschap: ongehinderd.

Velen ook in onze tijd roepen ons toe: ‘gedenk onze boeien’, zie de berichten van Open Doors bijvoorbeeld. Voorbede is beter dan vijven en zessen over dogmatische zaken. De kracht van God moet worden vrijgemaakt voor hen door ons aanhoudend gebed. Alleen die kracht stelt in staat om de wil van God te doen, zowel in ons vrije westen als in gevangenschap of onder vervolging. Door die kracht kan het evangelie ‘ongehinderd’ doorgegeven worden, ondanks alle beproevingen en verzoekingen. Heidenen dienden afgoden, het Joodse volk verbrak Gods verbond door afgoden te gaan dienen, daarbij zelfs hun kinderen te offeren. Ook in onze tijd moeten we oppassen dat we niet door afgoderij afwijken van de weg die God ons wijst. Staan we daarboven, zodat we kracht van God ontvangen om in woord en daad ongehinderd het evangelie met de gaven die we van God hebben gekregen door de geven?

Paulus kreeg bericht over diverse moeilijkheden in Kolosse. Menselijk gesproken had hij eigenlijk wel genoeg aan zichzelf. Je mag toch wel een beetje zelfmedelijden hebben en aan jezelf denken? Paulus was een man die veel moeiten en beproeving moest doorstaan, veel zorgen had. Toch was hij zo los van zichzelf en zijn omstandigheden en zo gegrepen door Christus dat hij niet stopt met zijn verkondiging. Paulus is vol van de Heilige Geest, in zijn leven was geen ruimte voor zelfmedelijden, moedeloosheid, klagen en zuchten. Als Gods Geest de ruimte krijgt je leven te vullen dan wordt in een mens onmiskenbaar de gelijkenis met Christus tot stand gebracht. Dat betekent dat zo iemand Christus kent (en steeds beter leert kennen), Christus in hem is en zo iemand één met Christus is.
Paulus schreef terwijl hij in Rome in de boeien zat aan de gelovigen in Efeze een brief met verborgenheden en raadgevingen van God die in geen enkele andere brief in de wereldliteratuur zijn te vinden. Ook schreef hij aan Philemon in Kolosse en aan de gemeente in Kolosse. Zijn brieven werden er door Tychicus bezorgd. Het moet een plechtig ogenblik zijn geweest toen hij met de weggelopen slaaf Onesimus uit Rome vertrok.
De broeders en zusters in Kolosse zijn bijeen. Philemon en zijn vrouw Appia, hun zoon Archippus en vele anderen. En daar wordt voor de eerste keer de brief van Paulus aan hen voorgelezen.
Denk eens na over wat hier door de gevangene Paulus werd bereikt. Moeten wij dan misschien niet bekennen en belijden dat we ons door allerlei uiterlijke omstandigheden hebben laten afleiden om door te gaan met dat wat God ons heeft opgedragen? Zomaar een vraag die je je mag stellen: Wat heb ik voor de Heer tot stand gebracht?
Geven we God toestemming om ons duidelijk te maken wat Hij door ons wil doorgeven uit zijn onuitputtelijke volheid? God heeft meer dan genoeg voor onze noden, in wat voor situatie we ook mogen zitten.

Waarom deze brief?
Waarom wilde Paulus deze brief schrijven? In hoofdstuk 1:6 spreekt Paulus over ‘Gods genade’ en ‘de ware betekenis ervan’ (NBV) – ‘genade van God in waarheid’ (HSV/NBG). Dat betekent dat er ook namaak is. Zo’n namaak-evangelie drong de gemeente binnen, lezen we in hoofdstuk 2:16-23. Paulus waarschuwt voor 1voorschriften over eten en drinken (onthouding), 2het vieren van feestdagen, sabbatten, 3zelfvernedering en 4mystieke bezigheden als engelenverering en visioenen die uit de eigen gedachtewereld voortkomen. Op het eerste gezicht lijken dat goede dingen te zijn. Waarom staan deze dingen dan de genade van God in waarheid in de weg?
Laten we links van een streep eens deze vier begrippen plaatsen.

Paulus legt een en ander uit in 2:23: “Dat moet allemaal voor wijsheid doorgaan, maar het is zelfbedachte godsdienst, zelfvernedering en verachting van het lichaam; het heeft geen enkele waarde en dient alleen maar tot eigen bevrediging.”
Dus schrijven we boven de vier begrippen uit de eerdere verzen: ‘Eigen’. Daarom staan ze dus de genade van God in waarheid in de weg.
1. Het u moet dit niet eten, u moet dit niet doen, enzovoorts maakt je slaaf van voorschriften. Dan worden die zaken ondragelijke verplichtingen en de vreugde voor het dienen van God verdwijnt. Het heeft niets te maken met de blijde boodschap van Jezus Christus.
2. Uit eigen ik bewerkte feestdagen en houden van sabbatten worden plicht, gewoonte, traditie en dan hebben deze geen geestelijke waarde.
3. Uit eigen ik voortgekomen nederigheid is in feite de ergste verslaafdheid of slavernij die je kan overkomen. Mensen houden het hoofd gebogen, zien er vroom uit, maar het enige wat men voor hen voelt is uiteindelijk afkeer. Ze denken dat ze een heel eind op de goede weg zijn, maar zijn in feite een karikatuur van het ware christendom en zetten het te spot.
4. Eigen opgebouwd mysticisme leidt tot een verkeerde, foutieve aanbidding door je over te geven aan je eigen gevoelens, extase, eerste indrukken en visioenen, vooral als dat ook nog resulteert in de gedachte te zijn doorgedrongen tot de diepere kennis van God.
Dit alles leidt, zo zegt Paulus, alleen maar tot bevrediging van de eigen menselijke natuur. We moeten dus een streep zetten door het afgaan op eigen inzicht en het terzijde schuiven als van generlei waarde in Gods ogen.

Hoe dan wel?
Als we verder in Gods woord lezen, dan blijkt dat voor een ware volgeling van Jezus rechts van de streep overeenkomstige dingen komen te staan, maar dan onder het kopje ‘in Hem’: Christus.
1. Over onthouding lezen we in  2 Tim. 2:22: Mijd de begeerten van de jeugd, streef naar rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer met een zuiver hart aanroepen
2. Over het houden van feestdagen lezen we bijvoorbeeld in 1 Cor. 11: 25-26 hoe we Jezus mogen gedenken in het avondmaal
3. Over nederigheid: Fil. 2:5-8 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had … En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.
4. Over het mystieke in het leven met God: Kol. 1:17 en 2:2-3. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem. EN: Zo wil ik hen bemoedigen en hen in liefde bijeenhouden, opdat ze tot de volle rijkdom van allesomvattend inzicht komen, tot de kennis van Gods mysterie: Christus, in wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen liggen.

Dat maakt het grote verschil. Christus is in een christen (1:27) en wij zijn in Christus (2:6-7). Zo’n leven draagt vrucht in alle genoemde zaken.
Dus het is de vraag uit welke bron wij leven. Leven we uit ons eigen ik of leeft Christus in mij? Is het ‘ik’ of ‘Hij’?

‘In Hem’ is het sleutelwoord, leert ons de brief aan de Kolossenzen:
1:14  in Wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden.
2:6 Wandelt in Hem (NBG)
2:7(Blijf) in Hem geworteld en gegrondvest
2:9-11: want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht. In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook mede opgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt.
‘In Hem’ is de rechterkant van deze afbeelding. Dat is het echte geloven zoals Paulus de Kolossenzen duidelijk wil maken. De Heilige Geest leert je al deze dingen te begrijpen. Dat is het werkelijke leven in vrijheid, de genade van God in waarheid.

Er is een weg om van de linkerkant naar de rechterkant te komen. Daarvoor moet ik nog een streep zetten.  Het Kruis van Christus beeld de dood en de opstanding van Jezus uit. Hij overwon de kloof die ons scheidt van de liefde van en de relatie met God.

 

Wat is anders?

Paulus zegt dat hij met Christus is gekruisigd, “ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.” (Gal. 2:20). In Kol. 3:3 staat: U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God. . Paulus maakt duidelijk dat als we de weg van het kruis van Christus gaan alles anders wordt in ons leven. We zijn dan een nieuwe schepping in HEM. In de eerste regels van deze brief blijkt dat Paulus spreekt tegen zijn heilige en gelovige broeders en zusters. Christus eist die heiligheid en het geloven in Hem van ons, maar geeft er ook genade voor zodat het in ons leven werkelijkheid wordt. Maar we moeten die weg van links naar rechts gaan: Alleen door de kracht van het kruis worden we zoals Jezus ons hebben wil, vrij van zonden en in een nieuwe relatie met Hem. Door het geloof in Jezus kon Paulus danken voor de Kolossenzen en hun liefde voor alle heiligen. Geloof is de bodem waarop de mooiste geloofsbloem: de liefde voor God en onze naaste gaat bloeien door het Woord der Waarheid: Jezus. Paulus bidt: (1:9b-14) dat u Gods wil ten volle mag leren kennen door de wijsheid en het inzicht die zijn Geest u schenkt. Dan zult u leven zoals het past tegenover de Heer, hem volkomen welgevallig. U zult vrucht dragen door al het goede dat u doet, uw kennis van God zal groeien en u zult door zijn luisterrijke macht de kracht ontvangen om alles vol te houden en alles te verdragen. Breng dus met vreugde dank aan de Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen wacht in het licht. Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden.

Het zijn allemaal dingen die aan de rechterkant thuishoren. Paulus wist: Alles is mogelijk door Christus die mij kracht geeft.

Dan nu de vragen aan ons: zijn we werkelijk in Christus? Merken we groei, vruchten van de Geest, bevestiging van Zijn kracht en Zijn aanwezigheid? Want dat alleen bewijst dat we aan Jezus kant van het kruis staan. Houden we rekening met de kracht van het kruis: leven we alleen vanuit deze kracht? God wil ons door Zijn Genade kracht geven in moeilijkheden, zorgen, nood, pijn, verdrukking. Maar als we zelf proberen te regelen dat te overwinnen zullen we bedrogen uitkomen.

Met Christus in ons kunnen we de hele wereld aan, zoals Paulus zegt in Romeinen 8: 37 (NBG): Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. Als we maar leven en rekenen met de  kracht van het kruis!

 



Jezus is opgestaan

 

Pasen is dit jaar anders dan anders. Maar de boodschap is nog steeds dezelfde: Jezus is opgestaan! Hij Leeft! Ja, Hij is waarlijk opgestaan! We kunnen elkaar niet zien en niet spreken via deze videoboodschap, jullie kunnen alleen mij zien. Maar in gebed in onze Here Jezus mogen we ons met elkaar verbonden weten.

Dat we niet bijeen kunnen komen heeft alles te maken met dat gekke corona-virus. We moeten zo veel mogelijk binnen blijven voor onze eigen veiligheid en dat van anderen. We zoeken daarom nieuwe communicatiemogelijkheden via Whatsapp, Facebook, Skype, Zoom en dergelijke. De angst afreageren doen we ook massaal via deze digitale media. Grappen en grollen zijn aan de orde van de dag, en we worden verleid om de deur uit te gaan, vooral op Facebook bijvoorbeeld om in Aken ijs te gaan eten bij de ijswinkel van de familie Corona, maar dat is geen grap…

Jezus is opgestaan! Grappig vonden de Griekse wijsgeren in de tijd van de apostelen. Want wie is nou zo gek om te geloven dat iemand uit de dood kan opstaan? En toch: ondanks alle tegenspraak bleven de apostelen het blij verkondigen: Jezus, de man van wonderen en tekenen, die vele zieken heeft genezen, is opgestaan, Hij leeft!

De Joden wilden er ook niet aan meteen na die opstandingsdag in Jeruzalem, maar waren er toch niet helemaal zeker van. Daarom lieten ze soldaten op wacht staan, omdat zij er anders dan de discipelen wel aan dachten dat Jezus had gezegd dat hij de derde dag uit de dood zou opstaan. Daarom kochten de oudsten van het Sanhedrin de soldaten om, nadat ze hen vertelden dat het graf leeg was. Ze kochten hen om met een flinke som geld om overal het verhaal rond te strooien dat de volgelingen van Jezus Hem uit het graf hadden gestolen.

Mattheüs bericht dat in hoofdstuk 28: ‘Zeg maar: “Zijn leerlingen zijn ’s nachts gekomen en hebben hem heimelijk weggehaald terwijl wij sliepen.” 14En mocht dit de prefect ter ore komen, dan zullen wij hem wel bepraten en ervoor zorgen dat jullie buiten schot blijven.” 15 Ze namen het geld aan en deden zoals hun was opgedragen. En tot op de dag van vandaag doet dit verhaal onder de Joden de ronde.’

En als de vrouwen die na de sabbat op de eerste dag van de week het lichaam van Jezus wilden balsemen, na de ontmoeting met de engelen teruggaan naar de discipelen met de boodschap dat Jezus is opgestaan, dat Hij Leeft!, geloven die dat eerst ook niet. Lucas geeft dat uitdrukkelijk aan.

Zo staat deze geschiedenis in Lukas 24:1 Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. 2 Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold, 3 en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. 4 Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. 5 Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden? 6 Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was: 7 de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.’ Toen herinnerden ze zich zijn woorden.

9 Ze keerden terug van het graf en gingen aan de elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. 10 De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd, 11 maar die vonden het maar kletspraat en geloofden hen niet.”

Paulus’ ontmoeting en discussie met de Griekse filosofen op de Areopagus in Athene vinden we terug in Handelingen 17.

Later zegt Paulus hierover: 1 Cor 1 HSV: “22 Immers, de Joden vragen om een teken en de Grieken zoeken wijsheid; 23 wij echter prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid. 24 Maar voor hen die geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, prediken wij Christus, de kracht van God en de wijsheid van God.”

Net zoals bij de bevrijding van het Joodse volk uit Egypte liet God bij alle gebeurtenissen rond het lijden, de kruisiging het sterven en de opstanding van Jezus tekenen en wonderen zien. Denk maar aan de duisternis die er kwam op het moment dat Jezus stierf. Maar ook de opstanding van Jezus uit de dood is zo’n groot wonder en ook Zijn verschijningen daarna aan zijn volgelingen. Waar het allemaal voor nodig was, is voor mij nog steeds het grootste wonder: Jezus stierf voor mijn en jouw zonden, en hij overwon de dood, ‘hij verbrijzelde de kop van de slang, de duivel’ zoals in Genesis is aangekondigd, zodat wij vergeving en verzoening met God ontvangen en in een innige relatie met God bevrijding, vrijheid en zegen mogen ervaren.

Wat ons dan beweegt, is zoals Paulus zegt in 2 Cor 5:14-15: 14 Wat ons drijft is de liefde van Christus, omdat we ervan overtuigd zijn dat één mens voor alle mensen is gestorven, waardoor alle mensen zijn gestorven, 15 en dat hij voor allen is gestorven opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die voor de levenden is gestorven en is opgewekt.

In de eerste brief aan de Corinthiërs, hoofdstuk 15 had Paulus de Corinthiërs dit al uitvoerig uitgelegd. Hij begint met een vraag:
12 Maar wanneer nu over Christus wordt verkondigd dat hij uit de dood is opgewekt, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat de doden niet zullen opstaan?

Paulus antwoordt dan filosofisch: “13 Als de doden niet opstaan, is ook Christus niet opgewekt;”

Met andere woorden, dan is je geloof geen echt geloof: vers “14 en als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos.” Prediking, evangelisatie, zending, ons gemeentezijn, dat is dan doelloze, vergeefse moeite. Want als Jezus niet is opgestaan dan is er geen redding meer voor de zondige, gevallen mensheid. Want zegt Paulus in vers 15: Dan blijkt dat wij als getuigen van God over hem hebben gelogen…” en in vers 17: “Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, bent u nog een gevangene van uw zonden”. In mijn beleving is dat een verschrikkelijke gedachte. Je blijft dan zitten, met schuld, een geplaagd geweten, je blijft een slaaf van de zonde en je eigen menselijke (negatieve) hartstochten en komt dan niet los van de macht van de duivel. Er is dan geen hoop op redding, ook niet uit goede werken. Verder zal er dan geen weerzien zijn met onze dierbaren die gestorven zijn: vers: “18 en worden de doden die Christus toebehoren niet gered.” Er is dan geen vreugdevolle en hoopvolle toekomst, want zelfs “19 Als wij alleen voor dít leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.” Geen hoop is er dan op de levenskroon, het eeuwige leven in de nabijheid van Jezus en God. Dan is er geen houvast meer, zoals we dit in deze Coronapandemie hard nodig hebben. Dan is er alleen maar teleurstelling, mislukking en wanhoop en geen hoop op genezing en behouden worden. Maar gelukkig heeft God Zijn enige geboren Zoon opgeofferd en Paulus jubelt het uit in vers 20: “20 Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen.”

Wonder boven wonder, voor mij zoals gezegd het heerlijkste wonder dat ooit heeft plaatsgevonden. Een wonder ook dat in volle kracht bewezen is, en zich nog steeds onder leiding van de Heilige Geest aan mensen bewijst. Jezus is de Zoon van God, door de opstanding uit de dood! En omdat Hij leeft, zullen ook wij leven! Ook al sterven we, we zijn in Gods hand!

2 Cor 5:17, 18a: “17 Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. 18 Dit alles is het werk van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend”. Dat nieuwe leven mogen we nu al, op dit moment, ervaren.

Paulus in Fil.3:10: “Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren…”. Als we ons leven aan Christus toevertrouwen heeft ons leven zin! Ondanks alles wat op onze weg mag komen als moeilijkheden, de pandemie die we nu moeten doorstaan, oorlog, vervolging, ziekte… Het leven heeft zin! Het heeft zin met Jezus! We hebben deel aan Zijn overwinning op de dood en mogen overwinningsliederen zingen.

David zong profetisch al zo’n lied in Psalm 105: 2 zing en speel voor Hem, spreek vol lof over zijn wonderen, 3 beroem u op zijn heilige naam. Wees blij van hart, u die de HEER zoekt. 4 Zie uit naar de HEER en zijn macht, zoek voortdurend zijn nabijheid. 5 Gedenk de wonderen die hij heeft gedaan”.

Ons leven heeft nieuwe glans door de majesteit van onze Heer! In deze wat vreemde Paastijd, die we nu doormaken mogen we erop vertrouwen als kinderen van de allerhoogste God, dat God alles nieuw maakt en zover als het oosten is van het westen onze zonden wegdoet. We mogen dan leven in het licht met uitzicht op een hoopvolle toekomst. En weet je wat daaraan zo fijn is?

Dat lees je in: 1 Johannes 1:7: “Maar gaan we onze weg in het licht, zoals Hijzelf in het licht is, dan zijn we met elkaar verbonden en reinigt het bloed van Jezus, Zijn Zoon, ons van alle zonde.”

Het is lente, de periode waarin ook om ons heen de natuur weer ontwaakt, de bomen weer gaan bloeien, de vogels nesten bouwen en er vrolijk op los zingen. Het is ook een tijd van zaaien. En je ziet het overal dat de boeren in de weer zijn met ploegen, mesten en eggen. Want om effectief op goede bodem te kunnen zaaien is ‘reiniging’ nodig. Zo ook in ons leven: Vergeving van onze zonden en het vergeven van elkaar is nodig, zodat we op een gezonde manier van de verbondenheid met God en met elkaar kunnen genieten. De akker moet klaar gemaakt worden voor het zaad! Onkruidvrij gemaakt worden, dan geploegd, gemest, geharkt, zodat daarna zaad in goede bodem kan vallen. En daarna wel zaaien, want anders groeit er niks! Volgens mij betekent ´onze weg in het licht gaan´, zoals de tekst zegt, precies dit. Dus: eerst met God in het reine komen, dan je plicht doen en in het licht wandelen door invulling te geven aan de grote opdracht die Jezus ons heeft gegeven.

Wat gebeurt er dan allemaal? God geeft nieuw leven, God geeft groei! En als daarna geoogst is, wordt het zichtbaar hoe met elkaar verbonden we zijn: één in liefde, één in God, één gemeente.
En dan gebeuren er steeds weer nieuwe wonderen en tekenen…. Het is werkelijk zo wat in Romeinen 3:22-24 staat: “22 God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven. En er is geen onderscheid. 23 Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; 24 en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door Christus Jezus heeft verlost.” Ik hoop dat jullie allemaal in deze Paastijd dit weten en daarop vertrouwen. Jezus leeft! Hij is waarlijk opgestaan!

 

Gezegend Paasfeest!

 

 



Gods verterend vuur

Numeri 16 en 17

 

De laatste tijd ben ik begonnen met een leesplan om in één jaar de bijbel door te lezen in chronologische volgorde, dus alle geschiedenissen ongeveer op volgorde zoals destijds in de tijd zijn gebeurd. Dat begint natuurlijk in Genesis.

En wat me voor het eerst opviel is dat daar ergens tussen in het verhaal van Job komt (na Genesis 10 of 32 zeggen de theologen, in verband met de verwijzing naar het land Uz (dat lag mogelijk ten oosten van de Jordaan, het land Kanaän). Zijn naam betekent zoiets als ‘waar is de Vader (God)?’ Job wordt vrijwel alles afgenomen, kinderen, alle welvaart die hij zich had verworven en wordt dan ook nog ernstig ziek. En nog geeft Job daar God niet de schuld van. De discussie met de drie vrienden heb ik nooit echt goed begrepen: zij menen dat hij ergens zwaar gezondigd moet hebben. Die worden uiteindelijk door God terecht gewezen. Maar had Job nu fout gedaan? Als enige kan ik er uit halen dat hij klaagde over zijn toestand: ‘Ach was ik maar nooit geboren’ en de vraag naar het waarom het hem allemaal was overkomen. Hij moest uiteindelijk toch belijden dat het beter is God te kennen dan de antwoorden op het waarom. Maar wat je uit het boek Job leert is dat de pijn niet altijd een straf van God is.

Nu ben ik in Exodus aan het lezen, de geschiedenis van het volk Israël die onder leiding van Mozes uit Egypte van het juk van de slavernij wordt bevrijd. Het spectaculaire verhaal van de doortocht door de Rode Zee, waar het volk met al hun vee tussen twee hoge muren van water doorloopt en veilig aan wal komt, is een mooi beeld van onze bekering, onze wedergeboorte. Als je de stap met God waagt om een nieuw leven met Hem te beginnen, dan wordt alles anders. Je moet leren God de eerste plaats in je leven te geven, leren gehoorzamen en ook leren genoegen te nemen naar het land overvloeiend van melk en honing te brengen en dat ze zullen overwinnen. Tenminste als ze weten gehoorzamen.
Exodus 19: 4-6a: 4“Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht. 5Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort mij toe. 6Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.”

Daar in de woestijn geeft God de tien geboden aan zijn volk en daar ziet het volk ook Gods heerlijkheid. Als Mozes en Aäron hun die wetten voorhouden dan beloven ze allemaal: Exodus 19:8a: 8En het hele volk antwoordde als uit één mond: ‘We zullen alles doen wat de HEER heeft gezegd.’

En dan lees je verder, waar het volk allerlei wetten maar ook feesten krijgt voorgeschreven. God doet dat dus om hen Een koninkrijk van priesters …, een heilig volk te maken. Maar het volk is hardleers en moet regelmatig gecorrigeerd worden. Een voorbeeld daarvan staat in Numeri 16 en 17. Op dat moment is de tabernakel al gereed. Als je een bijbel bij je hebt mag je die op die hoofdstukken openen en meelezen. Ik vertel de geschiedenis min of meer in eigen woorden:

(1) ‘De Leviet Korach, de zoon van Jishar, de zoon van Kehat, en de Rubenieten Datan en Abiram, … kwamen tegen Mozes in opstand. Ze werden gesteund door tweehonderdvijftig leiders van de Israë­lie­ten, achtenswaardige mannen, de aanzienlijkste van de gemeen­schap. (3)  Ze stelden zich tegenover Mozes en Aäron op en zeiden tegen hen: ‘U matigt u te veel aan. Alle leden van de gemeenschap zijn heilig, en de HEER is in hun midden. Waarom voelt u zich dan boven de gemeenschap van de HEER verheven?’

Weer een revolutie! En een dubbele nog wel! Niet alleen tegen het leiderschap van Mozes (Dathan, Abiram), maar ook tegen het priesterschap van Aäron (door Korach). En het is niet het ‘samenraap­sel’, dat moppert en in opstand komt, maar de aristocratie van het volk, de aanzienlijkste leden van de volksvergadering, mannen van naam; mannen, die een zeer verantwoordelijke positie bekleden. Dit wordt wel een heel gevaarlijke revolutie voor Mozes en Aäron.

‘Je matigt je te veel aan; het moet uit zijn met je pretenties,’ zeggen zij.  Mozes hoort deze woorden, hij hoort ook dat deze opstand per slot niet hem geldt, maar God. Welnu, dan zal God voor hem strijden. God heeft Mozes en Aäron tot leiders aangesteld. God zal beslissen.  (5) Met rustige stem zegt Mozes: ‘Morgen zal de HEER bekendmaken wie hem toebehoort, wie heilig is en in zijn nabijheid mag verkeren. Wie hij zal uitkiezen, mag in zijn nabijheid komen. (6-7)  Luister wat u moet doen, Korach, en u, zijn aanhangers, ook: neem morgen allemaal een vuurbak, doe er gloeiende kolen in en leg daar reukwerk op voor de HEER. Degene die dan door de HEER wordt uitgekozen, die is heilig. U matigt ú te veel aan, Levieten.’

Met kalm sarcasme pakt de grote leider de opstandelingen met hun woorden terug; en vlijmend fel is zijn verwijt, dat ze opstaan tegen Aäron. (12) Dan zendt Mozes een bode om Dathan en Abiram te roepen, die opstaan tegen zijn leiderschap. Ze gehoorzamen niet en zeggen: We komen niet. (13) Is het niet genoeg dat u ons uit een land dat overvloeit van melk en honing hebt weggehaald om ons in de woestijn te laten sterven? Moet u zich ook nog als heer en meester over ons opwerpen? (14)  U hebt ons bepaald niet naar een land gebracht dat overvloeit van melk en honing, en ons ook geen akkers en wijngaarden gegeven. Denkt u dat u mannen als wij een rad voor ogen kunt draaien? We komen niet.’

(15) Mozes is woedend. Hij bidt: ‘Heer, Schenk geen aandacht aan hun offer.’ Vreselijke bede van de leider, maar door en door gerechtvaardigd; hij heeft immers nooit een ezel van hen genomen en niet één van hen kwaad gedaan?! De morgen komt en met de morgen het oordeel van God.

(18-19) Daar staan ze bij de samenkomsttent: Korach en zijn tweehonderd vijftig opstandelingen, ieder met zijn wierookvat (= vuurpan) en reukwerk daarin, de heilige voorwerpen in hun onheilige handen. En tegenover deze bende revolutionairen Mozes en Aäron, de broers, de door God gegeven leiders.

Allen wachten in spanning. Nu komt het grote ogenblik. Nu… Plotseling verschijnt de heerlijkheid van de Heer. (20-21) En en als in felle donder zegt Hij tot Mozes en Aäron: ‘Zonder je van deze menigte af, dan zal ik die in een oogwenk vernietigen.’

Ontzettende wraak van God. (22) Dit is te veel voor Mozes. En in het stof gebogen smeekt hij: ‘God, u die al wat leeft de levensadem schenkt, als één mens zondigt, laat u uw toorn dan op het hele volk neerkomen?’

Mozes pleit niet tevergeefs. (23-24) De dreiging van Gods toorn is milder als Hij antwoordt: ‘Ga bij de tenten van die goddeloze mannen vandaan’, zei hij tegen het volk, ‘en raak niets aan dat van hen is, anders komt u om vanwege hun zonden.’ Iedereen ging bij de tenten van Korach, Datan en Abiram weg. De opstandelingen staan in de ingang van hun tenten met hun vrouwen en kinderen. Uitdagend is hun houding.

(28) Er valt een doodse stilte op het volk als Mozes spreekt: ‘Nu zult u inzien dat het de HEER is die mij gezonden heeft om alles te doen wat ik heb gedaan, en dat het niet uit mijzelf is voortgekomen. (29)  Sterven deze mensen op de manier waarop iedereen sterft, treft hen hetzelfde lot als ieder ander, dan heeft de HEER mij niet gezonden. (30) Maar als de HEER iets laat gebeuren dat nog nooit gebeurd is, als de aarde haar mond openspert en hen met al hun bezittingen opslokt en zij levend in het dodenrijk afdalen, dan zult u inzien dat die mannen de HEER hebben afgewezen.’

Mozes’ laatste woorden zijn verklonken. Hevig is de spanning, die woont in de harten van het volk. Nu zal het beslist worden. Nu zal God zelf beslissen. (32) Plotseling trekt een brede gapende spleet in de aarde; de grond splijt open onder de voeten, onder de tenten der opstandelingen… hun laatste angstkreten versmoren in de aarde, die zich weer boven hen sluit.

Ontzettend dat oordeel van God. Het volk, dat in verbijstering gestaan heeft en het oordeel heeft gezien, het angstgeschreeuw heeft gehoord, vlucht in blinde angst.

(35) Dan slaat Gods vuur vernietigend in de bende opstandelingen, die staat bij de samenkomsttent nog met hun rokende wierookvaten in de hand. Ze worden dodelijk getroffen, alle tweehonderdvijftig. (17:1-5) Uit de as van de relschoppers moet Eleazar, de zoon van Aäron, de koperen wierookvaten redden, want die zijn gebruikt voor een heilige handeling, zij het door onheilige handen; deze wierookvaten worden straks uitgeplet en de koperen platen aan het brandofferaltaar bevestigd, tot een herinnering voor de Israëlieten aan de zonde van Korach en zijn muiters.

Heeft het volk van deze angstige gebeurtenis iets geleerd? en hadden ze het heilig voornemen om niet meer  in opstand te komen tegen de Heer? (6) Ach, reeds de volgende dag schuiven ze Mozes en Aäron de schuld van het gebeurde in de schoenen: ‘U hebt het volk van de HEER gedood’, zeiden ze. Ze bedreigen Mozes en Aäron, maar God laat hen niet in de steek. Weer verschijnt zijn heerlijkheid in de wolk en weer spreekt de Here in heilige toorn: (10) ‘Ga bij die mensen uit de buurt, zodat ik ze in één klap kan vernietigen.’ Nu is de toestand van het volk kritiek. Mozes en Aäron smeken om genade en als hun gebed geëindigd is, zegt Mozes tegen Aäron: (11)‘ Snel pak een vuurbak, doe er gloeiende kolen van het altaar in, leg daar reukwerk op en ga zo snel mogelijk naar het volk. Bewerk verzoening voor hen, want de toorn van de HEER is ontbrand, de plaag is al begonnen.’

(12-14) Maar Gods vernietigende toorn was inderdaad reeds al begonnen; bij duizenden vallen de opstandelingen dood neer en Aäron, de hogepriester die verzoening moet doen voor het volk, staat met het reukwerk van de verzoening tussen de levenden en de doden. En dan… o, wonder van rechtvaardigheid: hier blijkt dat het pleiten op Gods beloften machtiger dan is dan Zijn toorn. Op de  rotsen van die beloften breekt de vreselijke woede van zijn wraak.

Hier zie je dat het wonder van Gods liefde uiteindelijk uitgaat boven zijn toorn. We worden stil en in de heilige bewondering voor zoveel rechtvaardige liefde van de Heer zien we hem staan, Aäron, de hogepriester, door wiens reukwerk van verzoening en smeking de brand van de toorn van God  geblust wordt.

(14) 14.700 mensen kwamen om. Die families van Korach, Dathan en Abiram niet meegeteld.

(16-20) Nogmaals krijgen de Israëlieten een teken wie God heeft gekozen voor de geestelijke leiding van het volk. Voor elke stam wordt een staf met de naam van het stamhoofd in de ontmoetingstent gelegd. De staf die de volgende dag zou gaan bloeien zou de geestelijk leider aanwijzen. (23) De staf van Aäron (de stam Levi) bloeide de dag erna. De Israëlieten beseften dat ze hadden gezondigd: (27-28) De Israëlieten zeiden tegen Mozes: ‘We komen om, het is met ons gedaan, het is met ons allemaal gedaan.  Iedereen die in de buurt van de tabernakel van de HEER komt, sterft. Moeten wij dan allemaal omkomen?’

Nee, zegt God dan in de volgende hoofdstukken waarin hij Zijn liefde voor het volk laat zien en leefwetten geeft die goed zijn voor het volk, op dat moment nog zo’n 600.000 mensen. Als men die opvolgt zal er vrede zijn, redding, overwinning en verzoening over hun zonden.

Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Johannes 3:16

Over dit wonder heen zien we in verre toekomst een ander wonder, groter, heerlijker, machtiger nog… het onbegrepen wonder van Golgotha; daar hangt een Man aan een kruis, een Man, die gebeden heeft dat de mensen hun hart aan Hem gegeven hebben zullen zijn in Zijn heerlijkheid, waar hij is. Met andere woorden, opdat niemand van hen verloren gaat. Door het: ‘Het is volbracht’ van Jezus, mogen we weten dat Zijn offer ons tot in alle eeuwigheid onschendbaar maakt voor Gods brandende toorn. Voor hen dus die in Hem geloven en in Zijn voetstappen gehoorzamen aan Gods wil.

Ben je ook jij bereid die weg tot behoud in de eeuwige heerlijkheid te gaan?

 



Het bevrijdende woord van God

 

Eerst een verhaaltje: Er staan twee auto’s voor het stoplicht. Het licht springt op groen, maar de man in de voorste auto heeft er geen erg in. De vrouw in de auto achter hem ziet het verkeer om zich heen zoeven. Ze begint op haar stuur te slaan, terwijl ze tegen de man schreeuwt dat hij moet gaan rijden. Hij blijft staan. De vrouw is door het dolle heen en zit razend en tierend op haar stuur en dashboard te beuken als opeens het licht op oranje gaat. Ze begint te toeteren, steekt haar middelvinger op en schreeuwt zich schor. Door alle herrie kijkt de man op, ziet het oranje licht, geeft gas en rijdt het kruispunt over net voordat het licht op rood springt. De vrouw, die net te laat is, heeft het niet meer en geeft luidkeels lucht aan haar frustratie. Al tierend hoort ze iemand tegen het raampje tikken. Ze kijkt op en staart recht in de loop van een pistool, in handen van een agent die héél serieus kijkt. De agent sommeert haar om de motor af te zetten en beide handen omhoog te houden. Overrompeld door de situatie doet ze wat hij zegt. Als ze de motor heeft afgezet, laat de agent haar met de handen omhoog uitstappen. Ze stapt uit de auto en wordt gesommeerd zich om te draaien en haar handen op de auto te leggen. Ze draait zich om, legt haar handen op het dak van de auto en voor ze het weet zit ze geboeid in de politiewagen. Ze is te verbouwereerd door wat er gebeurd om vragen te kunnen stellen. Eenmaal op het politiebureau worden haar vingerafdrukken genomen, wordt er proces-verbaal opgemaakt en wordt ze gefotografeerd, gefouilleerd en in een cel geplaatst.

Na een paar uur doet een agent de deur van de cel voor haar open. Hij neemt haar mee terug naar de balie, waar de agent die haar aanhield staat te wachten met haar persoonlijke eigendommen. Hij overhandigt haar die zak met spullen en zegt: “Mijn verontschuldigingen voor dit misverstand. Maar ik stond achter u bij het stoplicht en u zat te toeteren, u stak uw middelvinger op tegen die man en u zat tegen hem te schreeuwen. Toen zag ik de kentekenplaathouder met ‘Kies voor het leven met Jezus’, de bumperstickers met ‘What would Jesus do’ en ‘Kom mee naar onze Evangelische Gemeente Bethel’ en dat verchroomde visje op de kofferbak, dus ik dacht natuurlijk dat u die auto gestolen had.”

 

Vandaag wil ik met u kijken naar een hoofdstuk in Jesaja dat ons veel kan leren over onze houding naar God. Het is een spiegel ook om te kijken naar wie ik ben en hoe en of mijn relatie met God zuiver is. Als je een bijbel bij je hebt sla dan met mij Jesaja 30 op. Het is een bijzonder hoofdstuk met uitspraken van een machtig profeet. Hij zegt het onheil aan, maar ook de redding.

Wat is de situatie? Het volk Juda kwam ongemerkt in opstand tegen God. Ze onderhandelden met Egypte over een bondgenootschap. Dat was onder leiding van koning Hizkia in volle gang, want er dreigde gevaar door Sanherib van Assur. Jesaja veroordeelde deze slechte plannen. Het volk van Juda vroeg aan iedereen behalve aan God om raad. Jesaja merkte op dat Juda daardoor de Heer had verlaten, zijn naam lasterde en zwaar zondigde. Jesaja schildert het spanningsveld tussen goed en kwaad. Het volk van God in het oude testament week steeds opnieuw af van Gods geboden. In plaats van op God te vertrouwen dat Hij altijd levensgids is, dat Hij redt en helpt en kracht geeft in moeilijke situaties, zocht men hulp bij andere landen. Met andere woorden: Ze vertrouwden op mensen in plaats van op God, ze zochten hun eigenbelang door God niet om raad te vragen en ze wilden niet de prijs betalen die bestaat in het naar God gaan en het berouw tonen voor hun zondig handelen. Het gevolg was, dat zowel de helpers als de hulp vragenden het slecht afgaat. Juda en Egypte komen ten val en worden door Assur veroverd.

Jesaja 30 – Ik lees een aantal verzen: 1-3, 12-14

Wee jullie, koppige kinderen – spreekt de HEER –, die plannen uitvoeren tegen mijn wil, verdragen sluiten tegen mijn zin en zo zonde op zonde stapelen; die zonder mij te raadplegen op weg gaan naar Egypte, om te schuilen in de vesting van de farao en bescherming te zoeken in de schaduw van Egypte. De vesting van de farao zal jullie schande brengen, de bescherming van Egyptes schaduw smaad.

Daarom – dit zegt de Heilige van Israël: Omdat jullie die woorden hebben verworpen en alles verwachtten van geweld en bedrog, zal dit kwaad in jullie doorwerken als een steeds bredere bres in een hoge muur, die dan opeens, in een oogwenk, instort en breekt als de kruik van een pottenbakker, die zo meedo­genloos wordt verbrijzeld dat er geen scherf meer over is waarmee vuur uit de haard gehaald of water uit een vat geschept kan worden.

Hoe komt dat? Het komt neer op afgoden dienen en verkennen hoe ver je daarmee kunt gaan. Het is niet alleen een probleem van toen. Het is een probleem van alle tijden. En het is DE REMMENDE FACTOR VOOR GEMEENTEGROEI.

Waarom ligt de wereld nog in het duister? Waarom? Is dat niet omdat ik het mijne zoek? Waar­om is de plaatselijke gemeente als onderdeel van het lichaam van Christus zwak en krachteloos in vergelijking met de machten van de boze? Is dat niet omdat ik het mijne zoek? Waarom is de gemeente lauw, traag en zelfvoldaan? Is dat niet omdat ik mijn eigen belang zoek? Waarom ben ik zo gauw kwaad, kan ik moeilijk vergeven en ben ik vaak zo jaloers? Waarom ben ik mijn blijdschap in de Heer kwijt? Waarom is mijn geloof zo zwak? Is dat niet omdat ik mijn eigen belang zoek?

Het is heel menselijk toe te geven aan een of meer van de vier voornaamste belangen van een sterfe­lijk mens. Het eerste is het verlangen naar zekerheid. Ik wil zeker­heid hebben, zodat ik ergens op steunen kan, om ‘onafhankelijk’ van God te zijn. Ten tweede is er het verlangen naar comfort – ik wil een gemakkelijk en aan­genaam leven leiden waarin ik zelf ontzien word en dat geen offers van mij vraagt. Ten derde is er het verlangen naar plezier. Daar komt bij het verlangen naar erken­ning (populariteit, macht enz.). Wij willen belangrijk zijn, wij willen dat men tegen ons opziet en we meetellen. Dat merk je aan de veranderingen in de maatschappij de laatste tien jaar, het toenemende gebruik van de smartphone en facebook waar men hongert naar ‘likes’. Ik las van de week in de krant dat die dingen op de scholen in Frankrijk verboden zijn. Daar praten studenten en leraren weer gewoon met elkaar, waardoor het omzien naar elkaar veel meer betekenis heeft teruggewonnen.

Als we een kind van de Heer geworden zijn, hebben we misschien alles opgegeven, zijn we als de apostelen die huis en haard verlieten voor de dienst van God. Zou fijn zijn als het zo is. Maar vaak staat ook dan nog in de weg dat we er desondanks nog naar streven in het Koninkrijk Gods groot te zijn… We lezen daarover bijvoorbeeld in Mattheus 19:27-30:

27 Daarop vroeg Petrus: ‘Wij hebben alles achtergelaten en zijn u gevolgd. Waar kunnen wij naar uitzien?’ 28 Jezus zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: wanneer de tijd aanbreekt dat alles vernieuwd wordt, wanneer de Mensenzoon in zijn majesteit zal zetelen op zijn troon, zullen ook jullie die mij gevolgd zijn plaatsnemen op de twaalf tronen en rechtspreken over de twaalf stammen van Israël. 29 En ieder die broers of zusters, vader, moeder of kinderen, akkers of huizen heeft achtergelaten omwille van mijn naam, zal het honderdvoudige ontvangen en deel krijgen aan het eeuwige leven. 30 Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten.

Of Mat. 18:1-4
Op dat moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: ‘Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk van de hemel?’ Hij riep een kind bij zich, zette het in hun midden neer en zei: ‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnen­gaan. Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel. [Ook: Marcus 9:33-50; Lucas 22:24-27].

Dat alles dient mijn eigen wil, mijn hoogmoed. Hoogmoed is voor de ziel een gruwelijk monster dat wordt ge­voed door zelfzucht. Hoogmoed wil ge­diend worden. Maar liefde wil dienen, lezen we in 1 Corinthiërs 13. Mijn leven wordt of door liefde of door hoog­moed, onze eigen wil, beheerst. Beide brengen hun vrucht voort.

Hoogmoed brengt slechte vrucht, lezen we in Galaten 5:19-21
Het is bekend wat onze eigen wil allemaal teweegbrengt: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst, bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deelhebben aan het koninkrijk van God.

Onze eigen wil is de krachtcentrale van alles wat niet van God komt (Spreuken 21:4 [GN] Hooghartig en verwaand, zo gedraagt zich een slecht mens).

Daarom moet mijn eigen wil in mij sterven! Ik kan niet twee heren dienen. Ik kan mij niet aan het andere hechten zolang ik mij niet van het eerste heb losgemaakt.

Daarom roept Jesaja het volk op om zich te bekeren, zodat het hen weer goed gaat. Een geweldige belofte: Jesaja zegt: 32:11+15+18.
Kleed je uit tot op het naakte lijf en trek een rouwkleed aan. …
totdat van boven een geest over ons wordt uitgegoten. Dan zal de woestijn een boomgaard worden, een boomgaard die is als een woud. …
Mijn volk zal wonen in een oase van vrede, een veilige woonplaats, een oord van ongestoorde rust.

Hier zien we weer eens hoe onvoorstelbaar groot Gods liefde is voor Zijn volk, zijn gemeente.

In het Nieuwe Testament wordt het geneesmiddel door Paulus in 2 Corinthiërs 5:15 duidelijk getoond: en dat Hij voor allen is gestorven opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die voor de levenden is gestorven en is opgewekt.
Christus is gestorven opdat ik los kan komen van mijzelf.

Omdat ons deze beloften zijn gegeven, geliefde broeders en zusters, moeten we onszelf reinigen van alle lichamelijke en geestelijke smetten en vol ontzag voor God ons hele leven heiligen. (2 Corinthiërs 7:1).

Als we echt oprecht God zoeken dan verandert er heel wat in een mensenleven zegt ook Jesaja 30:20-22
De Heer zal jullie brood geven in de benauwenis en water in de nood. Hij die jullie onderricht gaf, zal zich niet langer verbergen. Met eigen ogen zul je je leermeester zien, met eigen oren zul je een stem achter je horen zeggen: ‘Dit is de weg die je moet volgen. Hier moet je rechts. Ga daar naar links.’ Dan zullen jullie je met zilver overtrokken beelden en je vergulde godenbeelden als onrein beschouwen. ‘Eruit!’ zul je tegen ze zeggen, zoals je een vrouw wegstuurt die ongesteld is.

23-26 Dan zal hij regen geven voor het zaad waarmee je het land hebt ingezaaid. Alles wat het land voortbrengt zal mals en voedzaam zijn. Op die dag zullen je kudden op uitgestrekte weidegronden grazen. De runderen en ezels die het land bewerken, krijgen voer dat verrijkt is met zuring, nadat het met vork en zeef is gewand. Op de dag van het bloedbad, wanneer de torens vallen, zullen er beken en waterstromen neervloeien van iedere hoge berg en van elke heuvel die zich verheft. Dan is het licht van de maan als het licht van de zon, en het zonlicht wordt verzevenvoudigd, als het licht van zeven dagen tegelijk. Op die dag verbindt de HEER de wond van zijn volk en geneest hij de striemen die het zijn toegebracht. …

29 Maar bij jullie zullen liederen klinken, zoals in de nacht van heiliging voor een feest. Jullie zullen verheugd zijn als een pelgrim die op de schalmei speelt, op zijn tocht naar de berg van de HEER, de rots van Israël. 30 Dan zal de HEER zijn machtige stem laten horen…

Paulus zegt (1 Corinthiërs 1:18): De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God.

God heeft door Christus de zonde in het vlees veroor­deeld.  Hij roept mij op om dit vonnis in mijzelf te voltrekken, het kruis door het geloof in mijn persoonlijke leven werke­lijkheid te laten worden, te vertrouwen op wat God volbracht heeft en gaat doen. Jezus maakt ons dat zeer duidelijk: Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen. Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden. (Mat­theus 16:24,25).

Paulus zegt het zo: Broeders en zusters, we hoeven ons niet langer te laten leiden door onze eigen wil. 13 Als u dat wel doet, zult u zeker sterven. Als u echter uw zondige wil doodt door de Geest, zult u leven. (Romeinen 8:12, 13).

Dat is nu de uitdaging die ik vandaag geef. Wie ben ik? Hoeveel vertrouw ik in mijn leven op God? Leef ik in God en niet uit mijzelf? Heb ik verbinding met God, zodat ik zijn liefde ken en ik gevuld ben met Zijn liefde? Want zegt Paulus in Efeze 3: 18-21 Dan zult u met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen, ja de liefde van Christus kennen die alle kennis te boven gaat, opdat u zult volstromen met Gods volkomenheid. Aan hem die door de kracht die in ons werkt bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij vragen of denken, aan hem komt de eer toe, in de kerk en in Christus Jezus, tot in alle generaties, tot in alle eeuwigheid. Amen.

Je zult ervaren dat die liefde van Christus ons menselijk verstand te boven gaat. Je hele wezen zal vol van God zijn. God kan oneindig veel meer doen dan wij kunnen bidden of beseffen. Dat blijkt uit Zijn kracht die in ons werkt.

Als we vertrouwen op Gods woord hebben en ons verheugen als een pelgrim die op de schalmei speelt, dan wordt werkelijkheid wat in Jesaja 30 staat en zal blijken dat Gods liefde onuitputtelijk groot is en Hij al onze vijanden overwint.

We zien in Jesaja 30 dat God even rechtvaardig is als liefdevol. Hij heeft een tweesnijdend scherp zwaard in Zijn hand om het goede te scheiden van het kwade. Het fijne is dat we niet zelf hoeven te vechten (vs. 30-32). Als je daarvan doordrongen bent, dan kan het niet anders dan dat je enthousiast bent voor de Heer (vs. 29).

Foto: website beam.eo.nl maart 2019; citaat: De Volkskrant, 29 april 2018

Foto: website beam.eo.nl maart 2019; citaat: De Volkskrant, 29 april 2018

Ben ik enthousiast voor de Heer? Net zo enthousiast als onze bekende voetballer Memphis Depay is met het delen van zijn enthousiasme voor het geloof in Jezus en die dat ondanks zijn faam op o.a. Instagram niet onder stoelen of banken steekt? Zijn uitspraak (maart 2019) is: “Iedereen weet voor wie ik speel. Mensen zien vanzelf dat ik in God geloof. Jij ook. Hij maakt het me heel makkelijk.”

Hoe uit zich dat in mijn dagelijkse leven? Wat zijn de praktisch waarneembare uitingen van mijn enthousiasme?

Het navolgen van Gods geboden is dan niet meer moeilijk. Mijn hart gaat naar Hem uit. Ik zoek niet meer mijn vroegere afgoden, maar ik dien Hem om Hem de eer van mijn leven te geven. In het navolgen van God probeer ik het dan niet meer allemaal zelf te regelen en op eigen kracht mijn problemen te lijf te gaan. Ik volg het devies dat Corrie ten Boom eens gaf: ‘Geef God geen instructies, maar meld je gewoon bij Hem’. God heeft een blijde boodschap, maar niet voor hen die zelf op de troon van hun hart gaan zitten en hun eigen wil volgen. Daarvoor geldt: bekeer u! Jesaja 1:16-18 Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, ik kan ze niet meer zien. Vermijd alle kwaad en leer goed te doen. Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen bescherming, sta weduwen bij. De HEER zegt: Laten we zien wie er in zijn recht staat. Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol.

Voor Gods kinderen geldt een heerlijke belofte:

Jes. 29:18-19. Op die dag zullen doven kunnen horen hoe uit een boek wordt voorgelezen, en blinden zullen met eigen ogen zien, bevrijd van duisternis en donkerheid. Dan zullen verdrukten de HEER weer loven, zwakken juichen om de Heilige van Israël.

 

Wil je een nieuw leven met de Heer beginnen? Of je leven met God vernieuwen? Dan nodig ik je uit om naar voren te komen om te bidden voor die vernieuwing! Ik weet zeker: wie bidt, ontvangt!

 



Verstandig berekend en toch verkeerd gerekend!

De gelijkenis van de rijke korenboer

 

Vandaag wil ik stilstaan bij de gelijkenis  van de rijke korenboer. Zoals Jezus die ons vertelt vinden we die in Lukas 12:16-21:

16En hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, 17en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. 18Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, 19en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. 20Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” 21Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’

 

Jezus wil ons daarmee enkele dingen duidelijk maken. We kunnen van Hem daaruit drie dingen leren:

  1. dat we erkennen, dat we niet Heer zijn over ons eigen leven, maar dat we steeds afhankelijk zijn van God.
  2. dat we ervaren, dat we hoezeer we ook ons best doen, ons leven niet in eigen hand hebben,
  3. dat we eens nadenken over het doel van ons leven. Wat kunnen wij van onze beperkte leven maken?

We moeten dus voor ons leven zorgvuldig nagaan wat in ons leven de belangrijkste rol speelt. Daarbij moeten ons eerst eens afvragen:

 

Waar kun je niet omheen als je volwaardig deel uit wil maken van het koninkrijk van God?

Kort samengevat staat dat in 2 Timotheüs 2:19:  19Maar het fundament dat God gelegd heeft, ligt onwrikbaar vast en draagt het opschrift: ‘De Heer weet wie hem toebehoren’ en ‘Laat ieder die de naam van de Heer noemt, onrecht uit de weg gaan’. In de brief aan de Romeinen zegt Paulus het nog iets duidelijker, Romeinen 6:13. Daar is het de opdracht: 13Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar stel uzelf in dienst van God. Denk aan uzelf als levenden die uit de dood zijn opgewekt en stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid.

Paulus legt uit dat iemand die niet is een nieuw leven met God is begonnen door en door slecht is. De bijbel noemt dat leven het leven van de oude mens: Romeinen 1:29-32:

29Ze zijn door en door onrechtvaardig en boosaardig, hebzuchtig en slecht. Ze zijn door en door afgunstig, moordzuchtig en twistziek, doortrapt en kwaadaardig. Ze roddelen 30en spreken kwaad, haten God, zijn hoogmoedig, trots en verwaand. Ze zijn vindingrijk in het kwaad, tonen geen ontzag voor hun ouders, 31zijn kortzichtig en trouweloos, zonder liefde en onbarmhartig. 32En hoewel ze het vonnis van God kennen en weten dat mensen die dergelijke dingen doen de dood verdienen, doen ze dit alles toch. Sterker nog, ze juichen het zelfs toe dat anderen het ook doen.

Hoe het moet zijn als je een ‘koninklijk kind’ bent geworden door je bekering en wedergeboorte zegt Paulus in Efeze 5. Enkele verzen hieruit:

1Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die hij liefheeft, 2en ga de weg van de liefde, zoals Christus, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God….

7Gedraag u dus niet zoals zij, 8want eens was u duisternis maar nu bent u licht, door uw bestaan in de Heer. Ga de weg van de kinderen van het licht. 9Het licht brengt goedheid voort en gerechtigheid en waarheid. 10Onderzoek wat de wil van de Heer is. …

16Gebruik uw dagen goed, want we leven in een slechte tijd. 17Wees niet onverstandig, maar probeer te begrijpen wat de Heer wil. 18Bedrink u niet, want dat leidt tot uitspattingen, maar laat de Geest u vervullen 19en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer 20en dank God, die uw Vader is, altijd voor alles in de naam van onze Heer Jezus Christus.

De ´oude mens´ denkt zelf wel te kunnen bepalen wat goed en slecht is. Onze maatschappij, onze gehele omgeving is ik-gericht. Alle ongerechtigheid komt eigenlijk voort uit het je zelf laten gelden, je gezicht niet willen verliezen, omdat je iemand wil zijn, liefst waar iemand waar men nog tegen opziet. Vanuit jezelf moet je dan een onmogelijke enorme prestatie leveren en van alle markten thuis zijn. Het gevolg is een leven met leugen en bedrog omdat we toch maar beperkte mensen zijn en we dat nou juist voor de ander willen verdoezelen. Jezus wil ons met deze gelijkenis van de rijke korenboer juist leren dat al het wereldse niet belangrijk is en we een nieuwe mens in Hem moeten worden. Zoek eerst het Koninkrijk van God en al het andere krijgt u bovendien.

 

Stap 1

In de eerste stappen in het leven met Jezus, wil Hij ons denken corrigeren.

In stap 1 verheft Hij onze wensen en verlangens naar een hoger niveau.

Met alles kunnen we bij Jezus komen. Hij geeft op alle vragen altijd antwoord. Maar Zijn antwoorden kunnen altijd anders uitvallen als je verwacht. Maar antwoord krijg je!

Lukas 12:13-15, de aanleiding voor Jezus´ gelijkenis van de rijke korenboer, is daar een mooi voorbeeld van:

13Iemand uit de menigte zei tegen hem: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen!’ 14Maar Jezus antwoordde: ‘Wie heeft mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?’ 15Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’

In deze teksten leren we:

  • Jezus maakt van onze vraag iets anders, als het niet gericht is op de juiste manier van het leven meet Hem. Alle wensen krijgen een ander perspectief, alle verlangens worden gericht op iets nieuws.
  • Jezus laat ons duidelijk nieuwe perspectieven zien, zodat we de achtergronden van onze beweegredenen kunnen erkennen.
  • Jezus corrigeert ons als we op het verkeerde spoor zitten. Onze argumenten zijn vaak verkeerd, hij maakt ze weer gezond.
  • Hij vormt ons gebed om tot iets wat werkelijk vervuld kan worden: Onze wensen worden op het goddelijke doel gericht.

 

Let maar op de tekst: Jezus hoort het verzoek (gebed). Maar Hij wil geen scheidsrechter zijn. Waarom? Jezus weet dat Hij de mens daarmee niet echt helpt. Hij ziet het gevaar, de achtergronden, de verkeerde motieven. Daarom weigert hij een antwoord op dit niveau. Hij laat de achter­gronden zien en waarschuwt voor de drogreden dat rijk zijn alles is!

 

Schets 1

Die laat enigszins zien hoe dat werkt: Jezus wil ons helpen af te rekenen met onze enge kijk op het leven. Christenen zijn mensen die vanuit de ander denken en vooral die vanuit Gods wensen denken.

Dat betekent tegelijkertijd dat wij de ander en God in ons denken betrekken, betrekken in onze planning, in ons willen en in ons doen en laten.

Alle wensen, verlangens, doelen, hoop krijgen nieuw perspectief als we ons gebed op een hoger niveau brengen.

Het ‘ik’-niveau is ons oude denken, de oude aandachtgerichtheid. Waarop is ons oog gericht? Naar onder naar het ik of naar boven naar de ander en naar God?

Het ‘jij-niveau’ gaat vooral uit naar de wensen en verlangens van je partner, je kinderen, je familie.

In het ‘wij’-niveau voelen we ons verantwoordelijk voor onze medemens, onze maatschappij.

In het niveau van het Koninkrijk van God hebben we pas de bereidheid om Gods wil te leren kennen voor ons leven en te verlangen naar de wederkomst van Christus en bij het doel van ons leven ons in te zetten voor evangelisatie.

Mij lijkt belangrijk dat we antwoorden geven op de volgende vragen:

  1. Op welk niveau liggen onze wensen, die we in het gebed tot God brengen?
  2. Heb je de werkelijke noden en problemen van je leven herkend? Wat zijn die?
  3. Ben je bij jezelf al nagegaan waarom je om iets bidt? Wat wil je nu werkelijk bereiken?
  4. Ben je bereid als je een verkeerde houding hebt om je door Jezus te laten corrigeren?

 

Stap 2: Komt het allemaal wel eropaan succes te hebben?

 

Lukas 12:16-21 (zie begin)

Jezus laat de volgende stap duidelijk zien door de gelijkenis van de rijke boer: die had succes. De recordoogst gaf problemen. Wat doet hij ermee? Die oogst moest worden veilig gesteld. Dat is toch verstandig, niet?

Wie zou dat allemaal laten schieten? Economisch is het de juiste beslissing! (vs. 18) Blijkbaar is het een goede boer. Jezus bestrijdt dat ook niet. Maar niet het bouwen van de schuur geldt zijn kritiek, het gaat Hem om de mens, niet om het veilig stellen van het succes. Wat de mens beweegt, is van belang. (vs. 17)

Wat doet de boer? Hij denkt na, rekent, wordt er volledig door beheerst. De hele wereld draait om hem. Desondanks ziet hij niet wat in het leven werkelijk belangrijk is: (vs. 19)

Zo verrekent hij zich bij al het economische denken. Hoezo?

 

Stap 3: De aandacht voor succes vertroebelt het beeld aan de horizon.

 

Succes is altijd beperkt tot de waan van de dag: jarenlang kon de boer het ervan nemen. Maar uiteindelijk is niets zo onzeker in dit leven als succes. De bijbel vermaant ons: Jij hebt je leven niet in jouw hand! We kunnen geen dag aan ons leven toedoen. En de dood staat ook jou te wachten! Psalm 90:12: “Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult!”

Hoe meer we bezig zijn met het veilig stellen van ons leven, hoe verrassender de dood ons zal overkomen. De begeerte naar meer leven berooft ons van het leven. Niemand denkt eigenlijk aan de dood. En toch is er niets zo zeker als de dood.

 

Schets 2

Die verduidelijkt dat: De meeste mensen hebben een beperkte horizon. Ze hebben geen kijk meer op de werkelijkheid. Hun focus is alleen maar gericht op succes, op het zorgen dat het jezelf beter gaat, op je carrière, op je gezellige woning bijvoorbeeld en dat je zo “gelukkig” mogelijk kunt zijn.

Het lijkt op je koers bepalen op de wolken in plaats van op zon en maan.

In het leven gaat het dan alleen maar op uit zijn op succes. De rest ziet men dan niet meer: We vergeten wat er nog meer is: de realiteit: GOD, DOOD, EEUWIG LEVEN. (het ‘ik’ beperkt het zicht op de horizon, de cirkels staan voor de hele werkelijkheid).

 

Ook hier maar even een pas op de plaats om antwoorden te geven op de volgende vragen:

  1. Bestaat je leven vooral uit ervoor te zorgen dat je alles hebt wat je hartje begeert?
  2. Ben je misschien net als de rijke boer verblindt door het achterna rennen van zekerheid?

3.Heb je rekening gehouden met wat werkelijk en onontkoombaar belangrijk is in het leven?

  1. Is je dagelijks leven echt afgestemd op wat God met jouw leven wil?

 

We zien dat velen een zekere blindheid voor het hiernamaals hebben. Bij de rijke boer zien we dat hij bij zichzelf te rade gaat en niet bij God. Wat zou er gebeurd zijn als hij met zijn berekening met God rekening had gehouden?

De boer gedraagt zich alsof hij zelf kan vaststellen hoe lang hij leeft, zelf zijn gezondheid in de hand heeft en God en de dood zijn wil kan opleggen.

 

Stap 4: Waar het werkelijk op aankomt!

 

Iemand met succes in zijn leven heeft er geen behoefte aan om de waarde van het leven vanuit Gods doel voor ons leven te bekijken. Ook het geluk van de anderen interesseert hem niet. Dat God werkelijkheid is, weet hij niet op zijn waarde te schatten, hoewel hij misschien wel in God gelooft. Hij negeert alles wat zijn succes kan afremmen, zelfs ziekte en dood.

Iemand die succes heeft moet vaak over lijken gaan om zijn doel te bereiken. Hij is volop bezig om zeker te zijn van succes. Daarbij hoort nogal wat strijd en moeite: het verworvene moet verdedigd worden. Angst en zorgen zijn voortdurende begeleiders van mensen die op zichzelf gericht en op succes zijn afgestemd.

Hoe ziet het leven van deze mensen er uit? Vooral met goed zorgen voor hun image – met fitness training – met verhoging van het prestatievermogen -met uitbreiding van hun invloed, hun macht – het onderhouden van hun relaties – zelfbevestiging – enz.

Dan vindt de succesvolle man of vrouw het leven “zinvol” en “rijk”.

 

Schets 3: Wat is dan de juiste houding?

Alles in ons leven is relatief, het is vergankelijk het gaat voorbij. Zie op de schets de scheepjes. Het tijdelijke de beperktheid van het leven, het relatieve, kan ons zo in beslag nemen, dat we het verafgoden (tot een absolute zekerheid maken) of dat we eraan kapot gaan. Als je dat doet (met waarden, doelen, dingen) dan wordt de absolute macht, het zekere van God, het eeuwig goede en ware krachteloos in ons leven.

We zien dat bij de rijke boer:

  • hij had geen tijd voor God
  • hij had geen tijd voor gebed
  • hij had geen tijd voor rust
  • hij had geen tijd voor karaktervorming
  • hij had geen tijd voor zijn medemens
  • hij had geen tijd voor innerlijke belevenissen
  • hij had geen tijd om dankbaar te zijn

 

Alleen als we in alles met God rekening houden, dan krijgt alles zijn juiste plaats:

Romeinen 8:28. En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede.

Alles wat ons in ons leven overkomt, moet ons in de juiste richting drijven: Het kompas (de bijbel) is daarbij noodzakelijk, opdat de juiste koers voor het leven gevonden wordt. Bij ziekte, bij huwelijk, bij echtscheiding, bij beroepskeuze, bij opleiding, bij alles wat in ons leven op ons afkomt, moeten we de vraag stellen:

  1. Waarvan en waarvoor leven we? Met wat vullen wij ons leven?
  2. Ben je van de werkelijkheid vervreemd? Leef je aan God voorbij?
  3. Hoe wordt je rijk in God? Kijk maar op de schets: Het gaat erom niets meer voor jezelf te willen hebben en niet je eigen koers voor het leven uit te stippelen. Het gaat erom om koers te zetten richting God en bij alles God te betrekken en voor je te laten zorgen.

God moet centraal staan, Hij moet ons middelpunt zijn. Als je verstandig rekent, reken je niet als de rijke korenboer, maar reken je met alles met God en geef je je alles voor God. Als Gods kind ben je een nieuwe schepping, totaal verandert en geef je alles van jezelf voor het rijke leven in Zijn koninkrijk. Dan is praktijk wat in Colossenzen 3:17 staat: Doe alles wat u zegt of doet in de naam van de Heer Jezus, terwijl u God, de Vader, dankt door hem.

Pas dan ben je enorm rijk en gelukkig door de zegeningen die God je als Zijn kind cadeau doet.

 

Naar: Walter Werner, Werkbuch Gleichnisse [Gieβen 19884], 48-57.



 

Vertrouwen als Abraham

 

Genesis 12: 1-9 (NBV): 1De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. 2Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn.3Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken. Alle volken op aarde zullen wensen gezegend te worden als jij.’ 4-5Abram ging uit Charan weg, zoals de HEER hem had opgedragen. Hij was toen vijfenzeventig jaar. Hij nam zijn vrouw Sarai mee en Lot, de zoon van zijn broer, en ook alle bezittingen die ze hadden verworven en de slaven en slavinnen die ze in Charan hadden verkregen. Zo gingen ze op weg naar Kanaän. Toen ze daar waren aangekomen, 6trok Abram het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten. 7Maar de HEER verscheen aan Abram en zei: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ Toen bouwde Abram op die plaats een altaar voor de HEER, die aan hem verschenen was. 8Daarvandaan trok hij naar het bergland dat oostelijk van Betel ligt, en ergens ten oosten van Betel en ten westen van Ai sloeg hij zijn tent op. Hij bouwde er een altaar voor de HEER en riep er zijn naam aan. 9Steeds verder reisde Abram, in de richting van de Negev.

Op een vakantie enkele jaren terug zat ik op een prachtig terras met uitzicht op deze deur. De wijnstok boven ons had veel ranken en veel fruit. De foto roept allerlei gedachten op. De vredesvlag aan de deur nodigt uit naar binnen te gaan. De druiven nodigen je uit om ervan te genieten. De wijnstok laat ons zien dat we tijdens het groeien veel fruit produceren.
Mij laat het zien dat ik in mijn leven bijzonder bevoorrecht ben. God heeft me op vele manieren gezegend. We hebben conferenties bezocht, veel reizen gemaakt, veel voorbede gedaan, veel gebeden gehoord en in tijden van nood hebben waar het kan geholpen en werden we geholpen. De wijnstok herinnert ons eraan dat wij Gods volk zijn dat altijd kan rekenen op de bovennatuurlijke aard van God. Alle beloften voor Zijn volk en al Zijn zegeningen en Zijn genade zijn in beweging voor jou en mij.
Als ik naar de uitnodiging op de deur kijk, denk ik aan twee teksten uit de bijbel:
Johannes 10:10 (of 9 in nieuwere vertalingen) waar Jezus zegt: 9Ik ben de deur: wanneer iemand door Mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden.
En Openbaring 3: 20, waar Jezus zegt: Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik binnenkomen, en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij.

Op het eerste gezicht is hier sprake van een tegenstelling. Jezus zegt dat we door Hem toegang krijgen, Hij is de deur. In het boek Openbaring staat Jezus voor de deur, we moeten zelf de deurknop pakken en de deur openen. Echter: beide verzen nodigen uit om naar binnen te gaan. Vaak worden deze teksten uitgesproken wanneer uitgenodigd wordt om een nieuw leven met Christus te beginnen. Toch denk ik dat deze verzen ook voor alle opnieuw geborenen bedoeld zijn. Want er liggen altijd nieuwe uitdagingen voor gemeentegroei, zending en evangelisatie etc. en daarvoor moeten we de deur van ons hart openen.

Galaten 3:29: En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte.
Dus als kinderen van God zijn we nakomelingen of (andere vertaling:) het zaad van Abraham. Daarom moeten we in ons leven ook stappen zetten zoals Abraham. Zijn grootste stap in het leven vinden we zoals gelezen in Genesis 12. De roeping om naar een onbekend land te trekken. Als we in ons leven ervaringen willen maken zoals Abraham, moeten we goed naar deze geschiedenis kijken. Wat deed Abraham om de belofte te ontsluiten?
Hetzelfde moeten wij doen om de deur van ons hart te openen. Vroeger was het gebruikelijk dat kisten of kamers waar archieven of andere kostbare zaken werden bewaard waren afgesloten met meerdere sloten en dat je dus meerdere sleutels nodig had om toegang te krijgen. Ik heb altijd geleerd dat alle goede dingen zeven zijn. In de bijbel is zeven het getal van volmaaktheid. En wat zien we in het verhaal van Abraham? Hij had zeven sleutels nodig om zijn deur naar de toekomst te openen voordat hij de deurknop in zijn hand kon nemen om de deur open te krijgen en de beloften van God werkelijkheid werden.
Meestal zegt u: Abraham had maar één sleutel nodig, zoals staat in Hebreeën 11: 8: Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou krijgen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen.
Maar deze grote geloofssleutel moet je meer zien als de samenbundeling van een stel van zeven zeer specifieke sleutels die we nodig hebben om echte stappen te zetten om de beloften van God voor ons leven cadeau te krijgen. Voordat ik verraad welke sleutels dat zijn, wil ik eerst het verhaal van Abaham in de taal van vandaag vertellen.
Abraham had zijn stille tijd en was nog verdrietig over het verlies van zijn vader Terah. Bovendien zat hij ermee dat Sara nog geen kind kon krijgen. Juist op dat moment verstoort God zijn gedachten om hem een nieuw doel en een nieuwe richting voor zijn leven te geven. God zei: Abraham, Ik heb een belangrijke opdracht voor jou. Ik weet dat je al 75 bent, maar het is nog geen tijd voor je pensioen. Vertrouw op Mij. Ik wil dat je een lange reis begint en pas daarna zorg Ik ervoor dat er na jou en uit jou een geweldig volk zal ontstaan. Omdat Ik door jou Me aan Mijn belofte zal houden dat de hele aarde vol zal zijn van Mijn heerlijkheid. Ik wil dat je Me gelooft. Daarom ga op reis!

In het begin overviel Abraham dit geweldige plan van God. Hij zou graag weer met God willen praten voordat hij het Sara zou vertellen. Stel je voor! Je bent 75 jaar oud en God kiest je uit om een pionier te worden en alle aardbewoners te zegenen. Abraham kan nauwelijks wachten om het zijn vrouw te vertellen.
– ´Sarah, we gaan op reis.´
Ze lacht en gaat door met haar werk:
– ´Wat, alweer vakantie? We waren toch al?’
– ‘Nee, we gaan verhuizen, Sarah. We beginnen opnieuw,’ zei Abraham vastberaden.
– ´Nou, nou! Grapjas´, zei Sara een beetje nerveus.
– ‘Nee, ik maak geen grapje. Het is echt waar. We verlaten Haran en beginnen totaal opnieuw.’
Sarah stopte met werken en keek Aby verschrikt aan: ‘Dat kun je niet menen. Je bent 75! En trouwens, je hebt me toen we uit Ur verhuisden beloofd dat dit de laatste keer zou zijn! We wilden toch genieten van ons pensioen?’
– ‘Ik weet het. Maar het is nu allemaal anders.’
– ‘Maar je kunt toch zoiets niet bedenken en verwachten dat iedereen je onmiddellijk volgt? Lot werkt hard om je bedrijf over te nemen en de tuin is net klaar en het huis is nieuw behangen. We hebben alles wat we wilden, nou ja, bijna alles …
Abraham keek haar aan. Wat hield hij van zijn vrouw. Ondanks haar kinderloosheid was het huwelijk altijd goed. Ze hadden samen gewerkt, gehuild, gebeden en gelachen. Abraham begreep waar Sarah op dat moment over klaagde. Hij omhelsde haar en Sarah zag zijn warme liefde in zijn ogen toen hij zei: ‘Sara, wat ik heb gehoord is veel groter dan onze tuin, het nieuwe behang, ons nieuwe huis en winkels en belangrijker dan het pensioen om van te genieten. God heeft me de opdracht gegeven te verhuizen en dat Hij ervoor zal zorgen dat we een geweldig volk worden. Hij wil van ons een zegen voor de hele wereld maken. Hij zei: (Genesis 12:3): ´Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal Ik vervloeken. Alle volken op aarde zullen wensen gezegend te worden als jij.’

Toen Sarah naar hem keek, wist ze dat er wat was gebeurd: Abraham was diep en vreemd geraakt. Ze was nog steeds aangeslagen toen ze zei: ´OK, maar zei God ook waar we naartoe gaan?´ Dat was een klap in het gezicht van Abraham – ´Ik dacht wel dat dat zou komen. Ik heb er al over nagedacht toen ik het je moest gaan vertellen. Maar ik weet het niet.’
– ‘Wat bedoel je, ik weet het niet. Je kunt toch niet verwachten dat we onze spullen pakken en vertrekken? Onze buren zullen ons voor gek verklaren. Ze zullen ons uitlachen als we zeggen dat we ergens heen gaan en we niet weten waarheen…’
– ‘Ik weet het, Sara, maar ik weet alleen dat God ons heeft gezegd ons boeltje op te pakken en op weg te gaan. Ik voel dat we niets anders kunnen doen dan gehoorzamen. God zal het ons duidelijk maken tijdens de reis’, zei Abraham vriendelijk en beslist. Sarah wist het nu: hij meent het. Als hij zeker is van zijn zaak, komt het wel goed. En dus vroeg ze: ‘Waar wonen we tijdens deze reis?’
– ‘Nou, ik dacht weer de tent te nemen.’
– ‘Wat? Zijn onze botten daarvoor niet te oud? Toen we onze laatste zandstorm meemaakten, beloofde je me dat ik nooit meer in een tent zou leven …’
Zo moet ongeveer het gesprek tussen Abraham en Sara geweest zijn. Toch had Sara er uiteindelijk vrede mee met Abraham te vertrekken.

Dit verhaal laat ons zien welke sleutels Abraham gebruikte om door de deur naar zijn veelbelovende toekomst te gaan.
Welke zeven sleutels gebruikte Abraham om het Beloofde Land te bereiken?

 

Sleutel 1: Luisteren

Doordat Abraham luisterde naar de belofte die God gaf, kon het eerste slot worden geopend. Abraham kreeg een visioen van God en dat inspireerde hem.

 

Sleutel 2: Gehoorzaamheid

Alleen luisteren is niet voldoende. Abraham deed wat God hem had opgedragen te doen. Velen willen alleen gehoorzamen als ze zien wat het hen oplevert of hoe ze hun doel kunnen bereiken. Ik denk dat we geen menselijke aliens zijn. Meestal beginnen we pas aan een nieuwe baan als de nieuwe arbeidsovereenkomst is getekend. Velen gaan niet verhuizen voordat hun huis is verkocht. Maar Abraham ging onmiddellijk op weg!

 

Sleutel 3: Geen, ‘ja, maar vragen’ stellen

Onze gedachten worden vaak bepaald bij de wereld om ons heen.
Vragen zijn niet altijd een teken van ongeloof. Hóe we de vragen beantwoorden, spiegelt meestal de mate van ons vertrouwen. Welke belofte God ons ook geeft, we zullen er altijd vragen bij hebben.
Wanneer er ziekte is en we lezen: “door zijn striemen bent u genezen” (1 Petrus 2: 24) komt de gedachte meestal: ‘Maar de dokter heeft gezegd …’. Onze gedachten proberen altijd het natuurlijke boven het goddelijke te zetten. Hetzelfde geldt voor financiële moeilijkheden. We kunnen op God vertrouwen in gebed. Paulus zegt in Filippenzen 4:19: Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door Christus Jezus. Maar we kunnen ook in onze omgeving vragen en vragen en vragen ….
Paulus roept ons op om ons denken te vernieuwen. Als we de gedachten van Christus en Abraham hebben, moeten we onze negatieve gedachten op de goede manier te lijf gaan: 2 Korintiërs 10:15: Bovendien willen we ons niet laten voorstaan op werk buiten ons gebied, op de inspanningen van anderen. We hopen alleen dat uw geloof groeit en dat u ons werk uitbundig zult prijzen binnen de grenzen die God voor ons heeft vastgesteld.
Abraham weigerde dat een vragend brein zijn vertrouwen ondermijnde. En dat gaf hem de vierde sleutel in zijn hand.

 

Sleutel 4: Moed en geen angst voor wat komen gaat

De moderne mens is altijd bezig zijn toekomst veilig te stellen. ‘Save for a rainy day’, zegt men in het Engels. Maar kun je wel verdere stappen zetten als je bang bent voor wat er gaat gebeuren? Misschien vroeg Sara Abraham ook: Wat als de tent kapot gaat? Waar krijgen we een nieuwe? Waar halen we water in de woestijn?
Bij Abraham zie je dat echte liefde alle angst verdrijft. Als ik de moed heb om te accepteren dat God volledig van me houdt, zal ik niet bang zijn. Misschien zegt iemand: ‘Maar we moeten ook naar de feiten kijken …’. Zeker, maar feiten vertellen niet wat onze angsten zeggen. Feit is dat wat God heeft beloofd!

 

Sleutel 5: Zekerheid

Als we iets nieuws beginnen, een nieuwe weg inslaan, hoeven we niet alle details te weten. Abraham vertrouwde God. Hij vroeg niet: God, kun Je me de eerste twee maanden aanwijzingen geven? Als God hem had verteld hoe lang hij moest reizen, was Abraham misschien niet weggegaan. Wanneer, wat, hoe, hoeven we niet te weten. God leidt ons, Hij zorgt voor ons, Hij beloofde. En het maakt niet uit hoe God ons het zal geven, hoe Hij geneest, hoe Hij een huwelijk redt, hoe Hij de kinderen tot zich laat komen, hoe Hij zijn gemeente bouwt. God zegt gewoon, Ik zal het doen. Abraham denkt niet aan de zandstormen die kunnen komen. Hij dacht alleen aan Gods belofte: ik zal veel nakomelingen hebben! Hij dankte God daarvoor. Hij bracht Gods morgen in zijn vandaag!

 

Sleutel 6: Avontuurlijkheid

Gehoorzaamheid in vertrouwen is een geweldig avontuur. De oude Abraham vond een nieuw levensdoel! Als je jong bent, ligt de hele wereld voor je. Je wilt een goede baan krijgen, iets worden in de maatschappij. Als sportman wil je de beste worden. Als voorganger wil je veel bekeerlingen, als zakenman veel geld verdienen. Als je in de goede jaren zoals Abraham komt, komen de meeste vragen in herinnering terug: wat is er misgegaan? Het antwoord is eenvoudig: meestal het gebrek aan vertrouwen in actie, men heeft nagelaten te dromen.

Ik droom nog steeds en geniet ervan. Wanneer het avontuur in ons sterft, sterft het leven. Het gehoorzamen van Abraham werd niet geleid door succes. Hij kende zijn bestemming: het Beloofde Land. Ik denk dat velen van ons uit onze tent zouden kijken naar de grote volken die daar woonden: de Hitttieten, Hevieten, enzovoorts. En dan denken: dat is niet ons beloofde land, want wij zijn een klein volk. Maar Abraham luisterde naar God die hem voorhield: Abraham het maakt niet uit wat mensen zeggen, zie je de sterren? Pak je hand vol zand. Zie je de zandkorrels in je hand? Zoveel nakomelingen zul je hebben! Je kunt het avontuur aan!

 

Sleutel 7: Hoop

We kunnen altijd nog meer van God verwachten. De belofte werd voor Abraham steeds waardevoller en groter. Romeinen 4:13: Immers, niet door de wet ontvingen Abraham en zijn nageslacht de belofte dat ze de wereld in bezit zouden krijgen, maar door de gerechtigheid die het geloof schenkt.

Ergens onderweg zei God tegen Abraham: “Zie je het land daar, dat is maar een deel … op een dag zal de hele wereld vol zijn van je nakomelingen.” Abraham zag slechts de uitdaging. Zei God niet over Zijn Zoon in Psalm 2: 8: ´Vraag het mij en ik geef je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom´.?

Jezus geloofde in deze belofte. Daarom zei hij tegen zijn discipelen en tegen ons: ‘Ga de wereld in …’. En dus hebben we hoop voor de wereld en hoop voor het eeuwige leven.

Als we worden uitgedaagd om een nieuwe weg te gaan en de deur van ons hart te openen, laten we dan deze zeven sleutels gebruiken. Dan kunnen we de deurknop in de hand nemen om die om te draaien en naar binnen te gaan en God binnen te laten. De beloften van God worden dan waar: we krijgen nieuw leven, worden een nieuw schepsel en zullen nieuwe doelen bereiken, want we zijn Abrahams nakomelingen (zaad) en de hele wereld en Gods zegeningen zijn ons beloofd. Aarzel dus niet: begin die reis! We zullen in en uit lopen en weidegrond vinden en samen met Jezus het avondmaal vieren. Zijn beloften worden waar.



Hoe kunnen we onze omgeving zo beïnvloeden dat groei ontstaat?

 

Eerst een verhaal vooraf. Over dit zoutvaatje wat ik hier in mijn handen heb.

”Het Zoutvat

“Ik vind de hele actie altijd nog zinloos! Als we nu nog met meer zoutkorrels waren, dan viel er nog over te denken, maar zo? In die reusachtige soeppan vallen wij toch niet op. Naar mijn mening kan dit nooit onze opdracht zijn.”
“Nou, nou, rustig maar!” maakte een oude zoutkorrel zich verstaanbaar. “Natuurlijk is het zo dat we ten opzichte van de groente in de soep sterk in de minderheid zijn. Maar wij hebben genoeg kracht om al die soep voldoende pittigheid te geven.”
“Moet ik dan ook mee doen?” vroeg een schuchtere zoutkorrel wat angstig. “Ik vind het maar link. Ik blijf veel liever hier in het veilige zoutvat. Op mij komt het toch niet aan?”
“Wel verdraaid”, antwoordde de oudere zoutkorrel. “De zin van je bestaan is toch niet om hier in het zoutvat te hokken en met de andere zoutkorrels hoog geestelijke gesprekken te voeren?! Je moet de zaak hartig maken. Alleen dat is je opdracht!”
“Niet zo driftig”, riep iemand uit de achterste rijen. “Zou het niet voldoende zijn om iemand van ons, bij wijze van spreken als afgevaardigde, in die soepketel te sturen?”
“Oh ja, iemand die daarvoor een roeping heeft!”
Over en weer kwamen nu allerlei ideeën en voorstellen. Het werd een complete kakafonie: “Waarom komt die soep niet hier in ons zoutvat!” “Ja zeker, iedereen is hier toch hartelijk welkom?” “Heeft geen zin, volgens mij houden ze meer van peper.” “Soep is zo heel erg nat.” “De tijden van onze samenkomsten staan toch groot in de vitrinekast op onze voorgevel?” “Ik ben er nog altijd voor om iemand te sturen die er voor geleerd heeft om iets hartig te maken. Wij als leken…”
“Stilte!” brulde een kwaad geworden zoutkorrel. “Let eens allemaal op. Zo komen we geen stap verder. Jullie willen één zoutkorrel sturen, waar de kracht van een ieder van ons zeer nodig is. En als jullie willen wachten tot de soep vanzelf in ons zoutvat komt, dan kun je wachten tot St. Juttemis. Denk toch eens waarom we op de wereld zijn. We moeten zout zijn! Zijn jullie dat vergeten? Hebben we soms nog een andere functie?”
Iedereen werd er stil van. Opeens voelden de zoutkorrels dat het zoutvaatje werd opgetild. En allen die hun opdracht bekenden, lieten zich vallen. Het werd toch nog een heerlijke soep.

Groene vingers

Misschien heb je weleens gehoord van mensen die ‘groene vingers’ hebben. Zijn of haar planten staan er mooi groen en fleurig bij al bij geen ander. Sommigen proberen dan hun plantje ook zo goed te verzorgen, maar het lukt hun niet. Waarom niet? Hun plantje staat in een totaal andere omgeving. Elke plant heeft een omgeving nodig die bijdraagt tot groei, afhankelijk van de soort: voldoende grond, zon, water, mest en omgevingstemperatuur. Vastgesteld is dat planten niet uit eigen kracht groeien, maar beantwoorden aan hun omgeving die het de groeisignalen geeft om te doen wat het meest natuurlijke is. Groeien dus.

Ook als kind van God kun je niet zelf je geestelijke groei bewerken. Hoe harder we dat proberen, hoe minder het lijkt te lukken. Want alleen God heeft onze groei in handen, Hij waakt over ons groeiproces. En het is fijn te weten dat Hij ´groene vingers´ heeft voor onze groei.
Dat proces begint al wij ons laten inplanten in een geestelijke omgeving die groei brengt en daarvoor voldoende voeding heeft. Dat is een voorrecht maar ook onze verantwoording en keuze. Onze geestelijke omgeving is niet zomaar iets toevalligs, het is een omgeving waarin op de eerste plaats met God rekening gehouden wordt, waar verandering als nodig en positief wordt ervaren en waar God door Zijn Geest de leiding heeft. Waar dus alles is gericht op God en niet op je eigen keuzes en bezigheden waarvan jezelf wel uitmaakt of die goed voor je zijn; of zelf een selectie maakt in de Bijbelse normen die je navolgt of niet navolgt.

Veranderen

Waar iedereen meer of minder bang voor is, is veranderen. We willen alle laten zoals het is, of beter gezegd zoals het wás. We proberen onze angst te verstoppen door onverzettelijk te verkondigen dat God altijd dezelfde is en niet verandert. Maar wat niet verandert, groeit niet. Je het aan de plant, maar ook aan een kind dat in de loop van de jaren groeit naar volwassenheid. Hoe vaak hoor je niet: wat is die verandert! Dus bij groeiende kinderen van God is altijd verandering merkbaar.

Soms voel je je bij dat veranderingsproces niet lekker in je vel of een beetje bang. Meestal heeft het te maken met je leefomgeving, Als daar verandering ontmoedigt wordt, dan belemmert dat misschien je persoonlijke groei. Met andere woorden als de omgeving in het zoutvaatje wil blijven zitten, dan verandert er niks.

God vraagt ons op Hem te vertrouwen. Hij regelt de groei en dat zal ons zoveel vreugde brengen dat het onze angst voor verandering totaal wegdrukt. Wat God bij ons verandert is goed voor ons, ook al moeten we daar soms stappen zetten die we niet snappen of een roeping volgen om bijvoorbeeld je baan op te zeggen en in de zending te gaan; of een andere opdracht te volgen waarbij je de door God gegeven gaven vruchtbaar kunt invullen.

Om hierover na te denken voor jezelf heb ik twee oefeningen voor je.

Oefening 1: Loop al je relaties en verhoudingen met verschillende familieleden, vrienden, collega’s, broeders en zusters in de gemeente eens na. Denk daarbij na over je angsten, de meest erge dingen die mogelijk zouden kunnen gebeuren. Wat remt je om God beter te leren kennen?
Vaak zijn dat allemaal hindernissen die opzij gezet moeten worden om te kunnen veranderen.

Oefening 2: Denk na over welke kwaliteiten je hebt, waar je goed in bent en wat je goed kunt en ‘eerste klas’ bewonderenswaardige eigenschappen zijn, en waarmee je anderen helpt.

De Bijbel roept ons op om het goede te behouden en alle dingen te laten die hinderen om te groeien zoals God je dat aangeeft in je stille tijd door Zijn woord of bijvoorbeeld door een preek die je hoort.

Groeien: een riskante onderneming

Een omgeving die groei bewerkt en stimuleert, moedigt aan om bepaalde risico’s te nemen. Weer even terug naar het verhaal over het zoutvat: je loopt risico als je uit het vat gegooid wordt. Natuurlijk moet je niet onbezonnen blunderen en daardoor van de ene ramp in de andere vallen. Wijze bouwheren gaan er eerst eens goed voor zitten en berekenen de kosten en kansen. Maar: ze zitten niet alleen maar te zitten en te rekenen, ze blijven niet in het zoutvat, want anders wordt de soep niet lekker, komt het bouwwerk niet klaar. Na even rekenen moet er gebouwd worden. Als ze zouden blijven rekenen tot ze absoluut geen enkele mogelijkheid hebben om verlies te lijden of tijdens het bouwproces schade op te lopen dan zou er nauwelijks wat gebouwd worden.

Pas als je je als kind van God uit het zoutvat laat gooien, dan gebeurt er wat. In een bepaald opzicht is dat een riskant leven, maar er ontstaat wel groei, innerlijk en ook naar buiten toe. Als we eerlijk en open voor ons geloof in God uitkomen, nemen we risico’s in onze uiterlijke leefwijze:  in ons werk, op school, in ons gezin. Kijk maar naar Abraham. Hij riskeerde het leven van zijn zoon Izaäk door te gehoorzamen aan een schijnbaar absurde opdracht van God. En ook als Noach van God de opdracht krijgt de ark te bouwen, lijkt dat een onzinnig avontuur.

Voor onze innerlijke groei is het  nodig onszelf te confronteren met onze angsten, onzekerheden, haatgevoelens, verlangens, vooroordelen en andere verborgen gedachten en gevoelens. Wat gebeurt er als je dat niet doet? Dan blijf je met veel vragen zitten, zoals ‘wat als….’, ‘als ik maar…’ (vul maar in), ‘wat als anderen het niet begrijpen’, ‘wat als iedereen het er niet mee eens is’, of: ‘als we maar meer geld hadden, dan…’, ‘als we maar meer mensen met talenten in de gemeente hadden’ en ; ‘als er maar niet zoveel lastige vragen gesteld worden’ enzovoort.

Het lijkt soms of we in de gemeente te veel mensen hebben die argumenten kunnen bedenken waarom iets niet gedaan zou moeten worden. Mij lijkt dat God mensen zoekt die gemotiveerd zijn om iets wél te doen!

Groeien gebeurt in een geestelijke omgeving

Een omgeving die groei bevordert, geeft de kans om hechte en betekenisvolle persoonlijke relaties op te bouwen. Waarom? Om gezamenlijk het zout der aarde te zijn! Ik heb al heel wat christenen ontmoet die beweren dat het vast behoren bij een plaatselijke gemeente niet zo belangrijk is. Gelukkig zijn er meer die beweren en weten dat het behoren tot een gemeente fundamenteel is voor hun ervaring met Christus. In Hebreeën 10:24-25 staat: 24Laten we opmerkzaam blijven en elkaar ertoe aansporen lief te hebben en goed te doen, 25en in plaats van weg te blijven van onze samenkomsten, zoals sommigen doen, elkaar juist bemoedigen, en dat des te meer naarmate u de dag van zijn komst ziet naderen.’

Als we op die manier samenkomen, dan kunnen we onze talenten op de juiste manier inzetten. Dan wordt het niet een maar samenkomen om samen te komen en elkaar even te zien. Voor groei is er een wisselwerking nodig met God en met elkaar. De boodschap, het gebed, het samen zingen is het middel voor de onderlinge verbondenheid. God wil daarbij zijn. > Jezus zegt in Mattheüs 18:20: ‘Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden.’

Jezus gaf ons het goede voorbeeld: hij had omgang met twaalf discipelen, met Lazarus, Maria, Martha, Maria Magdalena en anderen. Het kenmerk van de eerste gemeenten was dat ze openlijk samenkwamen om Gods woord te bestuderen, samen te eten, avondmaal te vieren en te bidden. Handelingen 2:42: Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed. En in vers 46: Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde.

Je zou er oeverloos over kunnen discussiëren waarom God de bedoeling heeft ons geestelijk leven zo specifiek in verband te brengen met onze verhouding tot anderen. Maar het is nu eenmaal Gods wil voor onze groeimogelijkheden. En in die tijd van samenzijn wil God dat we de relatie met elkaar opbouwen met grote hoeveelheden tederheid, liefde, zorg, meelevendheid en vooral geduld. Dat kost wel tijd, maar geeft wel vrucht. Mensen bloeden dood als ze dat in een gemeente niet ervaren. Want dat is waar we allemaal naar verlangen: liefdevolle relaties, respect, je gewaardeerd weten; zorg, liefde, meeleven ervaren en begrepen worden. Met relaties die van hart tot hart gaan, ontstaat verandering ten goede en groei, groei naar elkaar maar op de eerste plaats naar God. Jezus zegt in Mattheüs 25:40: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”

Het doet er niet toe dat onze maatschappij ons in de richting van eigenliefde en liefdeloosheid duwt. De basisregels van God blijven hetzelfde: onze geestelijke groei is gekoppeld aan het vermogen om persoonlijk bij anderen betrokken te zijn en met hen om te gaan. Onze problemen vragen niet om algemene antwoorden en losse relaties. Die voorzien niet in onze behoeften.

Zijn we goed, liefdevol en eerlijk?

Paulus zegt in zijn brief aan de Filippenzen (4:8): Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient. Vergeet al het negatieve en schenk vooral of beter nog: alleen aandacht aan het positieve. De Psalmist (37:1) bevestigt: Erger je niet aan slechte mensen, wees niet jaloers op wie kwaad doen. Als de discipelen in paniek raken als ze met veel tegenwind en hoge golven te maken hebben in hun overtocht van het meer van Galilea en iemand over het water zien lopen, dan zegt Jezus tegen hen: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’

Door de Bijbel heen worden we opgeroepen om onszelf steeds positief te gedragen en in anderen in alles het positieve te zoeken. Kijk maar naar de vergelijking in Galaten 5 naar wat onze eigen geest en kracht bewerkt en wat we door de kracht van Gods Geest als vrucht mogen voortbrengen (vers 19‑23a): 19Het is bekend wat onze eigen wil allemaal teweegbrengt: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, 20afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, 21afgunst, bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God. En daartegenover staat: 22Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, 23zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

Onze leefomgeving schreeuwt om mensen die de vrucht van de geest voortbrengen. Er is zoveel te doen: zieken bezoeken, mensen die in de put zitten opbeuren, een helpende hand bijvoorbeeld bij schuldsanering, armoedebestrijding enzovoorts. De hele wereld heeft liefde nodig, de liefde die van God komt en ons aanzet om goede dingen te doen. Daarom heeft een groeiende christen Gods kracht nodig en een groei stimulerende gemeente, waar geen muren van kritiek en ongeloof zijn opgebouwd. Een gemeente dus van zoutkorrels die de soep ingaan om werkelijk het zout van de aarde te zijn. We moeten dus steeds alert zijn bij al onze activiteiten in de gemeente en ook in ons persoonlijk leven. Werkt alles mee voor onze groei? Zijn alle omstandigheden goed? Jezus zegt (Mattheüs 5:13): Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt.

De uitdaging om te groeien is er voor elke christen. De omgeving – met welke christenen ga ik om – is van grote betekenis voor het groeiproces. Wie de waarde van een groeizame omgeving ziet, is ook zelf in staat aan zo’n groeizame omgeving mee te bouwen. Als we ons door God laten planten in Zijn gemeente dan groeien we en staat ons een rijke oogst te wachten. God geeft groei! Laat je uit het zoutvat gooien!

 



De lessen van Jezus (1)

Deze week ben ik door mijn leesplan in YouVersion er in het bijzonder bij bepaald hoe gezegend wij zijn als wij Jezus volgen. Steeds opnieuw geeft God in de bijbel de belofte dat Hij ons wil zegenen en dat die zegen net als bij de belofte voor Abraham over ons leven heengaat. God beloofde hem te zegenen en tot een groot volk te maken.
In het boek Deuteronomium lezen we hoe en wanneer God zegent. Het hangt af van de keuzes die wij in ons leven maken.

Deuteronomium 30:19, Het Boek. “Hemel en aarde zijn mijn getuigen dat ik u vandaag de keus heb gegeven tussen leven en dood, zegen en vloek. Kies dan toch het leven, zodat u en uw kinderen mogen leven!”
Als je dus voor een leven met God kiest, kies je voor een gezegend leven. Die keuze houdt echter ook in dat je er voor kiest om de geboden van de Heer te gehoorzamen. Het volk Israël kreeg zo’n hele lijst met zegeningen én geboden in Deuteronomium 28 de verzen 1-14. Lees het daar maar eens na. Met ander woorden: het is belangrijk dat als je voor het leven kiest, je bij Jezus in de leer moet. Hij gaf ons een belangrijk gebod om die zegen te kunnen ervaren. Het belangrijkste denk ik zelf. We vinden het in

Mattheüs 28:19 en 20: 19Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest20en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’
Het is niet genoeg als wij zeggen dag Jezus het middelpunt van ons gemeente-zijn is. Hij is niet alleen het middelpunt, maar het begin en het einde, de alfa en oméga. Voor de eerste gemeente was Jezus vanzelfsprekend in waarheid de Zoon van God, de Redder van de mensheid, vredevorst en de openbaring van God, de Heer. Hij gaf gemeenteleden nieuwe kracht om een rein, zuiver leven te leiden, blijdschap en vrede te ervaren en een band van eenheid en liefde te scheppen. Die zegen bleef de gemeente ervaren zolang ze Jezus als het hoofd van de gemeente bleven erkennen, Hem bleven vertrouwen als licht voor elke nieuwe dag en als grondlegger en voleinder, vervol­maker van het nieuwe verbond. Dat verbond is een geestelijk verbond. Het is geen verbond van de wet, maar van liefde, een verbond van leven en niet van de dood. Het is een verbond van hoop en niet van angst en wanhoop, een verbond van gerechtigheid en niet van vervloeking en machtsuitoefe­ning. Het is ook een verbond van vrijheid en niet van verslaving, gedwon­gen dienstbaarheid. Vooral ook een eeuwig verbond dat altijd geldig blijft.
Jezus kwam niet naar de wereld om een nieuwe religie te stichten, maar Hij kwam om leven te geven, ons een voorbeeld te zijn hoe we ons met God als de Heer van alles en allen kunnen verzoenen. Hij kwam om daarvoor de weg te banen door Zijn dood aan het kruis en Zijn opstanding, de overwinning van die dood, zodat ons onze zonden niet meer worden aangerekend. Aan ons is de vrije keuze: te kiezen voor het leven met God of zonder God, zoals Jozua het volk voorlegde:

Jozua 24:15 (NBV): Kiest dan heden, wie gij dienen zult.
Voor Jezus kiezen is meer als vanuit jezelf als mens naar God en de waarheid zoeken. Het is een bovennatuurlijk afzien van jezelf en jezelf compleet afstemmen op God. Jezus geeft ons voor dat leven Zijn Heilige Geest die ons leidt in alle waarheid als we in Hem geloven en Hem gehoorzaam zijn. Hij leidt ons door Zijn Geest door alle vragen van het leven, ziekte en nood, omdat we in eigen kracht nooit antwoorden vinden die ons in alle omstandigheden vrede en blijdschap geven. Vanuit onszelf hebben we geen kracht om lief te hebben, vooral niet als iemand ons haat. Daarom is de basis van de gemeente dat we geloven dat Jezus als profeet, priester, zelfs hogepriester (dus dienaar van de mensheid), als Koning én als mens in deze wereld is gekomen. En daarom is het zo belangrijk om in Gods woord te ontdekken wat Jezus ons leerde als profeet, als priester, Koning en als mens. Als we dat ontdekken, dan ontdekken we ook zijn leer over het volgen van Hem, Zijn leer over het discipelschap. Daarover zal ik het later hebben, een volgende keer als ik voor een preek aan de beurt ben.

  1. Wat leerde Jezus ons al Profeet?
  2. a) Net zoals de profeten in het oude testament leerde Jezus ons als eerste dat we ons leven moet toewijden aan God, een keuze moeten maken en berouw moeten hebben over het leven dat we in zonde hebben geleid. Hij zei:
    Lukas 13:3b Als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal op dezelfde wijze omkomen. Net als de mensen in Zijn tijd die recent door geweld waren omgekomen. Jezus uitspraak was zeer radicaal. Want Jezus zegt daarmee dat niemand zonder zonde is en iedereen redding nodig heeft. Daarom begint Jezus zijn prediking met de woorden:
    Mattheüs 4:17: ‘Kom tot inkeer (bekeer u),’ zei Hij, ‘want het koninkrijk van de hemelis nabij!’ Door Jezus was het Koninkrijk zeer nabij gekomen. Daarom wees Hij zijn toehoorders steeds weer opnieuw op de noodzakelijkheid niet meer te zondigen, hun egoïstische leventje op te geven en een nieuw leven te beginnen; of anders gezegd: de noodzaak om tot inkeer te komen en vergeving van zonden te ontvangen. Aan het eind van Zijn leven hier op aarde zei Jezus tegen Zijn volgelingen dat zij ervoor zouden zorgen
    Lukas 24:47-48 dat in Zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven.
    Hij zei: Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem. Met andere woorden: het zal gebeuren, omdat dat het doel was waarvoor Hij op aarde was gekomen.
  3. b) Een tweede nadruk legde de profeet Jezus op de wedergeboorte, het opnieuw geboren worden, zoals we lezen in Zijn nachtelijk gesprek met Nicodemus. De Farizeeër zag in Jezus een groot leraar, zelfs door God gezonden, maar niet de Zoon van God.
    Johannes 3:3: Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God’ Jezus licht dat nog toe: Johannes 3:5b: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest.
  4. c) het derde zwaartepunt dat Jezus in Zijn prediking als profeet naar voren bracht is: gerechtigheid. Dat herkennen we vooral in de zaligsprekingen die Hij in de bergrede uitsprak.
    Mattheüs 5:6: Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Jezus wil niets weten van een verkeerde gerechtigheid, waarbij regels en de wetten van de liefde aan de kant geschoven worden, bijvoorbeeld om in een goed blaadje te komen bij het volk of om er beter van te worden. Hij zegt:

Mattheüs 5:20: Want ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan. Er moet meer aanwezig zijn dan alleen uiterlijke gerechtigheid, die alleen maar gaat om regels na te leven en om de godsdienst in stand te houden en op mensen indruk te maken. Jezus verplaatst de gerechtigheid naar het innerlijk van de mens. Waar gerechtigheid is in de Heer, daar zal ook een geregeld en zuiver en geheiligd leven het gevolg zijn.

  1. Wat leerde Jezus ons als (Hoge)priester?

Als priester vervulde Jezus drie belangrijke functies. In de brief aan de Hebreeën wordt Hij vanwege die rol zelfs onze hogepriester genoemd, die we als voorbeeld en boegbeeld voor ons leven moeten nemen:
Hebreeën 3:1 U allen, heilige broeders en zusters, die deel hebt aan de hemelse roeping, richt uw aandacht op Jezus, de apostel en hogepriester van het geloof dat wij belijden. Waaruit blijkt dat Jezus die eer waard is?
a) Allereerst doordat Hij Zijn leven gaf als zoenoffer voor onze zonden. Het is een offer dat de hogepriester bracht om het volk, ons, weer in een goede relatie met God te brengen. Jezus illustreert dat in:
Johannes 10:16-18: 16Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder.17De Vader heeft mij lief omdat ik mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen. 18Niemand neemt mijn leven, ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen.’ Jezus herinnert Zijn discipelen eraan dat Hij Zijn leven uit Zichzelf als vrijwillig offer geeft: ‘– dat is de opdracht die ik van mijn Vader heb gekregen.’ Zijn offer was dus om ons vrij te maken van de straf die de zonde verdient, om vergeving van zonde en schuld te ontvangen.
b) Door Zijn leven leerde Jezus ons ons ook met elkaar te verzoenen. Daar hecht Hij veel waarde aan. Hij vindt het veel belangrijker dan het brengen van offers op altaren. Hij zei eens:
Mattheüs 5:23-24:23Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster je iets verwijt, 24laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen. Zelfs een schriftgeleerde moest beken­nen dat je naaste liefhebben als jezelf veel belangrijker is dan offers.
Marcus 12:33 onze naaste liefhebben als onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere offers.’
c) Verder vindt Jezus het heel belangrijk dat we naast het ons verzoe­nen met elkaar, elkaar ook vergeven. We kennen de tekst denk ik wel, dat Jezus zei dat we elkaar tot 70×7 maal moeten vergeven.[1] We moeten zelfs stoppen met bidden als we ons herinneren dat we nog iemand vergeving schuldig zijn. Kijk maar naar wat staat in
Marcus 11:25-26: ‘Wanneer je staat te bidden en je hebt een ander iets te verwijten, vergeef hem dan, opdat ook jullie Vader in de hemel jullie je misstappen vergeeft. Maar als jullie niet vergeven, zal ook jullie Vader in de hemel jullie je misstappen niet vergeven.’

  1. Wat leerde Jezus ons als Koning?

Als Koning leerde Jezus ons over het Koninkrijk van God. Als eerste als een gebeurtenis, want zegt Hij: o.a. in
Mattheüs 4:17: ‘het koninkrijk van de hemel is nabij.’ Maar ook:
Mattheüs 12:28: Maar als ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij jullie gekomen. Of zoals Jezus zegt als hij 72 discipelen op pad stuurt:
Lukas 10:9 genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.” Belangrijker is dat Jezus leert dat het komende koninkrijk een geestelijk koninkrijk is:
Lukas 17: 20-21: De komst van het koninkrijk van God laat zich niet aanwijzen, en men kan niet zeggen: “Kijk, hier is het!” of: “Daar is het!” Maar weet wel: het koninkrijk van God ligt binnen uw bereik.’ (of dichter bij de grondtekst zoals in de Statenvertaling staat: is binnen in u, in het midden van u). En ook:
Johannes 18:36 (NBG): ‘Mijn koningschap is niet van deze wereld. … van hier’.  Toch is het koninkrijk van God meer dan iets dat is opgericht en is gekomen, het is ook een koninkrijk dat nog komt – dat is natuurlijk wat raadselachtig, maar het is een geheim dat Jezus Zijn volgelingen uitlegt.[2] Het koninkrijk is er en het komt nog. Hoe dat zit wil ik een andere keer eens uitleggen. Wat ik in de leer van Jezus over het koninkrijk het belangrijkste vind, is dat het koninkrijk er is voor de armen,[3] de nederigen van hart, (andere vertaling armen van geest), voor de vervolgden vanwege de gerechtigheid en voor degenen die zijn als de kinderen en voor wie opnieuw geboren zijn.[4] Het is daarbij ook het Koninkrijk dat sinds Johannes de Doper met geweld wordt bedreigd….[5] Maar ook dat sindsdien het koninkrijk van God wordt verkondigd, en iedereen met klem wordt genodigd binnen te komen.[6] NBG vertaling zegt: ieder dringt zich erin! Het Koninkrijk van God heeft iets radicaals: het zondert ons af van het rijk van de duistere wereld en verenigt ons met Jezus, onze Redder en Koning.

  1. Tot slot: Wat leerde Jezus ons als mens?

In alles is Jezus verzocht geweest zoals wij, lezen we in de brief aan de
Hebreeën 2:18:  Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen. Jezus leerde dat wat we als mens als lijden moeten meemaken te dragen is, zonder dat we het doel voor ons leven uit het oog verliezen. Ondanks de zware last die Jezus moest dragen, ondanks de verzoekingen in de woestijn, ondanks het verdriet dat Jezus had, toen zijn vriend Lazarus stierf, bleef Jezus zijn opdracht met blijdschap uitvoeren, omdat Hij ons liefhad, vrijwillig en niet onder dwang. Hoe dat mogelijk was? Door gebed, door te blijven gehoorzamen in afhankelijkheid van God en door geen waarde te hechten aan de materiële dingen van deze aarde.
Mattheüs 6:25: Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? En in vers 34: Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last. Jezus bracht dat in de praktijk. Hij leerde als mens per dag te leven toen hij door Israël trok. En Hij nodigt ons uit om alle zorgen en noden in ons leven bij Hem te brengen, omdat Hij ons liefheeft. Zij hele leven getuigt daarvan: Hij genas zieken, vergaf schuld, voorkwam dat een vrouw die vreemd gegaan was, werd gestenigd, zorgde dat duizenden mensen te eten kregen met twee vissen en vijf broden, enzovoorts. Daarom leert Jezus ons:
Mattheüs 11:28-30:  28Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. 29Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, 30want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’

Is dat niet een enorme geruststelling? We hebben de keuze tussen leven en dood, tussen zegen en vloek. Kiezen we voor het leven, dan zullen we door God rijk gezegend worden. En dat is, als we de lessen van Jezus ter harte nemen, iets wat niemand ons kan afpakken, want Jezus zegt:
Mattheüs 28:20c:Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ Heb je je keuze gemaakt?

 

Noten:

[1] Matt. 18:22
[2] Matt. 13:11; Lukas 8:10
[3] Lukas 6:20
[4] Resp. Matth. 5:3 en 10, 19:14 en Joh. 3:3 en 5
[5] Matt. 11:12
[6] Lukas 16:16

De lessen van Jezus (2)

Enkele weken geleden sprak ik over de lessen van Jezus, over wat Hij ons leerde als profeet, als hogepriester, als Koning en als mens.

In de opdracht die Jezus aan Zijn discipelen gaf liggen deze lessen besloten
Mattheüs 28:19 en 20: 19Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest20en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’
Twee dingen licht ik er vandaag uit.
1. We moeten leren om ons te houden aan wat Jezus ons heeft opgedragen; en
2: Jezus is bij ons tot aan de voltooiing van de wereld.
Beide aspecten in de zendingsopdracht zijn van enorm belang voor ons volgen van Jezus. Ik eindigde het eerste deel van deze preek met wat Jezus als mens ons leerde en waarin Hij ons een voorbeeld en getuigenis is van liefde voor ons en onze naasten.

Hij nodigt ons uit om alle zorgen en noden in ons leven bij Hem te brengen, omdat Hij ons liefheeft. Hij genas zieken, vergaf schuld, voorkwam dat een vrouw die vreemd gegaan was, werd gestenigd, zorgde dat duizenden mensen te eten kregen met twee vissen en vijf broden, enzovoorts. Jezus nodigt ons uit:
Mattheüs 11:28-30:  28Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. 29Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, 30want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’

We mogen kiezen tussen leven en dood, tussen zegen en vloek. Is het niet heerlijk dat Jezus ons ondanks alles wat ons in ons leven als narigheid kan overkomen rust geeft als we voor Hem kiezen en alles wat ons overkomt bij Hem in gebed brengen?

1 .Welke lessen gaf Jezus, waaraan we ons moeten houden? Wat behelst ‘discipelschap’, het volgen en dienen van Jezus?

De eerste belangrijke les die Jezus aan Zijn volgelingen leert is deze: Lukas 9:23 “Wie mij wil volgen, moet zichzelf verloochenen, elke dag zijn kruis opnemen en mijn weg gaan.” (GNB96) Een andere vertaling geeft het iets duidelijker / eigentijdser weer: ‘Als je mijn volgeling wilt zijn, dan mag je niet meer aan jezelf denken. Je moet juist bereid zijn om je leven op te geven, elke dag opnieuw. En je moet met mij meegaan.(BGT). Jezus wist dat als de mens niet zo zelfzuchtig en egoïstisch zou zijn, hij niet zo boordevol zonde zou zitten. Jezus heeft meer over de zelfzucht en het egoïsme van de mens gezegd als over zonde. Wat dat betreft legt Hij de bijl aan de wortel van de boom. Wie God wil dienen, Jezus wil volgen, moet niet meer aan zichzelf denken en zijn eigen gekozen leventje opgeven. Dat is de eerste les van Jezus over het volgen van Hem. En meteen in verband hiermee leert Jezus ons dat we elke dag ons kruis op ons moeten nemen en Jezus moeten volgen. Dat volgen is in dit geval: gaan leven en handelen zoals Jezus ons als mens heeft voorgedaan.
Als we aan Christus’ kruis denken, moeten we niet alleen aan het einde van Zijn leven op Golgotha denken. In werkelijkheid is het kruis het doel van Zijn leven hier op aarde. Hij leefde om te sterven om ons, de hele wereld, daarmee te verzoenen met God. Als Jezus ons dan oproept om Hem te volgen, dan wil Hij daarmee zeggen dat we zo’n zelfde doel moeten hebben. Onszelf opofferen met zo’n zelfde liefde als Jezus had, om onze medemensen te vertellen dat er verzoening is door Jezus voor onze ongerechtigheden, fouten en zonden.

Als we besluiten om Jezus te volgen, weten we nooit waar Hij ons naar toe brengt, welke opdracht Hij ons geeft of wat Hij door ons wil gaan doen. Dat is niet gemakkelijk.

Kijk maar naar Petrus, hoe moeilijk hij het had om een echte volgeling van de Heer te worden. Hij was een ervaren visser. Met Jezus ervoer hij dé belevenis van zijn leven. Een hele nacht had hij met zijn medevissers geen vis gevangen. Hij wilde eerst niet meer teruggaan om nog eens het net uit te gooien.
Hij zei in Lukas 5:5: ‘Meester, we hebben de hele nacht hard gewerkt en niets gevangen.” Maar hij had wel veel respect voor Jezus en daarom zei hij er achteraan: “Maar omdat u het zegt, zal ik het doen.” (BGT). Dus omdat Jezus het zegt, deed hij het. Dat is het belangrijke en beslissende moment in deze gebeurtenis. Toen de vissers de netten uitgooiden aan de andere kant van de boot, vingen ze zoveel vis als ze waarschijnlijk nog nooit in een keer hadden gevangen. Dus wat wij op bevel van Gods woord doen, dat brengt vrucht voort. Zo eenvoudig is dat.
Een andere dag gaf Jezus Petrus een bijzondere opdracht. Hij moest een hengel nemen en aan de oever van het meer gaan vissen om de belasting te kunnen betalen.
Mattheüs 17:27: “Pak de eerste vis die je aan de haak slaat, open zijn bek en je zult een zilverstuk vinden. Neem dat mee en betaal hun voor mij en voor jou.” (GNB96). Bij zo´n opdracht moest Petrus echt zichzelf overwinnen om het te gaan doen. Petrus zal toen hij ouder was beslist aan Jezus’ woorden hebben teruggedacht:
Lukas 16:10a “Wie betrouwbaar is in het geringste, is ook betrouwbaar als het om veel gaat.”

  1. Jezus wil dat ons discipelschap echt is

Hoe kunnen we vaststellen dat ons volgen van Jezus echt is en niet geveinsd? Jezus zelf geeft daarvoor de sleutel:
Johannes 8:31-32: En tegen de Joden die in hem geloofden zei Jezus: ‘Wanneer u bij mijn woord blijft, bent u werkelijk mijn leerlingen. U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden.’ Met andere woorden: de woorden van Jezus moeten in je hart zijn. Ze zijn de belangrijkste leidraad voor je leven. Christen worden is de eerste stap, maar daarna is het belangrijk je hele leven christen te blijven! En daarmee trouw een getuige te zijn en te blijven van het evangelie tot aan je levenseinde. Als je zo Gods en Jezus’ woorden in je hart meedraagt, ben je een echte volgeling van Jezus. Hoe langer je Jezus navolgt, hoe waardevoller je het gaat vinden om een discipel van Jezus te zijn.

Een tweede toets voor de echtheid van ons discipelschap geeft Jezus in
Johannes 13:35: “Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.” Het grote verschil tussen een niet-christen en een echte volgeling van Jezus is de liefde, de liefde voor God en de liefde voor je naasten en zelfs je vijanden. De liefde die God bij onze wedergeboorte in ons hart heeft gelegd, mogen we nooit verloren laten gaan. Iemand zei eens: “Het lijkt misschien vreemd, maar het schijnt dat God niet alleen toestaat, maar het zelfs noodzakelijk acht dat we als zijn kinderen lange en echt moeilijke perioden doormaken. En dat niet alleen, maar het lijkt wel of God zijn eigen zaak benadeelt, doordat Hij dat duidelijk zichtbaar laat gebeuren voor de ogen van ongelovigen, die spotten met het christelijk geloof. Die maken dan opmerkingen zoals: “Kijk eens hoe deze zogenaamde liefdevolle God zijn toegewijde aanhangers behandelt!” Maar wacht: als je het wat preciezer bekijkt, zie je iets ongewoons. Jezus’ volgelingen die de ene na de andere beproeving hebben doorstaan, die weigeren zich te beklagen. Liever dan opstandig hun vuisten ten hemel te heffen, brengen ze lofprijzing aan hun Schepper. Ze gaan door in de Naam van Jezus om mensen tot volgelingen van Jezus te maken.
Ze volharden in Jezus lief te hebben, omdat Hij hen eerst liefhad en ervaren dat Jezus voor elke dag nieuwe kracht geeft. Daarom wijst hun leven ondanks moeilijkheden en pijn bij alles wat ze doen op Jezus! En daarmee blijft dan de zendingsopdracht van Jezus dagelijks levend!

  1. Jezus leert ons dat discipelschap ons gelukkig maakt en grote vreugde brengt.

Elke liefdedaad die we in de naam van Jezus doen, zal ons loon brengen. Jezus zei eens dat ook een beker koud water aanreiken zijn loon geeft. Het loon, de vrucht, ligt niet in de liefdedaad op zich, want ook mensen die ongelovig zijn doen veel aan liefdadigheid. Nee de liefdedaad brengt vrucht voort als we het in Jezus´ naam doen, om Hem daarmee eer te bewijzen en groot te maken. Dus niet om te laten zien hoe goed je wel niet bent, maar om te laten zien dat Jezus liefde ons daartoe aanzet en in staat stelt. We doen het tot eer van God. De 72 volgelingen die Jezus had uitgezonden om het goede nieuws van het koninkrijk te verkondigen kwamen vol vreugde terug omdat ook demonen werden uitgedreven bij het horen van Jezus´ naam.

Jezus zei echter Lukas 10:20: “Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is.” Dat is het belangrijkste in onze dienst voor Jezus, de innerlijke zekerheid dat onze verhouding met God o.k. is. In dit verband leert Jezus ons ook:
Johannes 8:32: “U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden” (‘vrijmaken’ in NBG). Geen mens kent de hele waarheid. De opgave van de Heilige Geest is om ons in alle waarheid te leiden. De openbaring van Gods waarheid komt dán als wij er open voor staan en als onze relatie met Jezus intact blijft.
Jezus zei in Johannes 16:12 BGT “Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar jullie kunnen het nu nog niet begrijpen”. Zo is het nog steeds in ons leven: De waarheid van God, Jezus, moet steeds duidelijker en waardevoller worden tot we uiteindelijk aan het doel van ons leven beantwoorden.

  1. Jezus leert (ons te focussen op) het doel van ons leven

Jezus leerde ons dat we er zijn om alle volken tot discipelen van Hem te maken. We hebben de vrijheid om hiervoor te kiezen. De zendingsopdracht geeft ons een duidelijk doel en een duidelijk programma: we moeten getuigen, onderwijzen, dopen, prediken en (zoals Markus daarbij nog aangeeft) genezen. De zendingsopdracht is er een met een heerlijke belofte
Mattheüs 28:20: “En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” Dat einde ligt in Gods hand. En tot die tijd zijn wij in Jezus’ hand. Hij is onze hoop, Hij geeft ons eeuwig leven, Hij heeft de dood de macht ontnomen. Hij is de waarheid die de wereld moet leren kennen. Hij is de waarheid die we in woord en daad moeten uitdragen. Hij is het leven waaraan ieder mens die in Hem gelooft overvloedig (met stromen van levend water) mag ontvangen. Nu in dit leven al, tot Hij weerkomt en we voor eeuwig mogen Zijn waar Hij is.[1]

[1] Johannes 14:3

 

 

 

Leven door de kracht van de Heilige Geest

Pinksteren is die grote gebeurtenis Joël ooit voorspelde (Joël 3:1-2 NBV):
Daarna zal zich dit voltrekken: Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft. Jullie zonen en dochters zullen profeteren, oude mensen zullen dromen dromen, en jongeren zullen visioenen zien; zelfs over slaven en slavinnen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten.

En ook Johannes de Doper heeft het al gezegd (Lukas 3:16):
Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur;

Er is dus een doop met de Heilige Geest. Kijken we even verder naar wat Jezus er over zegt (Johannes 14:16-17a):
Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid.

En dan zien we de eerste gebeurtenis in de bijbel beschreven door Lukas in het boek Handelingen, waar staat wie als eerste de Heilige Geest ontvingen:

  • De 120 mensen die na Jezus’ hemelvaart bijeen waren in Jeruzalem en met elkaar in gebed waren.
  • De mensen die zich op de Pinksterdag na de preek van Petrus bekeerden, dus niet alleen de mensen die in die bovenzaal samen waren.
  • En: de groeiende gemeente die in Handelingen is beschreven.

Met andere woorden: allen die God er om vroegen bij hun bekering of soms ook op een later tijdstip. Jezus geeft dat zo aan in Lukas 11:13 ‘Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie hem erom vragen.’

Laten we ook hier de bijbel spreken:
Handelingen 2:38:
Petrus antwoordde: ‘Keer u af (bekeer u) van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden.

Dat is wat Jezus bedoelt als hij zegt (Johannes 7:37b-39a):
‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! 38“Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’ 39Hiermee doelde hij op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen.

Tot God komen, bekeren ofwel: je zondige leven opgeven, geloven dat Jezus vergeving van zonden geeft, je laten dopen tot vergeving en je toewijden aan het leven met God en Hem gehoorzaam zijn, in aanhoudend bidden en verlangen naar het levende water en geloven dat God het geeft – zijn de voorwaarden om de Heilige Geest te ontvangen.

Waarom is de doop met de Heilige Geest nodig?

Drie Bijbelteksten geven dat aan:
1 Cor. 12:13:
Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allen van één Geest doordrenkt, of we nu Joden of Grieken zijn, of we nu slaven of vrije mensen zijn.

Handelingen 1: 8:
Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’

En Handelingen 9:31:
In heel Judea en Galilea en Samaria leefde de gemeente in vrede en kwam tot bloei. De gelovigen leefden in ontzag voor de Heer, en dankzij de bijstand van de heilige Geest nam hun aantal steeds meer toe.

Straks werk ik dat nog wat verder uit.

Iedereen die de Heilige Geest heeft ontvangen weet en zal merken dat de Heilige Geest op hem rust.
1 Petrus 4:14
Als u gehoond wordt omdat u de naam van Christus draagt, prijs u dan gelukkig, want dat betekent dat de Geest van God in al zijn luister op u rust.

De heilige Geest is God. Hij is de derde persoon van de Drie-enige God. Een persoon, net als Jezus en God de Vader. Jezus geeft dat duidelijk aan in Johannes 16:7b-8:
als ik weg ben, zal ik hem (de pleitbezorger) jullie zenden. Wanneer hij komt zal hij de wereld duidelijk maken wat zonde, gerechtigheid en oordeel is.

En in Johannes 4: 24:
want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid.

Ook teksten als Rom 15:13 en Ef. 4:3 bevestigen dat.

De heilige Geest is de plaatsvervanger van Jezus op aarde en aan alle christenen en de gemeente gegeven. Dat heeft een enorme waarde. Als de Heilige Geest een persoon is en zelfs God, en wij Hem links laten liggen of dat ontkennen, dan onthouden we God de eer die Hem toekomt en de liefde en toewijding waarop Hij recht heeft.

Daarom is het van groot belang dat we weten wie de Heilige Geest is. Is hij alleen maar een verborgen, wonderbare kracht die ons in onze zwakheid en onwetendheid ter beschikking staat? Of is Hij een persoon die onvoorstelbaar heilig is, oneindig wijs, in staat tot onvoorstelbare prestaties en onmetelijk liefdevol en die ons leven in Zijn hand wil nemen?
De eerste mening is heidens en lijkt veel op het Afrikaanse fetisjisme, het geloof dat natuurlijke voorwerpen bovennatuurlijke krachten zouden hebben, de manier waarop zij hun afgoden dienen. Als we de Heilige Geest alleen maar als een kracht zien of als een werking, -zoals zo velen- zullen we ons voortdurend afvragen: “Hoe kan ik meer van de Heilige Geest ontvangen?” (Simon de tovenaar).

Als we over de Heilige Geest denken als een kracht waarover wij op de een of andere manier kunnen beschikken, dan leidt dat tot zelfvoldaanheid, arrogantie, fanatisme, tot het idee tot een hogere klasse christenen te horen.

Hebben we de opvatting over de Heilige Geest als persoon overeenkomstig de uitspraken van de bijbel, dan zullen we ons niet afvragen: Hoe kan ik meer van de heilige Geest ontvangen, maar: “Hoe kan de Heilige Geest meer van mij ontvangen” en ook: ‘Hoe kan ik mijzelf zo aan God overgeven dat de beloften die Jezus geeft in mijn leven waar worden. Dan wordt waar dat we van Hem kracht ontvangen, dat we Zijn  getuigen zijn, dat Hij ons herinnert aan wat Jezus zijn discipelen en ons heeft duidelijk gemaakt. De Heilige Geest krijgt als ik mij volledig aan Hem ter beschikking stel de ruimte om Zijn wonderen te werken.

Duizenden kunnen getuigen over de zegen die het hun gebracht heeft toen ze de Heilige Geest als een persoon leerden kennen.

De Heilige Geest is een Persoon die even werkelijk is als Christus zelf: een alomtegenwoordige, liefdevolle vriend en machtige helper, die ons niet alleen ononderbroken terzijde staat, maar dag aan dag en ieder uur van de dag in ons hart woont en bereid is in elke situatie van ons leven voor ons op de bres te staan.

Jezus maakt ons dat in Johannes duidelijk: De Trooster zal alles leren, indachtig maken, Die zal getuigen van Jezus, Die zal overtuigen van zonde, van gerechtigheid en oordeel, Die zal leiden in alle waarheid en Jezus verheerlijken.

Wat bewerkt de Heilige Geest?

In het Oude testament zien we Zijn grote bovennatuurlijke daden, profetie, leiding, begrip en rust.

In het nieuwe testament lezen we dat Hij degene is die kracht geeft, die de wonderen doet, troost geeft, leiding en wijsheid, die ons de woorden van Jezus in herinnering brengt, ons vermaand, ons inspireert en enthousiast maakt. Hij geeft ons inzicht in alles wat we voor ons leven nodig hebben, zodat we kunnen

>>Leven door de kracht van de Heilige Geest.

 

Nogmaals het waarom.

 

2 Cor. 3: 3: u bent zelf een brief van Christus, door ons opgesteld, niet met inkt geschreven maar met de Geest van de levende God, niet in stenen platen gegrift maar in het hart van mensen. 

Gods plan is het dat we de boodschap van God in de wereld verkondigen.
Waarom? Zodat de kar van de gemeente vooruit komt en de gemeente groeit!

Hij wil dat dat gaat via de weg van natuurlijke gemeenteontwikkeling, waar we het in het verleden al vaker over hebben gehad.
Ik laat de dia’s van toen nog maar eens zien, zodat we ons dat herinneren.

Met acht kwaliteitskenmerken maken we ruimte voor de groeimechanismen waarmee God Zijn gemeente bouwt.

 

De gemeente groeit zo maximaal naar het niveau van de kortste duig.

Met andere woorden: leven in de kracht van de Heilige Geest betekent dat we niet leven naar ons eigen inzicht, onze eigen begeerten en behoeften bevredigen, maar dat ik de gaven die ik van de Heilige Geest heb ontvangen inzet voor het welzijn van de (universele) gemeente van God. Zodat de kar Gemeente geen vierkante wielen heeft maar vooruit komt.

We lezen in Galaten 5: 13-21 wat dat betekent:
13Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde14want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ 15Maar wanneer u elkaar aanvliegt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden.

16Ik zeg u dus: laat u leiden door de Geest, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten. 17Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest, en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf. Het een gaat in tegen het ander, dus u kunt niet doen wat u maar wilt. 18Maar wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet. 

19Het is bekend wat onze eigen wil allemaal teweegbrengt: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, 20afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit,21afgunst, bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God.

De vrucht van Geest groeit alleen maar door de Geest en niet als we op onze menselijke inzet en geaardheid en gaven vertrouwen. We lezen verder: Gal. 5:22-26
22Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof,23zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft.24Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen. 25Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst. 26Laten we elkaar niet uit eigenwaan de voet dwars zetten en elkaar geen kwaad hart toedragen.

Paulus leert ons dat als alleen onze eigen natuurlijke eigenschappen ons leiden, dat dat de gemeente geen goed zal doen. De geest wordt ons gegeven voor het algemene nut van de gemeente en om dienstbaar te zijn voor die gemeente (1 Cor 12:7):
In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente.

Daarom moeten we ons bewust zijn dat het Pinkstervuur in ons brandt en wij als zijn kinderen een tempel van de Heilige Geest zijn. Met ons wil God de wereld veranderen!
Rom. 12:11: Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest en dien de Heer.

 

Treebeek 9 juni 2019

 

 

 

 

Hoe word ik gelukkig?

 

Het is bijna Pinksteren. Maar eerst komt komende week de dag dat we Jezus hemelvaart gedenken. Jezus beloofde ons dat Hij terugkomt, maar ook dat Hij naar Zijn Vader gaat om ons plaats te bereiden en dat hij de Trooster de Heilige Geest zal sturen om ons te leiden en ons de wonderen die Hij heeft gedaan en de woorden die Hij heeft gesproken in herinnering te brengen. Vooral mogen we het grootste wonder en de onmetelijke daad van liefde bekendmaken.

Het wonder dat Jezus verrees uit de dood en daarmee de weg naar eeuwig geluk opende voor iedereen die in Hem gelooft. Dat wonder was dwaasheid voor Grieken, Joden en Romeinen. Want wie gelooft nou zoiets? Opstaan uit de dood? Zelfs zijn eigen volgelingen hadden moeite de realiteit van Jezus opstanding te accepteren. Maar als het tot ze doordringt dan is de lofprijs enorm. De jubel is groot als ze beseffen dat wat Jezus voorspelde is uitgekomen.

Een lied over die opstanding staat al in het oude testament. Daar zingt David over Jezus’ opstanding:

Psalm16
1  Een stil gebed van David.
Behoed mij, God, ik schuil bij u.
2  Ik zeg tot de HEER: ‘U bent mijn Heer,
mijn geluk, niemand gaat u te boven.’
3  Maar tot de goden in dit land,
de machten die ik vereerd heb, zeg ik:
4  ‘Wie u volgt, wacht veel verdriet.’
Ik pleng voor hen geen bloed meer,
niet langer ligt hun naam op mijn lippen.
5  HEER, mijn enig bezit, mijn levensbeker,
u houdt mijn lot in handen.
6  Een lieflijk land is voor mij uitgemeten,
ik ben verrukt van wat mij is toebedeeld.
7  Ik prijs de HEER die mij inzicht geeft,
zelfs in de nacht spreekt mijn geweten.
8  Steeds houd ik de HEER voor ogen,
met hem aan mijn zijde wankel ik niet.
9  Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel,
mijn lichaam voelt zich veilig en beschut.
10  U levert mij niet over aan het dodenrijk
en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien.
11  U wijst mij de weg naar het leven:
overvloedige vreugde in uw nabijheid,
voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde.

Petrus verwijst in zijn pinkstertoespraak naar deze Psalm in Handelingen 2
29  Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier.
30  Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen,
31  heeft hij de opstanding van de Messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan.
32  Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen.

David bezong Jezus opstanding al 1000 jaar voor de gebeurtenis plaatsvond! Zijn Psalm bleek ook als lied de tand van de tijd te hebben doorstaan. Petrus kende de Psalm.
Uit de psalm merk je ook hoe het er bij David van binnen uit ziet. Zijn hart zit op de goede plaats. De Heer is het belangrijkste in zijn leven (2). Hij vertrouwt op God, hij kiest radicaal om de Here te dienen (4,5). God is geen vreemde voor Hem. (7).

David had een ruig en avontuurlijk bestaan geleid, succesvol, militair, bijzonder muzikaal een aantrekkelijke man en later koning van beroep. Kunnen we dat ook van onszelf zeggen? Ben je niet gelukkig als je net als David kunt zeggen dat je bij de Here schuilt, etc. …

Vraag: Wil jij net zo gelukkig worden? Dat is een open deur intrappen, zul je zeggen. Iedereen wil dat toch? Wat was Davids geheim?

Deuteronomium 28
1 Mozes sprak: ‘Als u de HEER, uw God, gehoorzaam bent en al zijn geboden, zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, zorgvuldig naleeft, zal hij u hoog boven alle andere volken op aarde verheffen.
2  En omdat u hem gehoorzaamt, zullen u deze zegeningen toevallen:
3  Gezegend zult u zijn in de stad en gezegend op het land.
4  Gezegend is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de vrucht van uw vee: de dracht van uw runderen, schapen en geiten.
5  Gezegend is de oogst die u binnenhaalt en het deeg dat u kneedt.
6  Gezegend zult u zijn in uw komen en uw gaan.
7  De HEER zal u de overwinning schenken op alle vijanden die u aanvallen: als één man zullen ze op u afkomen, maar naar alle kanten stuiven ze uiteen.
8  De HEER zal zijn zegen laten rusten op uw voorraadschuren en op alle arbeid die u verricht. Hij zal u zegenen in het land dat hij u geeft.
9  De HEER zal zijn plechtige belofte gestand doen en u tot een volk maken dat aan hem is gewijd; u leeft immers de geboden van de HEER, uw God, na en volgt de weg die hij wijst.
10  Alle andere volken zullen opmerken dat u de HEER toebehoort, en ze zullen hoog tegen u opzien.
11  De HEER zal u ruim bedelen met kinderen en ook uw vee en uw akkers overvloedig zegenen, wanneer u straks het land bewoont dat de HEER u zal geven, zoals hij uw voorouders onder ede heeft beloofd.
12  De HEER zal de rijk gevulde schatkamer van de hemel openen om uw akkers op de juiste tijd regen te geven. Hij zal uw arbeid op het land zo zegenen dat u aan veel volken leningen kunt verschaffen, zonder ooit zelf te hoeven lenen.
13  De HEER zal u altijd de eerste plaats laten bekleden en nooit de laatste. U zult iedereen voorbijstreven en nooit achteropraken, als u de geboden van de HEER, uw God, gehoorzaamt en ze strikt naleeft.
14  Wijk dan ook op geen enkele manier van de geboden af zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, door achter andere goden aan te lopen en die te vereren.

Het is nogal wat, de zegen die de HERE hier aan zijn volk belooft! Een gelukkig gezinsleven (v. 4a). Een goed inkomen (v. 4b,5). Vrede en welvaart in het hele land (v. 7,8,11,12). Één en al geluk! Levenslang (v. 6). Wie zou dat niet willen? Zie onder ogen dat veel mensen dit gelukkige plaatje in hun leven niet kennen. Als je zo´n leven hebt dan zing je wel! Houdt God er dan lievelingetjes op na? Strooit Hij volstrekt willekeurig de bloemen van het geluk op aarde uit, zodat alleen geluksvogels ervan profiteren?
In de verzen 1,2 en 9 wordt het duidelijk. Je wordt pas voluit gelukkig als je God in alles gehoorzaamt. Daaruit blijkt dat je een kind van God bent. Daardoor ga je zijn zegen opmerken, ook in moeilijke dagen, zoals we in het lied van David zien (vs. 1) of als verzoeking komt (vs. 4).

Verder in Deuteronomium 28
15 Maar als u de HEER, uw God, niet gehoorzaamt en zijn geboden en wetten, zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, niet nauwkeurig naleeft, zullen deze vervloekingen u treffen:
16  Vervloekt zult u zijn in de stad en vervloekt op het land.
17  Vervloekt is de oogst die u binnenhaalt en het deeg dat u kneedt.
18  Vervloekt is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de dracht van uw runderen, schapen en geiten.
19  Vervloekt zult u zijn in uw komen en uw gaan.

Hier wordt iets heel duidelijk. Een heleboel narigheid is puur gevolg van ongehoorzaamheid aan God (v. 15). Wees eerlijk. Wie van ons kan zeggen: ik houd alle geboden van God? Er is iets in ons wat zich verzet om God voor 100% te gehoorzamen. Daarom hebben we Jezus nodig. Daarom stierf Jezus en overwon Hij de dood. Door zijn striemen is ons genezing geworden. Als we Hem volgen, ons zondige bestaan door Hem laten genezen, dan gaan we het fijn vinden om ons leven in dienst van God te stellen (vgl. vs. 9,10).

God zegent ons via Jezus. Dan kunnen we zingen net als David. Kunnen we zingen dat Jezus ons veranderd heeft.
En we hoeven het niet alleen te doen: de Heilige Geest is Trooster in alle moeilijke situaties, De Heilige Geest is onze leidsman bij alle verzoekingen die op ons afkomen en helpt ons te gehoorzamen en brengt ons bij God terug als we eens een keer zondigen en we om vergeving vragen.

Want Dat is wat Jezus wil: dat Hij ons in vol geloof aantreft, als Hij terugkomt. Dat we gereinigd zijn door Zijn bloed, zodat we de woning die Hij voor ons in de hemel heeft voorbereid met lofgezang kunnen gaan betrekken, op het moment dat Hij terugkomt op de wolken. Dat is zeker: Jezus komt!

Echt gelukkig wordt je door de eerste gehoorzame daad: Jezus liefde voor jou in je leven toe te laten. Dan weet ik zeker dat als je dat ware geluk dat Jezus je geeft / zomaar, voor niets, als je in Hem gelooft en je leven aan Hem toevertrouwt / je begeleidt op je levenspad / ondanks alle moeilijkheden en problemen / tot het moment waarop je Hem persoonlijk zult ontmoeten. Wie in Hem gelooft heeft eeuwig leven!

Ben je werkelijk gelukkig? Als je Jezus aanneemt als Heer en Verlosser dan zul je eeuwig gelukkig zijn.

 

 


Terugkijken om vooruit te zien… Visie voor onze toekomst

Visie voor leven met God – in de gemeente van God

 

Voor dit thema…

kijken we vandaag nog eens kort terug naar het samenleven van de eerste gemeente om daar voor ons praktische gemeenteleven lessen te trekken voor onze toekomst. Hoe willen wij als gemeente zijn? Hoe kunnen we dat wat we gehoord hebben handen en voeten geven voor onze evangelische Gemeente van God in Brunssum? Hoe moet onze persoonlijke inzet in de gemeente gestalte krijgen? Ik denk dat je vandaag voor jezelf kunt horen waar jou gaven die je van God hebt gekregen het best in de gemeente kunt inzetten. Jezus leeft – Hij is opgestaan zodat Zijn Koninkrijk in onze harten kan wonen en op aarde zichtbaar wordt om voleindigd te worden straks als Jezus Zijn gemeente, Zijn bruid als eeuwig en onwankelbaar Koninkrijk in een nieuwe hemel en op een nieuwe aarde zal vestigen. Belangrijk is dat wij geloven in Hem, die eeuwig leven geeft en dat we een nieuwe schepping geworden zijn in en door Hem.

Maar vooral is belangrijk dat we alles wat wij bedenken, wat we als gemeente plannen en wat we in ons leven van alle dag in de praktijk brengen, opbouwen op de fundamenten en principes van de bijbel. Soms denk ik dat we als kleine gemeente met veel ouderen de moed wat kwijt zijn en bij de pakken neer blijven zitten. Daarom deze preek vandaag mede als voorbereiding op de gemeentevergadering die we 24 februari willen houden na de samenkomst na een gemeenschappelijke maaltijd. Iedereen is welkom! Ik wil ons allemaal aansporen om na te denken over onze mogelijkheden om onze leefomgeving met het evangelie bekend te maken. Velen weten niet meer wat Jezus volgen inhoudt, velen zijn ongelukkig en zoeken geluk in de verkeerde dingen. Daar hebben we een opdracht!

Daarom kijken we nog eenmaal terug naar het leven van de eerste gemeente en willen we de heel eenvoudige levenslessen die we daaruit herkennen over ons toekomstig handelen ter harte nemen en in de praktijk brengen. Het gaat er dus om dat we kijken naar de nieuwtestamentische gemeente en onszelf afvragen:

  • hoe krijgt het leven in de gemeente vorm?
  • welke structuur voor het leven in de gemeente wordt daarmee zichtbaar?
  • hoe krijgt de ontwikkeling van de gemeente vorm en ontstaat gemeentegroei?

 

De gemeente in Jeruzalem

Vooraf een paar opmerkingen over de gemeente:

  •  De eerste nieuwtestamentische gemeente was de gemeente Gods in Jeruzalem, die op Pinksteren in 33/35 ontstond.
  • De oprichter was: de Heilige Geest – God zelf dus – die door de apostelen een machtige opwekking bewerkte. Zo’n 3000 mensen gaven aan deze oproep van Petrus gehoor. Het was een grote opwekking, maar nog geen gemeenteontwikkeling.
  • De leiding van de eerste gemeente was vooreerst in handen van de ‘twaalf ’, waarbij vooral Petrus en Johannes de grote leiders waren. De echte broers van Jezus, die tijdens Jezus omgang op aarde nog ongelovig waren, stegen in aanzien. Vooral Jakobus. Die wordt later, zo rond veertig, de voorganger/leider van de eerste gemeente in Jeruzalem. Dan worden in de gemeente in Jeruzalem als eerste oudsten aangewezen.
  • Al spoedig kreeg de jonge gemeente te maken met vervolging, armoede en honger. Er waren twee grote vervolgingsgolven die voor de gemeente nogal wat gevolgen hadden. De eerste vervolging begon met de steniging van Stefanus en had tot gevolg dat een gedeelte van de gemeente wegvluchtte uit Jeruzalem. De apostelen bleven nog! Daarna was er enige rust voor de gemeente (ik denk zo ongeveer 20 jaar). Met de tweede veel scherpere vervolging probeerde Hero­dus Agrippa I in de gunst van de joden te komen. De apostel Jakobus, de broer van Johannes, werd onthoofd en Petrus werd gevangen genomen.
  • Toch bleef Jeruzalem nog heel lang zoiets als de ‘moedergemeente’ of de centrale gemeente voor de verspreide christenen. De berichtgeving over de verdere ontwikkeling van de gemeente in Jeruzalem stopt hier. De historische overlevering leert dat de voorganger van de gemeente, Jakobus, de broer van Jezus, rond 62 werd gestenigd. Familieleden van Jezus  tot in de vierde generatie volgden hem op.
  • De joods-Romeinse oorlog verdreef de eerste gemeente uit Jeruzalem en door de verwoesting van Jeruzalem in 70 verloor ze ook haar positie als leidende/centrale gemeente.

We zien hier naar mijn mening belangrijke kenmerken voor ontwikkeling en groei van een gemeente. Het zijn bij elkaar horende componenten, omdat ze los van elkaar geen effect hebben en slechts een deel van het programma van het leven in de gemeente weergeven. Samen zorgen deze componenten voor een vruchtbaar gemeenteleven. Laten we die componenten eens goed bekijken. De meest opvallende is:

 

1. De evangelistische component

Het begon allemaal met de evangelistische preek van Petrus op Pinksteren (Hand. 2).

  • Hij preekt over Jezus, die tekenen en wonderen heeft gedaan, die stierf aan het kruis en weer leeft, omdat God Hem heeft opgewekt. Petrus preekt over zonde, berouw en over vergeving en doop. Indringend roept hij zijn toehoorders op: Hand 2:40: “Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.” Verzoen u met God!
  •  Korte tijd later houdt Petrus in de Tempel, of preciezer in de zuilengang van Salomo weer een evangelisatie en zegt in Hand. 3:15: “De Leidsman ten leven hebt gij gedood, maar God heeft Hem opgewekt uit de doden, waarvan wij getuigen zijn.”
    Dan volgt de bewijsvoering uit de schrift: ‘God heeft precies laten uitkomen wat de profeten lang te voren hadden voorspeld’. Tenslotte komt de oproep: 19 “Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden.” Petrus spreekt hier over zonde, berouw, vergeving en hij spreekt over vrede en zegen.
  •  Ook als Petrus voor de Hoge Raad staat, wordt zijn verdediging een evangelische preek. Hand. 5: Alleen in Jezus is Verlossing, kunnen wij gered worden!

Hier wil ik enkele bezorgde opmerkingen maken: ik merk dat in sommige evangelische kringen vraagtekens worden gezet bij ‘evangelisatie’. In de Oecumenische beweging wordt het feit dat de mens door zijn zonden voor eeuwig verloren is naar de achtergrond gedrukt. Daarmee verdwijnt echter ook de motivatie voor evangelisatie. Begrippen als zonde, straf, schuldbekentenis, berouw hebben, om vergeving vragen en je bekeren, vindt men niet meer van deze tijd, niet alleen omdat ze niet begrepen worden, maar omdat ze onaangenaam zijn. We hebben zeer zeker nieuwe vormen van evangelisatie nodig. Op een eigentijdse manier moeten we echte inhoud van de blijde boodschap daarin tot uitdrukking brengen. Maar de echte inhoud ervan mag niet verwateren.

Als we niet meer over schuld en vergeving spreken, doen we de verzoening van Christus door zijn sterven aan het kruis tekort. Als we alleen maar spreken over een Christus die ons helpt ons leven inhoud te geven, dan hebben we eens de gekruisigde Christus niet meer nodig.

We moeten de discussie aangaan met onze medemens over hoe men een christen wordt op Bijbelse gronden! Want de gemeente van de toekomst is een evangeliserende gemeente. Als je andere zwaartepunten meer benadrukt, benadeelt dat de bouw van de gemeente van Christus! Ook in ons land heeft een vierde en misschien wel de helft nog nooit de echte blijde boodschap gehoord en bij zo’n 90% is die nog niet tot het bewustzijn doorgedrongen om een bewuste keuze voor het echte leven met Jezus te kunnen maken. Ons hart moet uitgaan naar deze mensen om ze voor Christus te winnen!

De christelijke boodschap staat in toonsoort A: de toonsoort van de vreugde. Opdringen stoot af. Wetmatigheid blokt. We willen en kunnen het niet laten om van Christus te spreken omdat Hij, die voor onze zonden aan het kruis is gestorven en weer is opgestaan, onze werkelijke vreugde is, omdat Hij nieuw leven geeft. Daarmee nodigen we uit tot leven in gemeenschap met Hem!

 

2. De sociale component

De gemeente in Jeruzalem is een hechte gemeenschap.

Enkele teksten:

  • Handelingen 2:42 “En zij bleven volharden bij het onderwijs en de gemeenschap”,
  • vs 44 “ze hadden alles gemeenschappelijk”; … vs 46: “ze waren elke dag in de tempel”,
  • “ze braken het brood aan huis met blijdschap” vs. 47
  • “en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.”

Terecht spreken we over onze gemeenten als gemeenten waar het op de onderlinge verstandhouding aankomt. Dat is bijbels! Vandaag de dag bindt ons niet zozeer de leer, zoals in ontstaanstijd van de gemeente Gods-beweging, maar ons gemeenschappelijk persoonlijk verleden. De jeugd komt samen omdat ze fijne ogenblikken met elkaar hebben. Als iemand niet meer komt, horen we de opmerking: ‘Ik voel me niet aangenomen’. Zo’n uitspraak moet je als gemeente willen voorkomen.

Door de sociale component zal onze toekomst worden bestemd. Het is daarom van belang zaken te plannen die de gemeenschap bevorderen en mensen motiveren zich voor die gemeenschap in te zetten. Daarmee geven we ook invulling aan een van de grootste noden van onze tijd.

Opmerking: We roepen op om mee te werken en willen dat meewerken in de gemeente ook stimuleren. Maar iedereen moet zich thuis kunnen voelen in de gemeente, ook als men niets presteert. Prestatiedwang ervaren we in de wereld al genoeg. Velen hebben al teveel op hun bordje. Gemeenschapsleven komt in onze tijd moeilijker van de grond omdat alles steeds meer om de eigen persoon draait. We doen alleen wat we fijn vinden en maken ook meer aanspraak op onze rechten. Dat zorgt ervoor dat in ons samenzijn nogal wat spanningen kunnen ontstaan. We verwijderen dan van elkaar. Velen haken dan af omdat ze die stress niet willen. Ze mijden dan de gemeenschap. Voor het sociale leven in de gemeente is dat fataal. Groeien tot een goede gemeenschap en een samenleven in goede verstandhouding begint als we samen Christus én elkaar willen dienen, als we voor onze naaste het een en ander over hebben. Daarmee komen we aan de derde component:

 

3. De diaconale component

Nieuw leven in Christus bewerkt de motivatie voor deze opdracht om in liefde voor elkaar klaar te staan, elkaar te helpen en te ondersteunen. Een paar Bijbelteksten:

  • Hand. 2:45 “Ze verkochten hun bezittingen deelden de opbrengst”
  • Hand.4:32 “Zij hadden alles gemeenschappelijk.”
  • 34 “Niemand had gebrek” en
  • uiteindelijk werden ook de weduwen goed verzorgd (Hand. 6).

Ook hier weer enkele opmerkingen: Het voor elkaar zorgen gaf de gemeente een goede naam! Mensen gingen zich daardoor voor de gemeente interesseren (niet alleen maar mensen die geen armoede wilden, ook de beter gesitueerden zoals priesters en centurio!). Ook tegenwoordig geldt datzelfde principe. Door de liefde in Christus en een dienende houding kunnen rijk en arm in harmonie samenleven. We moeten dat niet onderschatten. In de gemeente is plaats voor de verschoppelingen van de maatschappij. Er wordt niet alleen maar geprofiteerd van mensen. We willen helpen en vriendschapsbanden aanhalen, zonder enige tegenprestatie. De motivatie ervoor ligt niet zo zeer in het evangeliseren, maar meer in barmhartigheid en liefde voor de naaste. Als gemeente dienen we aan de kant van de armen en verschoppelingen in de maatschappij te staan. Daardoor krijgen we in de maatschappij een belangrijke functie. Dan gaat het om genezing van leefstijlen, om lichamelijke verzorging en genezing en vooral de genezing van de ziel.

Als het om diaconie gaat is geld, materiaal en inzet in tijd nodig. Maken we tijd vrij voor diaconie in eigen stad? De resultaten van diaconie worden volgens mij sneller zichtbaar als die van evangelisatie alleen. Onze inspanningen moeten in de toekomst van onze gemeenteactiviteiten meer in balans worden gebracht met deze door de Heer aan ons opgedragen opgave! De liefde van Christus dringt ons…!?

 

4. De theologische component

In de leer, de theologie, worden in de loop van de geschiedenis steeds andere aspecten belangrijk. Vaak past een leer niet op nieuwe situaties en moet de leer nieuw overdacht worden. Dat was ook zo in Jeruzalem. De apostelen kwamen daarvoor in 44/46 bijeen (Hand 15).  Er was in de eerst jaren van de gemeente al enig verschil ontstaan tussen joden-christenen en heidenchristenen over de besnijdenis. Interessant is de stijl waarin de theologische discussie plaatsvond:

  • vs 2: het was een niet mis te verstane woordenwisseling;
  • vs 5: dat de farizeeërs voor waren, laat zien hoe het verleden in hun leven nog een rol speelde;
  • vs. 7+12: er was verschil van mening, maar ook een goed naar elkaar luisteren.
  • En verder was er controle in gebed: Bevestigt God de nieuwe weg die we inslaan?
  • vs. 13 en 15: Jakobus onderzoekt de schriften. Gezamenlijk komen ze uiteindelijk tot een besluit, want ze wilden de kwestie wel de wereld uit helpen.
  • Dat besluit werd op papier gezet en doorgegeven aan de gemeenten elders.

Laten ook wij die theologische discussie voeren. Nieuwe situaties vragen om nieuwe antwoorden en besluiten. Een goede, eerlijke discussie moeten we kunnen voeren. We hebben correctie nodig, ook in ons gemeenteleven en het zal ons tot zegen worden, omdat daardoor spanningen niet onnodig hoog oplopen. Theologische discussie wordt nooit persoonlijk en ze moet ons geen scheiding brengen: dat kan echter alleen als we bereid zijn een dienende houding aan te nemen en het beste voor de gemeente te zoeken.

 

Samenvatting:

Uit de geschiedenis kunnen we leren, maar we hebben de liefdevolle zienswijze van Jezus nodig voor de mensheid, die eigenlijk zonder Herder is.

Voor de nabije toekomst is het nodig dat we als gemeente geloofwaardig zijn voor onze omgeving, dat we opereren in de dienst der liefde en dat die merkbaar is onder elkaar en naar buiten toe in onze omgeving. We moeten niet meer uitgaan van “wat moet de wereld horen”, maar van zoals het destijds is geweest in de eerste gemeente: “wat zullen ze zien!” Evangelisatie is niet alleen maar verkondiging, maar ook een vraag van een geloofwaardig leven. Dat je kunt laten zien, persoonlijk en als gemeente, dat de Heer je door zijn lijden en opstanding een nieuwe schepping heeft gemaakt! Omkijken moet ook opkijken zijn: opkijken naar de Heer in gebed, want Hij is het die Zijn gemeente bouwt. Mijn wens en gebed is dat met onze gemeente gebeurt wat in Hand 9:31 over de eerste gemeente is gezegd: “De gemeente dan door geheel Judea, Galilea en Samaria had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de vreze des Heren, en zij nam in aantal toe door de bijstand van de Heilige Geest.”

  • Wat is jouw visie voor de toekomst?
  • Nogmaals ons motto als gemeente:
    “Internationale gemeente een gemeente voor iedereen!

´Eén Heer, één geloof, één doop; één God en Vader van allen, die daar is boven allen en door allen en in u allen.´ (Efeze 4:5-6)

 

Ons Doel:

Door een gemeente voor iedereen te zijn willen we iedereen die dat wil een thuishaven geven in Gods gezin en hen op de eerste plaats naar Jezus leiden; in dienstbaarheid naar God en elkaar samen groeien in het geloof om meer en meer op Christus te gaan lijken in gedrag en daden en elkaar toerusten voor de dienst en levensmissie in de gemeente en in het universele koninkrijk van God, opdat Gods heerlijkheid in de gemeente en haar omgeving gezien en geprezen zal worden.

Ons doel moet het blijven om mensen tot Christus te brengen en ze tot discipelen te maken.

Onze stijl is: in liefde en vriendelijkheid contact te zoeken met anderen. Ons aanknopingspunt is nog altijd de Heer, die ons de opdracht heeft gegeven en in ons midden is en daar steeds ook het centrale middelpunt wil zijn.

Daarom is het o zo belangrijk voor uw dienst in de gemeente: Geef nooit op! God is aan onze zijde. Hij bouwt Zijn gemeente.

 

 



Met de stroom mee drijven

 

Als je het oude testament doorneemt, dan lees je steeds opnieuw dat Israël en Juda ‘jojojen’ met het navolgen en dienen van God. Telkens opnieuw gaan ze afgoden dienen, soms komen ze tot inkeer, maar uiteindelijk zijn ze zover van de wetten die God via Mozes aan hen heeft doorgegeven, afgeweken  dat God straft. Ze worden weggevoerd naar Babel. Op deze oogstdankdag mogen we danken voor de vruchten die God geeft, voor het goede leven. Vooral moeten we kunnen danken over de vrucht van de geest. Danken voor groei in ons persoonlijk leven, groei voor toegenomen liefde, toegenomen vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.[1] Laten we vanmorgen eens bekijken hoe en waarom het mis kan gaan met die groei. Als basis voor de preek vanmorgen is een tekst uit Hebreeën 2: 1.[2]

Daarom moeten wij al onze aandacht richten op wat we gehoord hebben, dan zullen we niet uit de koers raken.

Als we uit de koers raken gaat het mis met onze groei. En meer nog: dan gaat het mis het doel te bereiken, het doel om straks bij Jezus in de eeuwige heerlijkheid te zijn. Uit de koers geraken behoort tot de gevaarlijkste invloeden waaraan zowel gelovigen als ongelovigen blootstaan. Tegen de verleidingen om grove zonden als diefstal en moord, vloeken is het leven van een christen door zijn eigen verdedigings­mechanismen meestal wel goed gewapend. Tegen duidelijke verzoekingen eveneens, doch tegen de subtiele invloeden welke in het onderbewustzijn hun sluwe werk doen is het betrekkelijk onbeschermd. “ “Daarom moeten wij al onze aandacht richten op wat we gehoord hebben, dan zullen we niet uit de koers raken.” Deze aan een christelijke gemeente gerichte woorden uit de brief aan de Hebreeën waarschuwen alle christenen ernstig voor het gevaar dat ons bedreigt. Allereerst valt er op te letten hoe onmerkbaar zwak de trek van de stroom is.

We waren eens met de pastores voor een retraite op een boot op de Maas. Natuurlijk moest er ook gevaren worden en ik mocht ook een tijdje aan het roer staan. Ik keek recht vooruit, tot een van onze broeders me op de schouders tikte en riep: snel de andere kant op!  Door de stroming was het schip voor mij ongemerkt bijna tegen de oever gevaren. Bij varen moet je je hoofd er dus bij houden en naar alle kanten kijken.

De stroming geeft ons meestal geen waarschuwing om op onze hoede te zijn. In ons geestelijk leven is er meestal niet direct een waarschuwingsteken. Er klinkt geen alarmsignaal. Wij drijven langzaam en ongemerkt af, als een schip dat stroomafvaarts. Wij zijn ons dit proces niet bewust, omdat wij vandaag de dag op heel veel en complexe stromingen varen. Die stromingen zijn er zowel in ons als om ons heen. Soms heel subtiel in wat iedereen gewoon vindt, zoals een Boeddha-beeldje op de schoorsteen of de leugentjes om bestwil. We hebben onze aandriften, impulsen, onze natuurlijke verlangens: de zucht naar comfort en behaaglijkheid, onze vleselijke lusten en onze wereldse gezindheid. Om ons heen bewegen zich andere stromingen die in dezelfde richting gaan: de grote stromingen in het leven zelf, namelijk de tijdgeest, de maatschappelijke zeden en gewoonten, de materialistische inslag van het zakenleven en vaak ook het gezinsleven, de literatuur, internet en het ontspanningsleven. Zij allen omspoelen ons onophoudelijk, dringen zich aan ons op, beïnvloeden ons, leggen beslag op ons. Zij veroveren de vesting van ons christenleven bijna zonder dat wij merken wat er heeft plaatsgehad.

De weg van de minste weerstand

Wie zich laat meedrijven. vaart een uiterst gemakkelijke koers. Het vraagt geen energie een rivier stroomafwaarts te zwemmen of zich door de golven te laten voortstuwen. Om een ‘freewheelend’ leven te leiden behoeft men zich slechts te ontspannen, zich te laten gaan, niets te doen, niet meer te strijden, zich slechts over te geven aan alle wereldse invloeden van binnenuit en van buitenaf.
Jezus is er duidelijk over: Want de brede weg, die velen volgen, en de ruime poort, waar velen door naar binnen gaan, leiden naar de ondergang. Nauw is de poort naar het leven, en smal de weg ernaartoe, en slechts weinigen weten die te vinden. (Mattheüs 7: 13-14). Geen mens drijft vanzelf naar Christus toe. Daarvoor zijn energie en karakter nodig. En Gods geest die verandering in ons bewerk en nieuw leven geeft. Om van Christus weg te drijven hoef je geen moeite te doen, gewoon makkelijk je eigen brede weg volgen, mee met de massa. Wij behoeven ons slechts aan de drang van onze eigen natuurlijke driften over te geven. Zo eenvoudig ligt dat. Juist omdat het zich met de stroom mee laten drijven zo verleidelijk eenvoudig is, heeft ieder die Christus al langere tijd waarachtig volgt de behoefte om tegen de stroom in te blijven gaan en Jezus wet van liefde in de praktijk te brengen. Want wie zou voor die duidelijke provocatie van de leringen van Jezus de ogen kunnen sluiten? Toch zie je steeds meer dat ook christenen die al langer ´op de weg´ zijn, misschien onder de druk van onze tijd wat te gemakkelijk in Gods navolging worden.

Tegen de stroom in gaan

Christus vermaant de mensen steeds persoonlijke initiatieven te nemen, vastberadenheid te tonen en zich niet langer als bladeren op de golven heen en weer te laten drijven. Jezus spoort ons aan tot waakzaamheid en trekt een parallel met de dagen vóór de zondvloed toen het leven van de mensen opging in de routinematige dingen van alledag zonder te letten op het oordeel dat zou komen over de wereld waarin zij leefden en ze met die wereld omkwamen.
Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn wanneer de Mensenzoon komt. Want zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, en zoals men niet wist dat de vloed zou komen, totdat die kwam en iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt.  (Mattheüs 24:37 39). Anderzijds prees Jezus Johannes de Doper die een standvastig man was. Niet een die wuifde als “een riet in de wind”.[3] Hij was niet iemand die zich door elke opkomende mening van de wijs liet brengen, maar vastberaden zijn weg ging, wát ook de gevolgen zouden zijn. Net zoals tegenwoordig veel vervolgde christenen! Jezus waardeerde een duidelijke levenskoers en verafschuwde zeer het zich-met-de-stroom-mee-laten-drijven. Daarom vond Hij dat de meest drastische maatregelen tot behoud van de goede koers gepast:
Als je rechteroog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam in de Gehenna (de hel) geworpen wordt.” (Mattheüs 5:29,30). Jezus zegt met ander woorden:” Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan” (Lucas 13:24). Behouden te worden vergt inspanning, bezonnenheid en discipline. Verloren te gaan stelt geen eisen. Het is o zo gemakkelijk en simpel om met de stroom mee te varen.

Schijnbaar onschuldige stappen

Iedereen zou moeten inzien hoe fataal en tragisch de gevolgen van een op de stroom voort dobberend leven is. In het begin waar je het toelaat, zijn de uitwerkingen van het meedrijven nauwelijks te merken. Pas vlak voor het einde van de levensreis ontdekken wij waar het op uitloopt en hoe catastrofaal de gevolgen zijn. Dan worden we ons bewust dat het afdrijven net zo dodelijk is als een grove zonde. Een schip kan vergaan door op een in het vaarwater gelegen obstakel te lopen, maar het kan evengoed op drift raken. Bij de massa’s mensen die in moreel opzicht schipbreuk lijden, voegen zich vele anderen die op hetzelfde tragische einde afstevenen doordat zij vanaf de pier de touwen van hun levensboot ongemerkt in het water hebben laten glijden, waardoor ook hun bootje weg dobbert.

“Wee degenen die de straf naar zich toe halen met de touwen van onrecht, en de zonde met de dissel van een wagen”. zegt Jesaja 5:18.

In het Oude Testament vinden wij een historische gebeurtenis die dit heel duidelijk illustreert. Toen Lot voor zich de waterrijke, vruchtbare streek van de Jordaan koos om daar te wonen, was hij al op de hoogte van de slechte reputatie van de steden in de vlakte. Hij wilde daarom toen beslist niet in Sodom gaan wonen. Toch belandde hij uiteindelijk in die stad door schijnbaar onschuldige stappen. In vijf tragische zinnen kan de geschiedenis van zijn fatale afdrijven worden samengevat:
1) Lot koos voor zich de gehele streek van de Jordaan (waar Sodom lag);
2) Lot sloeg zijn tenten op tot bij Sodom;
3) Lot woonde in Sodom;
4) Lot zat in de poort van Sodom (en behoorde daarmee dus tot de vooraanstaande burgers van de stad);
5) toen de engelen er bij Lot op aandrongen met spoed de tot verwoesting gedoemde stad te verlaten, was hij er inmiddels zo vastgeroest dat “hij aarzelde”.[4] Het resultaat van zijn afdrijven kunnen wij ook aflezen uit het feit dat hij in zijn familie niet meer serieus werd genomen. Dat was bijvoorbeeld toen hij zijn schoonzoons waarschuwde voor het naderend oordeel over de stad. “Maar zijn schoonzoons namen hem niet serieus.”.

Sluipende verlamming

Wat ons in de eerste plaats zorg moet baren, is de afstompende werking van het meedrijven met de grote stroom, met het leven van iedereen om ons heen. Daardoor worden we gevoelloos voor het gevaar waarin wij ons bevinden. Bijna niemand gelooft werkelijk dat hij met die stroom ten slotte in de opengesperde muil van de hel belanden kan. Zelfs wanneer wij er ons bewust van zijn dat wij van de uitgezette koers afwijken en dat geestelijk waarnemingsvermogen aan het afstompen is, koesteren wij toch nog de valse hoop dat een klein beetje energie en inspanning van onze kant voldoende zal zijn om op het juiste moment van richting te veranderen. Wij onderschatten daarbij de verlammende invloed welke van het afdrijven uitgaat.

Op een winterdag zagen mensen een vogel die op een stuk hout de rivier af dreef in de richting van de Niagara waterval. Kennelijk bezorgde de beweging van het snelstromende water hem een aangename sensatie. Hij was zich van geen gevaar bewust. Waarom zou hij ook bang zijn? Hij had toch vleugels? Kon hij niet, zodra er gevaar opduikt, op elk moment wegvliegen? Dat dacht hij wellicht, toen hij zorgeloos op het stuk hout zat dat hem naar de rand van de duizelingwekkende waterval droeg. Toen hij het gevaarlijke punt bereikte, probeerde hij zich van zijn steunpunt los te maken en weg te vliegen, maar helaas, tevergeefs. De damp boven de rivier was op zijn vleugels neergeslagen en bevroren, met als gevolg dat hij met de watermassa mee de diepte in ging en jammerlijk kopje onder ging en omkwam. Is het gevaar niet groot dat onze gewoonten ons zo vast aan onze omstandigheden ketenen dat wij ons daarvan niet meer los kunnen maken, hoe graag wij dit ook willen?

Het anker van onze ziel

Wat kunnen wij doen om aan de vreselijke gevolgen van het afdrijven een einde te maken en aan de invloed van die stromingen in het leven welke ons te gronde dreigen te richten, te ontkomen? De schrijver van de brief aan de Hebreeën geeft ons de volgende praktische vermaning: “Daarom moeten wij al onze aandacht richten op wat we gehoord hebben, dan zullen we niet uit de koers raken.” De schrijver wil daarmee zeggen dat wij door onverschilligheid tegenover het spreken van God niet alleen de bemoediging van Zijn Woord missen, maar ook ons leven op een wankele basis brengen en door allerlei omstandigheden en ’toevalligheden’ laten bepalen. Wij drijven af naar een tragisch einde.
“Wat wij gehoord hebben” zijn eenvoudig de heerlijke feiten van het evangelie, de waarheden, waarden en waarschuwingen die ons moreel en geestelijk gezond maken en er voor zorgen dat we gezond blijven. Wanneer wij aan de waarheden van het evangelie werkelijk gehoorzaam zijn, zijn we in staat ons leven een vaste koers en ons karakter stevigheid te geven.
Ter bekrachtiging hiervan drukt de briefschrijver zijn lezers op het hart om Christus te aanschouwen in Wie de gehele waarheid van het evangelie belichaamd is. Lees nog eens de geschiedenis van het leven van Christus en denk na over de betekenis van Zijn Kruis dat een teken is van Zijn actieve weerstand tegen een leven van zich met de stroom laten meedrijven. Ons verstand en onze innerlijke mens moeten zo volkomen het stempel dragen van die krachtige weerstand van de Heer tegen alle stromingen van Zijn tijd, dat onze wil net zo sterk wordt om vol te houden als dat bij Jezus het geval was. Het belangrijkste is dat ons leven allereerst gebaseerd is op de kracht van Zijn opstandingsleven. Dan pas kunnen we stand houden en blijvend Jezus volgen en groeien in de vrucht van de geest. Er staat geschreven dat Jezus ons voor struikelen bewaren kan (Judas 24), en ook:
Moge onze Heer Jezus Christus en God, onze Vader, die ons zijn liefde heeft getoond en ons door zijn genade blijvende steun en goede hoop gegeven heeft, u aanmoedigen en sterken in al het goede dat u doet en zegt. (2 Thessalonicenzen 2:16-17).

Daar mogen we vanuit gaan: Jezus helpt ons te volharden. We moet naar Zijn stem, in Zijn Woord en door de leiding van Gods Geest luisteren. Dat moet steeds de richting en vastheid gevende kracht in ons leven zijn. Onze ziel moet in het Woord en allereerst in Jezus, de eeuwig Levende, verankerd zijn. Hij is het Die al deze dingen draagt en in stand houdt. De enige volkomen veilige maatregel tegen afdrijven is het anker uit te werpen. Een schip dat door de vier touwen: geloof, hoop, liefde en dienstvaardigheid in Christus verankerd is, zal nooit uit zijn koers geraken.
Toen God de erfgenamen van de belofte ervan wilde doordringen hoe vast zijn voornemen was, stelde hij zich op dezelfde manier met een eed garant. Met deze twee onomkeerbare daden – die uitsluiten dat God liegt – heeft hij ons krachtig moed in willen spreken. Onze toevlucht is het vast te houden aan de hoop op wat voor ons in het verschiet ligt. Die hoop is als een betrouwbaar en zeker anker voor onze ziel.” (Hebreeën 6:17-19a).

Kunnen we nog met de psalmist zeggen, ook op dit oogstdankfeest:
Wijs mij uw weg, HEER, laat mij wandelen op het pad van uw waarheid, vervul mijn hart met ontzag voor uw naam. U, Heer, mijn God, zal ik loven met heel mijn hart, Uw naam voor eeuwig prijzen. Want u toont mij uw grote trouw, u verlost mij uit de diepte van het dodenrijk. [Psalm 86:11-12]

 

NOTEN:
Bijbelteksten uit de NBV-vertaling

[1] Zie Galaten 5:22-23.
[2] Naar een artikel in: De Stem, 27(1988) 11 (daar vertaald uit ‘Last days ministries’)
[3] Zie Mattheüs 11:7.
[4] Zie Genesis 13:10.12, 14:12; 19:1,16.

 

 



LIEFDE, CEMENT VAN DE LEVENDE STENEN VAN DE GEMEENTE VAN GOD

 

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan

Vanmorgen wil ik met jullie eens kijken wat gemeente zijn precies inhoudt. We hebben straks een gezellige nazit met barbecue. De gedachte erachter uit onze denktank: het geeft meer saamhorigheidsgevoel. Het is natuurlijke een middel om elkaar wat beter te leren kennen. Dat gebeurt ook als we oog hebben voor elkaar. En ik hoop dat dat vandaag dan ook helemaal waar gemaakt wordt. Maar zijn dit soort bijeenkomsten of een uitstapje zoals we eerder hadden de belangrijkste dingen waardoor we met elkaar verbonden zijn? Wat zegt de Bijbel erover? Wat houdt de gemeente samen? Twee Bijbelteksten geven een verklaring:

Colossenzen 3:14: En bovenal, kleed u in de ​liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt.
Efeziërs 4:15‑16: Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar hem die het hoofd is: ​Chris­tus. 16Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de ​liefde. >> Met andere woorden: liefde is als cement.

Maar Liefde is ook het grootste gebod voor ons geloof. We lezen dat in
Mattheüs 22:34‑40: 34Nadat de ​farizeeën​ hadden vernomen dat hij de ​sadduceeën​ tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. 35Om hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een ​wetgeleerde: 36‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ 37Hij antwoordde: ‘Heb de ​Heer, uw God, lief met heel uw ​hart​ en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38Dat is het grootste en eerste gebod. 39Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. 40Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’

De liefde valt dus uiteen in twee elementen:

  1. Onze relatie tot God
  2. Onze relatie tot de medemens.

In feite is hiermee alles gezegd waaraan wij ons in ons leven moeten hou­den. Niet ik op de eerste plaats, maar God en de ander. Dat is een van de basis­principes voor het behoud van de gemeente, het cement tussen de leven­de stenen. We zullen daardoor zelf niets te kort komen, want wie het eerst Zijn koninkrijk zoekt, zal al het andere erbij gegeven worden, zegt Jezus in Mattheüs 6:33.

Als we willen weten wat deze liefde inhoudt lezen we meestal 1 Cor. 13.

Echter, in Lukas 10 een heel belangrijk verhaal waaraan we goed kunnen zien hoe de cement werkt.

Voorwaarde: goed lezen: is niet zomaar lezen. Dan zou je net zo goed een of andere roman kunnen pakken. Als je leest probeer dan te voelen hoe jij het zou ervaren, probeer je in te leven in hert verhaal in je bijbel. Dat willen we vanmorgen ook doen in dit verhaal van de barmhartige Samaritaan: ons echt inleven in het verhaal: loop als het ware achter de Samaritaan aan en vraag je af: wat voel ik, wat hoor ik, wat ruik ik wat zie ik? Hoe voelt het om op die lange stoffige weg te lopen? Hoe voel ik mee als ik zie dat andere mensen de vent die net in elkaar is geslagen laten liggen? Hoe voelt het om te zien dat de Samaritaan stopt en zich over de jongen ontfermt en hem op het ezeltje zet? Hoe voel ik me als de Samaritaan de waard wat geld geeft om voor de jongen te zorgen?

Op het moment dat je jezelf deel laat worden van het verhaal open je je hart voor God en heeft God de kans om tot je te spreken… Daardoor verandert er iets heel wezenlijks in onze houding.

Zo is het ook van belang om de liefde tot God te bezien.

De context van het verhaal is hier heel erg belangrijk: Het is onderdeel van een van de verweerredes van Jezus tegen de huichelachtige Farizeeërs, die door Jezus op twee punten bekritiseerd worden:

  1. Ze vertellen mensen aan welke wetten ze zich moeten houden maar doen het zelf niet.
  2. Al hun activiteiten -ook hun werk voor de Heer- doen ze voor het op peil houden van hun eigen image.

De oorzaak van deze huichelachtige levensstijl is in feite dat ze geen relatie met God hebben, waardoor ze ook de weg naar God voor anderen afsluiten.

De geschiedenis begint zo:

Lukas 10:25-37: 25Er kwam een ​wetgeleerde​ die hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 26Jezus​ antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ 27De ​wetgeleerde​ antwoordde: ‘Heb de ​Heer, uw God, lief met heel uw ​hart​ en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ 28‘U hebt juist geantwoord,’ zei ​Jezus​ tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ 29Maar de ​wetgeleerde​ wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan ​Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’
30Toen vertelde ​Jezus​ hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar ​Jericho​ reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn ​kleren​ uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. 31Toevallig kwam er een ​priester​ langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. 32Er kwam ook een ​Leviet​ langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. 33Een Samaritaan echter, die op ​reis​ was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. 34Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en ​wijn​ over zijn wonden en ​verbond​ ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde.
35De volgende morgen gaf hij twee ​denarie​ aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” 36Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ 37De ​wetgeleerde​ zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei ​Jezus​ tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’

Een van de belangrijkste lessen die we uit dit verhaal kunnen leren is, dat we niet moeten vragen: Wie is mijn naaste?, maar: Wat beteken ik voor mijn naaste? In onze verhouding tot God en onze medemens moet liefde werkelijk­heid worden.

Liefde alleen op God gericht wordt niet concreet. We kunnen God niet liefhebben achter de muur van afscherming van de nood van onze naaste.

Daarbij stellen we in deze geschiedenis, tot onze schrik misschien, ook vast dat God ons geen keuze laat in het uitzoeken van onze naaste!

 

Mijn eerste constatering: De liefde laat de keuze niet aan ons.

Wij denken heel vaak dat de liefde niet altijd maar kan geven en geven. Een andere veel gehoorde gedachte is: ‘Ook onze verantwoording heeft zijn grenzen’. Heel onbewust bouwen we daarmee heel subjectief en vaak onbewust muren in onze relatie tot onze naaste. Want dan zoeken wij uit van wie we houden. Wij nemen de beslissing en niet GOD. Wij kiezen heel gericht:

Sympathiek        –              onsympathiek
toegenegen       –              ver afstaand
loont het             –              loont het niet
zinvol                    –              zinloos
erg nodig             –              minder nodig
kan ik het aan    –              kan ik het niet aan
zonder risico      –              risicodragend
eigen schuld       –              geen eigen schuld

Ook de doorlopers hadden deze overwegingen!

 

Als tweede leer ik uit dit hoofdstuk: Liefde omdat het moet is geen liefde.

Wie God liefheeft, heeft ook van alles over voor zijn naaste.

In 1 Johannes  4:20 staat:  Als iemand zegt: ‘Ik heb God lief,’ maar hij haat zijn broeder of zuster, is hij een leugenaar. Want iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, ​liefhebben​ als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft.
Wie alleen van liefde in vervoering raakt, of er veel over praat is bij voorbaat verdacht: Hij zoekt die liefde alleen voor zichzelf en is niet tot geven bereid.

Liefde dringt ons tot daden. Liefde wil zich uiten. Liefde moet zichtbaar worden. Anders gezegd:  liefde is een praktische aangelegenheid. Liefde ‘stroomt’ naar de ander  toe.

Als je God werkelijk liefhebt is het een vreugde om iets te doen en geen ‘moeten’. Precies dit zien we bij de Samaritaan, een voor de Joden in die tijd minderwaardig en gehaat mens.

1 Johannes  3:17
Hoe kan Gods ​liefde​ in iemand blijven die meer dan genoeg heeft om van te bestaan, maar zijn ​hart​ sluit voor een broeder of zuster die hij gebrek ziet lijden?

Zoals God ons heel concreet liefheeft, zo wil Hij dat wij onze naaste liefde geven, leert Jezus ons.
De liefde van God dringt ons. Dringt ons om af te zien van onszelf, uit ons ‘huisje’ te gaan en oog te hebben voor het welzijn van onze naaste.

Die tweedeling: is heel belangrijk en moet in ons leven in de goede verhou­ding aanwezig zijn.

 

Het derde wat ik uit de geschiedenis van de Barmhartige Samaritaan leer is: De liefde overwint alle morele remmen

Liefde houdt in dat je van je zelf afziet. Op de ander toegaat, hem aanneemt zoals die is, en voor hem klaar staan.

Heel vaak draait ons leventje om onszelf – vaak een heel leven lang. De draaikolk van het ‘ik’-leven, een duivelsdraaikolk kan alleen worden doorbroken door praktische liefde in je hart toe te laten.

Heel vaak hebben we de idee dat als we in andere levensomstandigheden zouden leven of een andere roeping we heel anders voor God bruikbaar zouden zijn. Onze verhouding tot onze naaste wijzigt niet als we een andere man, vrouw, andere kinderen, een andere baan, ander werk, meer scholing of iets dergelijks zouden hebben. In feite hebben uiterlijke omstandigheden er nog altijd voor gezorgd dat je leven ‘ingewikkeld’ wordt, je steeds minder oog krijgt voor de ander.

Om in de liefde vruchtbaar te kunnen zijn heeft men een andere pool nodig, de tegenpool van Jezus liefde. Alleen daardoor kun je van jezelf leren af te stappen, je eigen levensspiraal omdraaien om in de Agape-liefde ‘afge­wik­keld’ te worden en een leven te hebben dat vrucht voortbrengt.

De Liefde van God leidt ons tot effectief discipelschap. Als we Jezus volgen is het niet meer een “Je moet “. Hij maakt ervan dat je zegt: “Ik wil” en “Ik mag” (het is mij een voorrecht)!

Liefde is het motief van God om ons mensen te redden en te behouden. Door die liefde moeten wij gemotiveerd worden tot reddende en barmhartige liefde voor onze naaste. Al we werkelijk door Jezus veranderd zijn, dan is ons motto: Wie heeft mij nodig? Wat kan ik voor mijn naaste betekenen?

 

Mijn conclusie uit deze geschiedenis is: Deel hebben aan Gods familie is liefhebben

Wie in de liefde wandelt, die wandelt reeds met God, want God is liefde. Het gaat om het allerbelangrijkste en al­ler­grootste in de wereld. Je zou
1 Corinthiërs 13 aan het begin van ie­der dag kun­nen lezen, met name de verzen (4-5) die de omgang met an­deren op het oog hebben: 4De ​liefde​ is geduldig en vol goedheid. De ​liefde​ kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent ​het kwaad​ niet aan.

Lees het “Hooglied der liefde” eens anders:

Het is niet netjes van me vol kritiek op anderen te zijn, want “de liefde is geduldig

Barmhartig wil ik over de ander denken, want “de liefde is vol goedheid”

Gun ik een ander wel het goede? Want “de liefde is niet ja­loers (kent geen afgunst)”

Ik wil niet met mijn eigen prestaties te koop lopen, want “de liefde praalt niet (geen ijdel vertoon)”

Ik wil niet laatdunkend over anderen spreken, want “de liefde kent geen zelfgenoegzaamheid”

Ik wil in elk opzicht fijngevoeligheid opbrengen, want “de liefde kwetst niemands gevoel (is niet grof)”

Ik wil de aandacht van een ander niet te erg opei­sen, want “de liefde zoekt zichzelf niet (is niet zelfzuchtig)”

Ik wil mij niet beledigd blijven voelen door wat iemand anders mij heeft aangedaan, want “de liefde laat zich niet boos maken (wordt niet verbitterd)”

Zie ik nog altijd zoveel verkeerds in de ander? Dan ben ik fout, want “de liefde rekent het kwaad niet aan”

Ik wil niet behagen scheppen in de lasterpraatjes van mensen, want “de liefde is niet blij met het onrecht, maar is blij met de waarheid”

Ik wil niet verder vertellen wat een ander verkeerd doet en ik wil niet twijfelen aan wat hij zegt. Ik wil hopen dat het ook met hem/haar in orde komt, want de liefde verdraagt alles, zij gelooft alles, zij hoopt alles en in alles volhard zij.”

God gaf mij geloof tot mijn behoud en hoop voor de eeuwigheid en liefde voor Hem en mijn naaste – “zo resten dan: geloof, hoop en liefde, deze drie’

Maar de liefde moet vóór alles mijn hart vervul­len! – “Maar de grootste daarvan is de liefde”.

Dat moet een echt bestanddeel van ons le­ven zijn, als we wer­kelijk een barmhartige Samaritaan willen zijn. Dan heeft alles wat we doen eeuwig­heids­waarde. En ik denk dat het de moeite waard is om juist in die liefde van God te leven, dag in dag uit.

 

Slot

Er bestaan veel mooie dingen die God in de wereld geschapen heeft, er zijn veel zaken voor ons vleselijk genot, maar de belevenissen, waarin God in ons leven de hoofdrol speelt, waar we zo duidelijk Zijn liefde hebben ervaren, die zijn ons toch nog altijd het meest dierbaar. Als Gods liefde zich weerspie­gelt in ons dienstbetoon aan onze naaste, dan valt al ons an­dere bezit in het niets, omdat het vergankelijk is. Alles wat een mens onbewust en vaak ongemerkt uit liefde heeft verricht vergaat nimmermeer. Voor een echte christen staat liefde be­tonen boven alles. Het is de cement voor een perfecte gemeente!

Daarom: laat je door God vullen met deze liefde – deze ware liefde, als je die liefde niet ervaart in je leven. Maar misschien heb je die liefde al lang leren kennen. Raak dan niet in een sleur, maar wees elke dag bewust dat alleen God die liefde in jouw hart als een vuurtje blijvend kan laten branden en elke dag weer laat oplaaien. God is liefde en wil dat wij Zijn liefde verspreiden in de wereld, in onze leefomgeving.

Daarvoor wil ik bidden…

 

 

Bron: Walter Wanner, Werkbuch Gleichnisse [Giessen/Basel 1988]4.

Echte heerlijke gemeenschap

 

  1. Wat is gemeenschap hebben met elkaar?

Het is niet alleen maar op zondag of misschien ook nog een keer in de week bij elkaar komen. Gemeenschap met elkaar gaat veel dieper. Echte heerlijke gemeenschap kunnen we alleen ervaren, denk ik, al we wedergeboren zijn en dan “wandelen in het licht”. Voor echte heerlijke gemeenschap moeten we een zuiver geweten hebben tegenover God en onze medemens en een dienstbare opstelling.

Jonge moderne christenen sluiten zich tegenwoordig steeds minder aan bij een kerk, blijkt uit recent onderzoek. Ze gaan dan eens hier, dan eens daar naar een kerk en bezoeken grote events als Opwekking of EO-jongerendagen. Hoe komt dat?

 

  1. a) Maar wat is kerk zijn eigenlijk?

Van de week las ik in een artikel in Groei: “Kerk is allereerst een gemeenschap van mensen die Jezus willen volgen. Hoe en waar dat gebeurt, is vers twee.” Wat bedoelde de auteur ermee? Allereerst kijkt zij naar de huidige situatie van kerken in onze maatschappij: die zijn al lang niet meer het centrale middelpunt in de samenleving. Overal neemt het kerkbezoek af, kerkgebouwen staan leeg, worden afgebroken.

De oorsprong van het woord ‘kerk’ is het Griekse ‘Kyriakè’ (‘van de Heer’). Er wordt vaak het gebouw mee bedoeld, maar ook de organisatie met de leden zijn ingeschreven. Deze leveren een (meestal vrijwillige) financiële bijdrage en participeren in de activiteiten zoals kerkdiensten. In de Griekse tekst van het Nieuwe Testament wordt daarentegen als aanduiding van de groep of samenkomst van gelovigen het woord ‘ekklèsia’ gebruikt. Ekklèsia of Ecclesia (Grieks: ἐκκλησία, is afgeleid van het werkwoord ἐκκαλέω (‘oproepen’). Oorspronkelijk vormde alle gelovigen dus samen de ekklèsia. Een verwant nieuwtestamentisch gebruik van de term ‘ekklèsia’ is die van een concrete groep gelovigen op één plek, bijvoorbeeld ‘de gemeente van Korinthe’ die uit burgers bestond die tot een vergadering opgeroepen zijn. Vooral Paulus gebruikt dat overeenkomstig voor de gemeente van God. Alle gelovigen vormen dus samen de ekklèsia maar ook een concrete groep gelovigen op één plek vormt een ekklèsia. In Paulus´ brieven lezen we dat we door wedergeboorte deelhebben aan Christus: we zijn één, één lichaam, een gemeenschap, een levend organisme. Dus door die eenheid, niet door de organisatie, stelsels, psychologische trucs, maar door wedergeboorte ontstaat gemeenschap, het deel hebben aan elkaar:
Romeinen 12:5. “zo zijn we samen één lichaam in Christus en zijn we, ieder apart, elkaars lichaamsdelen.” In de gemeente is dat een volstrekt natuurlijke zaak en vanzelfsprekendheid: het betekent dat we elkaar dienen, elkaar onderdanig zijn, elkaar vermanen, elkaar helpen.

Kortom: echte heerlijke gemeenschap beheerst ons leven, als we echte kinderen Gods zijn. We verlangen ernaar en kunnen we niet anders. Door in het licht te wandelen manifesteert zich de gemeenschap.

(1) Johannes (1:3-4) zegt in zijn eerste brief hoe deze gemeenschap wordt ervaren: 3Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan u, opdat ook u met ons verbonden bent. En verbonden zijn met ons is verbonden zijn met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. 4We schrijven u deze brief om onze vreugde volkomen te maken.” Jongeren maar ook ouderen die de echte boodschap van de Bijbel hebben begrepen zoeken daarom steeds vaker gelijkgestemden op in kleine kring, een huiskamer of een kroeg. Het begint dan vaak met enkele mensen die hun huis openstellen. En dan merk je die echte heerlijke gemeenschap: Waar mensen betrokken zijn op God, elkaar en hun omgeving daar is de echte kerk! Maar als je het over kerk hebt, haken mensen vaak af.

 

  1. b) Want: Kerk zijn heeft een slechte naam gekregen
    We hoeven alleen al maar naar de verhalen van misbruik van kinderen en vrouwen door priesters in de RK kerk te kijken en weten wat er aan de hand is. Een ander voorbeeld van een teleurgestelde kerkbezoeker. Die vertelde: ‘Mijn oom heeft altijd voor de kerk gesjouwd. Dag en nacht stond hij klaar voor de mensen. Toen hij overleed zat de hele kerk tjokvol. Iedereen was vol medeleven. Maar daarna was er niemand voor ons. Geen dominee, geen ouderling, niemand. Mij krijgen ze met geen stok meer een kerk in. Het is over voor mij.”

Zo kan dat gaan in je leven. Je kunt teleurgesteld raken in de hele wereld van geloof, God en kerk. Misschien doordat mensen je bitter tegenvallen. Misschien ook doordat God je bitter tegenvalt. Je was er zó zeker van dat Hij een Hoorder is van het gebed. Maar jouw gebed verhoorde Hij niet. Je gebed om genezing. Of om een levenspartner. Of om een kind. En zo werd je cynisch. Dat wilde je niet eens, maar het gebeurde gewoon. Zou iets of iemand je ooit weer kunnen raken, als het gaat om geloof? Zelfs kerkgangers hebben vaak zo’n deuk in hun geloof. De bijbel noemt het ‘de eerste liefde verlaten’. Meestal veroorzaakt door menselijk falen in de onderlinge relaties.

 

Als ik denk aan mensen in mijn omgeving die zwaar teleurgesteld zijn en daardoor cynisch, dan zijn er een paar dingen die ik in ieder geval niet moet doen. Ik moet niet proberen hun teleurstelling met argumenten te gaan bestrijden. Wat ik ook niet moet doen, is van alles opdringen. Een boekje zus of een bijeenkomst zo. Hoe goed bedoeld ook, mensen die cynisch zijn reageren daar allergisch op.

Wat dan wel? “De kerk is geen optelsom van activiteiten, maar draait om relaties.” En “het draait niet om aantallen, maar om trouw en liefde in relaties.” We organiseren vaak tal van activiteiten en hopen daarmee mensen voor Jezus te interesseren. We verzanden daarom vaak in overlegstructuren en in een vrijwilligersorganisatie. Maar tegen cynisme en ontkerkelijking helpt eigenlijk maar één ding, en dat is: liefde! Alleen met liefde en het laten zien van echte heerlijke gemeenschap kunnen we verandering teweegbrengen en de kerk weer een goede naam bezorgen.

 

  1. c) Kerk zijn met echte heerlijke gemeenschap

Liefde die zich uit in hartelijkheid, menselijkheid, trouw, vooral heel veel trouw, kan cynisme vroeg of laat smelten. En omdat dit alleen kan wanneer de heilige Geest in mensen werkt, is het essentieel om de ander in het gebed bij God te brengen, elke keer weer.
Liefde uit zich op het alledaagse vlak: hulp bij klusjes, er zijn als de ander in de problemen zit, denken aan de verjaardag van de ander enzovoorts. Liefde is ook: geduld, werkelijk luisteren, en niet meteen een oordeel klaar hebben als de ander zich negatief uit over God, geloof of kerk. Natuurlijk, je blijft helder over je eigen principes, maar je blijft de ander aanvaarden, als mens, geliefd in de ogen van God, ondanks alles. Zoals je kind je kind blijft, al gaat hij of zij een weg die je vreselijk vindt.

Naast trouw is er nog iets van groot belang: open zijn over je eigen geloof. Vertel gewoon wat je meemaakt met God. En blijf daarin bij jezelf. Wees als een etalage, laat de ander vrijblijvend binnenkijken in je ziel. Laat hem of haar de echtheid maar testen. En laat de Geest zijn werk doen. Wie cynisch is geworden, leest de Bijbel niet meer. Voor hem, voor haar ben jij nu de Bijbel. Laat je gebruiken door God! Daar ligt ook de kans om anderen op de echte manier met de blijde boodschap te bereiken.

Een student, ik noem hem Guus, 21 jaar, vertelde: “De vrienden die ik had, waren allemaal zo oppervlakkig. Het was echt een schijnwereldje. Stoer doen, mooie kleren, uitgaan. Gewoon de flinke boy uithangen. En als je dan ’s avonds thuiskwam of ’s zondags thuis zat, dan voelde je je miezerig. Vooral de zondag vond ik een rotdag. Dan had je niemand om je heen. Tussen al je vrienden kon je je hartstikke eenzaam voelen. Want als je even serieus wou zijn, hoorde je er niet meer bij. Iedereen denkt gewoon aan zichzelf en kijkt niet verder dan z’n neus lang is. Allemaal willen ze trouwen of samenwonen. Veel geld verdienen. Gewoon huisje-boompje-beestje. En verder niks. Dat zie je bij ons op school ook. Ik zit nu in een klas, daar zitten ze alleen op elkaar te katten en elkaar de grond in te stampen. Ik was altijd de gevierde bink, dus deed ik mee. Maar het hoeft voor mij niet meer. Het heeft zo lang genoeg geduurd. Ze bekijken het maar.”

Ik ken genoeg van zulke mensen. Ik had in mijn jonge jaren dezelfde ervaring. Tot ik Jezus leerde kennen en ik de echte heerlijke gemeenschap met Jezus en andere kinderen Gods begon te ervaren. Geen leegte meer in je hart en geen eenzaamheid meer.

 

  1. Hoe werkt gemeenschap in de praktijk?

Gemeenschap hebben is op de eerste plaats deelhebben aan Christus. EN: met elkaar gemeente zijn, want als christenen kunnen we niet zonder elkaar. Door te gehoorzamen aan Gods geboden en door Gods wil te volbrengen worden we meer en meer vol van Gods liefde. Daarom is vermaning (dat is: elkaar helpen om in het geloof te blijven staan) in de gemeente zo heel erg belangrijk. In echte gemeenschap is dat niet weg te denken. Elkaar vertellen over deugden en ondeugden, elkaar aansporen om de goede strijd te strijden, elkaar de weg wijzen van het licht, elkaar waarschuwen voor duisternis, laten zien dat er leven en dood is. De inhoud van vermaning kan vaak algemeen zijn, soms niet christelijk lijken, maar door de vermaning proberen we in ieder geval de levenswandel duidelijk te maken zoals die in het nieuwe door Christus geschonken leven nodig is. Paulus zegt het zo in zijn brief aan de Colossenzen (Col. 3:12-17) die ook voor Laodicea bestemd was en zeker ook voor ons:
12Omdat God u heeft uitgekozen, omdat u zijn heiligen bent en hij u liefheeft, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld. 13Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven. 14En bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt. 15Laat in uw hart de vrede van Christus heersen, want daartoe bent u geroepen als de leden van één lichaam. Wees ook dankbaar. 16Laat Christus’ woorden in al hun rijkdom in u wonen; onderricht en vermaan elkaar in alle wijsheid, zing met heel uw hart psalmen en hymnen voor God en liederen die de Geest u vol genade ingeeft. 17Doe alles wat u zegt of doet in de naam van de Heer Jezus, terwijl u God, de Vader, dankt door hem.”

Waarom? Een mens kan nu eenmaal niet zonder bemoediging, persoonlijke aandacht en bij gelegenheid iemand die helpt om je in het goede spoor te houden. De gemeente en haar opdracht zijn ons alles! Het is ons leven, onze vreugde, onze blijdschap. En daarbij, zoals gezegd, ligt onze focus op Jezus. Jezus in het middelpunt van ons zijn en ons handelen. Ook als er eens discussie is over een theologisch principe of een meningsverschil over iets wat we anders zouden willen. Volgend waar gebeurd verhaal schoot me daarbij te binnen:

Een man van 90 vroeg tijdens een verhitte discussie over de waarheid van Gods woord of hij een vraag mocht stellen. Ga uw gang zeiden de aanwezigen. De man vroeg: “Welke foto’s staan in de bijbel?” De aanwezigen keken hem vreemd aan. Hij zei: “In de bijbel staan twee foto’s. De eerste is van mijzelf. Als je goed kijkt, ziet het er niet zo best met je uit. Er wordt precies omschreven wie je bent en wat er met je gaat gebeuren. En”, zei de oude man, “Ik heb geleerd dat het een haarscherpe foto is. Het is in mijn leven uitgekomen, dat wat de bijbel van mij zegt inderdaad waar en betrouwbaar is.” En de tweede foto dan? Ontroerd antwoordde de man: “De tweede foto die in de bijbel staat is die van de Here Jezus”. Daar gaat het in echte heerlijke gemeenschap en alles wat we daarin voor elkaar betekenen om: dat we Jezus zien in alles wat we doen en ons door Hem laten veranderen naar Zijn evenbeeld.

 

III. Gemeente – gemeenschap zijn

De gemeente Gods is een gemeente van licht en liefde. Een gemeente waar je warmte ervaart en waar de mens God ervaart. In de eerste brief aan Johannes wordt dat duidelijk.

Het is als het ware één loflied op de heerlijkheid doorgebroken te zijn van de duisternis in het licht. Het is heerlijk in het licht te wandelen. Johannes beschrijft de gemeente als heerlijk. Openbaring 21 :11:

11De stad schitterde door Gods luister (heerlijkheid), met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis. Lees maar verder in dit hoofdstuk schitterend die nieuwe stad is die gemeente heet! Wat het thuiskomen van mensen in een warm nest, een heerlijke gemeente betekent zegt Jesaja heel treffend:
Jesaja 51:11 en 16a “11Wie door de HEER zijn bevrijd, keren terug. Jubelend komen zij naar Sion, gekroond met eeuwige vreugde. Gejuich en vreugde trekken de stad binnen, gejammer en verdriet vluchten eruit weg. … 16ik leg je mijn woorden in de mond en bescherm je met de schaduw van mijn hand. De nieuwe mens kan het niet voor zich houden. Zo dankbaar zijn ze, de kinderen Gods. We zien het vooral ook in de liederen die in het OT en NT zijn overgeleverd. Liederen waren een vast bestanddeel van het gemeenschapsleven. Voor en in alle levenssituaties werden liederen geschreven. Kijk maar:

OT:      a) positief bezwerende lied (gebed om genezing)

  1. b) arbeidslied (deel van de arbeid)
  2. c) feestlied, danslied
  3. d) liefdes-, bruiloftsliederen
  4. e) begroetings- kinder- en wiegeliedjes
  5. f) trekkersliederen (pelgrims)
  6. g) strijd-, oorlogs- en overwinningsliederen.
  7. h) klaaglied (dodenklacht)
  8. i) liederen ter ere van de koning
  9. j) volksliederen

NT:       Gebedsliederen, Christus hymnes, Psalmen.

In de Psalmen vinden we genoeg voorbeelden. Muziek is iets wat een deel is van de gemeenschap: het middel om op de beste manier onze vreugde te uiten.
Vooral Psalm 150 is er een goed voorbeeld van. We worden opgeroepen om God te bezingen en muziek, de trommel en de fluit, etc., en zang deel van ons leven te laten zijn. Maar ook deel van de gemeente:
Efeze 5:19-20: 9en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer 20en dank God, die uw Vader is, altijd voor alles in de naam van onze Heer Jezus Christus.“. Meteen daarachter: 21: Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus.“. Met andere woorden: voorleven en als we Efeze 5 volgen: allereerst in het gezin. Het leven met Christus heeft een zuigende kracht: gemeenschappelijk vertellen we zo vaak over de verlossing door Jezus Christus dat de zendingsopdracht als vanzelf gaat.

 

  1. IV. En dan nu de toets: Hoe is onze gemeenschap met elkaar, met onze gemeente en met God?

Worden de liederen van echte heerlijke gemeenschap – ons volkslied – nog gezongen? In Psalm 137 zien we hoe dat lied bij de Joden die gevangen waren in Babel was verstomd. Ze worden opgeroepen:
(vs 3b-4) “‘Zing voor ons een vrolijk lied uit Sion.’ 4Hoe kunnen wij zingen een lied van de HEER op vreemde grond?”. Tja, dat is vaak de situatie in gemeenten, zeker gemeenten die al langer bestaan. De vreugde is weg, het enthousiasme en de ervaring van echte heerlijke gemeenschap. Niet zingen is een teken van duisternis.

Een teken dat Jezus niet meer het middelpunt is van ons gemeenteleven. Vaak door verkeerde dingen of zonde in ons leven toe te laten. Want zonde scheidt van de liefde van God. We moeten in Zijn licht blijven, zegt Johannes. Eenmaal bekeerd is niet voldoende. We moeten in zijn licht wandelen en dagelijks de kracht vernieuwen.
Een vrouw ging eens met haar problemen naar een zielzorger. Ze moest even wachten en zag een bordje aan de muur:
“Probeer het eens met danken”.
Ze zuchtte: ik heb niets om te danken, heb zoveel problemen en zorgen. Maar het liet haar niet met rust. Heb ik werkelijk niets om te danken? Ze was gekomen om raad en troost. Toen schoot haar te binnen dat ze vroeger ze een lied had geleerd: Prijst de naam van Jezus… Ze wist het weer en voor de pastor terugkwam was ze verdwenen…

Is het niet vaak zo? Danken wordt vergeten en daardoor ook gehoorzaamheid. Door niet te danken en alleen op negatieve dingen te letten wordt het leven in de gemeente ons tot last en zwaar. We zijn vaak te veel bezig met onze eigen problemen en in ons zelf gekeerd. En wat gebeurt er dan? De echte heerlijke gemeenschap verdwijnt.

1 Johannes 2:9-10: 9Wie zegt in het licht te zijn maar zijn broeder of zuster haat, bevindt zich nog altijd in de duisternis. 10Wie de ander liefheeft, blijft in het licht en komt niet ten val”. Vaak is het met onze problemen en zorgen zo dat met dit gebod overtreden: Liefde tot onze naaste: jaloers op gezondheid, welstand, geen geduld. Maar Liefde zoekt zichzelf niet.

Hoe is onze gemeenschap met elkaar? Zijn we nog steeds blij als we kunnen samenkomen om elkaar en samen God te ontmoeten? Zingen we uit volle borst mee om God lof te brengen, ook al zijn de liederen tegenwoordig wat moderner, of soms oubollig?

Laten we echte gemeenschap nu zoeken: in lof en prijs, getuigenis, vermaning, liefde van God en dienstbaarheid aan God. Er bij zijn bij alle bijeenkomsten van de gemeenten, op zondag en in de week. We zijn er voor elkaar.

 

Bij planning gemeente-zijn vind ik dat we allereerst eens hierover zouden moeten nadenken. Hoe kunnen we die echte heerlijke gemeenschap vormgeven? Wat kunnen we doen om voor jong en oud een gemeente te zijn waar men zich thuis voelt, ongeacht de gemeentetradities of nieuwe vormen? Hoe kunnen we door leven en werken laten zien dat het Jezus is die ons door liefde tot een eenheid smeedt en ons tot een hechte, heerlijke gemeenschap maakt? Ik bid dat God ons zegent om een gemeente met echte heerlijke gemeenschap te zijn, waar we een thuishaven mogen vormen voor mensen die daardoor God ontmoeten en een nieuw leven met Hem beginnen of misschien al zijn begonnen.