Adriaan Bais

Index

Jezus in het Oude Testament – deel II
Jezus in het Oude Testament – deel III
Jezus in het Oude Testament – deel IV
Jezus in het Oude Testament – deel V
Jezus in het Oude Testament – deel VI
Jezus in het Oude Testament – deel VII
Jezus in het Oude Testament – deel VIII
Jezus in het Oude Testament – deel IX
Jezus in het Oude Testament – deel X
Jezus in het Oude Testament – deel XI
Jezus in het Oude Testament deel XII
Jezus in het Oude Testament deel XIII
Jezus in het Oude Testament deel XIV
Jezus in het Oude Testament deel XV
Jezus in het Oude Testament deel XVI
Jezus in het Oude Testament deel XVII
Jezus in het Oude Testament deel XVIII

 

Jezus in het Oude Testament (1)

We kennen het Bijbelse verhaal uit Lucas 24 over de Emmaüsgangers. Zij hadden gehoord dat Jezus opgestaan is en ze konden dat moeilijk geloven. Gefrustreerd verlieten ze Jeruzalem en wandelden naar hun huis in Emmaüs.

Onderweg liep opeens een man met hen mee, maar ze hadden het niet in de gaten dat het Jezus was. Laten we dit gedeelte eens lezen.

Lucas 24:13-27

En zie, twee van hen waren juist op die dag op weg naar een dorp, zestig stadiën van Jeruzalem verwijderd, genaamd Emmaus, en zij spraken met elkaar over al wat voorgevallen was. En het geschiedde, terwijl zij daarover spraken en van gedachten wisselden, dat Jezus zelf bij hen kwam en met hen medeging. Maar hun ogen waren bevangen, zodat zij Hem niet herkenden. Hij zeide tot hen: Wat zijn dit voor gesprekken, die gij al wandelende met elkaar voert? En zij bleven met somber gelaat staan. Een dan van hen, genaamd Kleopas, antwoordde en zeide tot Hem: Zijt Gij de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen geschied is? En Hij zeide tot hen: Wat dan? Zij zeiden tot Hem: Hetgeen geschied is met Jezus de Nazarener, een man, die een profeet was, machtig in werk en woord voor God en het ganse volk, en hoe Hem onze overpriesters en oversten overgegeven hebben om Hem ter dood te veroordelen en Hem gekruisigd hebben. Wij echter leefden in de hoop, dat Hij het was, die Israël verlossen zou. Maar met dit al is het thans reeds de derde dag, sinds dit geschied is. Maar ook hebben enige vrouwen uit ons midden ons doen ontstellen: zij waren in de vroegte bij het graf geweest en hadden zijn lichaam niet gevonden en zijn toen komen zeggen, dat zij ook een verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden, dat Hij leeft. En enigen van de onzen zijn naar het graf gegaan en hebben het zo bevonden, als de vrouwen ook gezegd hadden, maar Hem hebben zij niet gezien. En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.

In dit Bijbelgedeelte gebeurt iets waar misschien gauw overheen gelezen wordt: Jezus bekeek samen met deze twee mannen de oude Bijbelboeken om aan te tonen dat alles wat met Jezus gebeurd is voorspeld was. Jezus legde uit aan hand van de profeten en andere Bijbelboeken dat God dit gebeuren zorgvuldig voorbereid heeft.

Later ontmoette Jezus ook de andere discipelen en zei in vers 44: Dit zijn mijn woorden, die ik tot u sprak, toen ik nog bij u was, dat alles wat over mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden. Hoe zei Jezus dat in 2 Johannes 5:39 tegen de Schriftgeleerden?…. Gij onderzoekt de schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van mij getuigen, …..

Jezus zegt tegen de specialisten van het Oude Testament dat hun Bijbel vol van informatie staat over Hem, over Jezus. En met deze uitspraak konden ze twee dingen doen. Of Jezus voor gek verklaren en zeggen dat Hij een bedrieger is, of toegeven dat Jezus de zoon van God is en dat de Bijbel een goddelijke oorsprong heeft. Het lezen van die woorden over Jezus, die honderden jaren voor de geboorte van Jezus opgeschreven staan, is een spannende reis door het Oude Testament.

Paulus zegt hierover is Romeinen 1:1-2: Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God, dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige geschriften – aangaande zijn Zoon..

Petrus sprak ook zo in het huis van Cornelius voor vele heidenen in Handelingen 10:43-44: Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving van zonde ontvangt door zijn naam. Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden.

Wat een geweldig moment was dit. Petrus spreekt over Jezus en het getuigenis in het Oude Testament, en dit woord was zo krachtig en door God geïnspireerd dat op dat moment precies hetzelfde gebeurde als op de Pinksterdag in Jeruzalem.

En in het laatste boek van onze Bijbel, het Nieuwe Testament zegt Johannes dit in 5 Openbaring 22:15: Ik, Jezus, …..Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende Morgenster.” Dat zijn woorden uit het Oude Testament. En dan zegt Jezus in vers 13: Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.

Je zou hier nog een bevestiging kunnen zien dat Jezus zelf getuigt dat de hele Bijbel, het Oude en Nieuwe Testament, van Jezus getuigt. Van het begin tot het einde getuigt Gods boodschap, Gods evangelie, dat Jezus de gekruisigde, onze Schepper, Heer en Heiland is.

Ik heb mij laten vertellen dat in het Oude Testament meer dan 300 keer aanduidingen gemaakt worden over Jezus. Natuurlijk is dit teveel om alle teksten te bekijken en daarover te preken. Maar ik wil de belangrijkste Bijbelgedeelten met jullie in de komende tijd bekijken. Ik ben echt benieuwd wat dat bij ons gaat bewerken.

  1.  Eerst gaan we kijken wat over Jezus de Messias geschreven staat.
  2.  Dan gaan we kijken naar bepaalde aanduidingen die op Jezus wijzen (gestalten, tekens, getallen, gebeurtenissen….).
  3.  Het getuigenis van Christus in het geloof van Abraham en Israël.
  4.  Het getuigenis van Christus door openbaringen van God zelf (mens, engel, visioenen, dromen, wonderen en zijn woord).
  5.  Het getuigenis van Christus in de tempeldienst en offerdienst in Israël algemeen.

We zien dus dat in deze 5 hoofdstukken op veel verschillende manieren Jezus meer of minder zichtbaar gemaakt kan worden.

Laten we eens een interessante poster bekijken. We zien een bladzijde van de Bijbel en op de voorgrond een gezicht dat Jezus moet uitbeelden. Wanneer je dit gezicht van heel dichtbij bekijkt, dan zie je dat het hele gezicht bedekt is met Bijbelwoorden. En dat is wat ik hoop wat gebeurt, wanneer we het Oude Testament gaan bestuderen, dat we door de woorden heen het beeld van Jezus mogen herkennen.

 

We gaan dus beginnen met het eerste grote hoofdstuk:

Jezus de Messias

Door de hele Bijbel wordt over de Messias geschreven. Vele verschillende dingen worden over de Messias geschreven. Door al deze teksten had het Joodse volk een complexe voorstelling van Jezus, de Messias. Het is zo complex dat men de indruk kan krijgen dat er onmogelijk van 1 persoon sprake kan zijn. Er moeten meerdere personen bedoeld zijn. Daarom zeggen vele Joden dat het Jezus niet geweest kan zijn, omdat Jezus niet alle messiaanse profetieën waargemaakt heeft.

Waarschijnlijk hebben daardoor vele Joden 2000 jaar geleden ook Jezus niet als Messias kunnen accepteren.

Ik noem maar één voorbeeld. De Messias zou koning zijn en een koninkrijk oprichten. Zo dachten toen vele Joden dat ze bevrijd zouden worden van de Romeinen en weer een eigen koning zouden krijgen, een afstammeling van David. Ja, Jezus is een afstammeling van David, maar heeft toen niet de Romeinen verjaagd en heeft voor Israël geen nieuw koninkrijk opgericht. Dat was zeker een grote teleurstelling voor vele Joden geweest, die toen werkelijk gedacht hadden dat Jezus de nieuwe koning zou worden. Hij deed zoveel wonderen en sprak met grote autoriteit over de Bijbel, heel anders dan de Schriftgeleerden. Ja, Jezus maakte toen een geweldige indruk. Maar velen waren uiteindelijk toch teleurgesteld toen Hij aan het kruis stierf. Ze hadden een eigen voorstelling, een eigen beeld van de Messias. Maar deze Jezus was anders.

Zou het kunnen zijn dat wij ook wel eens een verkeerde voorstelling van Jezus hebben, waardoor we niet altijd begrijpen, waarom bepaalde dingen gebeuren in ons leven. Jezus genas toen iedereen die om genezing vroeg. Waarom genees ík dan niet? Jezus zegt: Ik ben de goede Herder…. Waarom voel ik mij niet altijd geborgen in de armen van de goede Herder. Waarom moet ik best wel vaak vechten voor mijn bestaan? Waarom moeten vele christenen sterven voor hun geloof? Waar is daar de Goede Herder?

Zo kunnen eigen voorstellingen ons teleurstellen, nietwaar?

Laten we nog even een Bijbelvers bekijken. Men zegt dat dit vers de eerste is waarin we Christus de Messias een beetje herkennen kunnen.

Dit vers staat in Genesis 3:15 …En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen.

Adam en Eva hebben gezondigd en dan zegt God dat deze daad een gevolg zal hebben voor de gehele mensheid.

God spreekt hier tegen de slang en tegen Eva. Er zal vijandschap zijn tussen het nageslacht van Eva en de satan en zijn demonenwereld. En we zien ook dat de satan steeds weer probeert de mens op het verkeerde pad te brengen. Zolang de mens hier op aarde leeft, zolang zal er steeds iemand zijn die onvrede sticht tussen hem en God. Maar dat is de oppervlakkige uitleg van deze tekst. Als je verder kijkt dan lees je iets wat de mensen van toen niet nog konden begrijpen wat het betekent.

Maar wij die terugkijken op de duizenden jaren oude geschiedenis van Israël, van de gemeente en van Jezus die 2000 jaar geleden aan het kruis gestorven is….. Wij die de Bijbel kennen zijn het erover eens dat in dit vers over Jezus zelf gesproken wordt. Hier staat dat iemand uit het nageslacht van Eva de kop van de slang, de duivel zal vermorzelen. Maar er staat ook dat de hiel van de ander vermorzeld wordt. Dus beide personen zullen schade leiden. Jezus moest sterven aan het kruis, maar we weten dat de duivel zijn kracht, zijn macht over de mens, weggenomen werd.

Toen Adam en Eva werden geschapen, gaf God hen de heerschappij over de dieren en de aarde. Maar door hun zonde en ongehoorzaamheid verloren ze deze macht aan de duivel, die vanaf toen de heerser over de aarde was. Maar Jezus heeft aan het kruis hem deze macht weer afgenomen en we zien nu dat diegene, die in Jezus gelooft de macht heeft als kind van God de duivel te weerstaan en zelfs demonen uit te drijven.

Wij mogen met Jezus overwinnaar zijn. Jezus heeft zo te zeggen de autoriteit aan zijn kinderen teruggegeven. Laat mij een paar teksten als bewijs daarvan in het Nieuwe Testament voorlezen.

  1. Markus 16:17….Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen ze boze geesten uitdrijven”… en nog vele andere dingen.
  2. Lucas 10:17…En de zeventig zijn teruggekeerd met blijdschap en zeiden: Here, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in uw naam.
  3. Efeziërs 6:11….Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels;….
  4. Kolossenzen 2:9…want in Hem (Jezus) woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht.”

Wanneer we deze 4 verzen naast elkaar zetten dan zien we concreet wat Jezus bewerkt heeft aan het kruis en wat in Genesis 3:15 al aangeduid wordt.

Dus direct na de zondeval van Adam en Eva, kreeg je de indruk dat Gods volmaakte schepping kapot gegaan is. Maar God beloofde toen al, dat dit niet het einde is, dat de duivel zijn doel niet zal bereiken, maar dat de nieuwe mens in Christus met Jezus zal heersen.

Dus duizenden jaren geleden in een situatie waar de mensheid verloren dreigde te gaan, verkondigt God al dat er een Messias zal komen die alles weer in orde zal brengen.

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (2)

 

Handelingen 18:24-28:

Intussen arriveerde er in Efeze een uit Alexandrië afkomstige Jood, die Apollos heette. Hij was een ontwikkeld man, die goed onderlegd was in de Schriften.  Hij had onderricht gekregen in de Weg van de Heer en verkondigde geestdriftig de leer over Jezus, die hij zorgvuldig uiteenzette, ook al was hij alleen bekend met de doop zoals Johannes die had verricht. In de synagoge begon hij nu vrijmoedig het woord te voeren. Toen Priscilla en Aquila hem hoorden, namen ze hem terzijde en legden hem uit wat de Weg van God precies inhield. Toen hij naar Achaje wilde afreizen, moedigden de leerlingen hem aan en gaven hem een brief mee voor de gemeenteleden met het verzoek hem gastvrij te ontvangen. Na zijn aankomst bleek hij door Gods genade een grote steun te zijn voor de gelovigen, want hij slaagde erin de Joden in het openbaar in het ongelijk te stellen door op grond van de Schriften aan te tonen dat Jezus de Messias is.

De vorige keer heb ik gezegd dat de hele Bijbel over Jezus spreekt.

Voor het Nieuwe Testament is dat duidelijk. We lezen daar over het hele leven van Jezus hier op aarde. Vanaf zijn geboorte tot zijn opstanding en hemelvaart staat alles beschreven in het Nieuwe Testament…. Het boek dat kort na het leven van Jezus opgeschreven is door mensen die Jezus persoonlijk hebben leren kennen.

Maar het bijzondere van het Oude Testament is dat dit deel van de Bijbel al honderden jaren eerder geschreven is en vol staat van details over Jezus’ leven die de mensen van toen niet konden weten. Dus God zelf, die alles weet, heeft profeten geïnspireerd deze sensationele woorden over Jezus op te schrijven. En we hebben net een Bijbelgedeelte gelezen over een zekere Apollos die over deze Jezus gehoord heeft en christen is geworden. Apollos was een Joodse man die in Egypte woonde en heel veel wist over de Bijbel, het Oude Testament. En toen hij christen werd vond hij heel veel teksten die over deze Jezus geschreven waren. En dan lezen wij hier dat hij deze teksten gebruikte om andere Joden te bewijzen dat Jezus die hij heeft leren kennen de Messias is die door de Joden verwacht worden (vers 28).

Laten we nu verder gaan om teksten te bekijken die over Jezus spreken.

Interessant is dat de teksten over Jezus in het begin nog heel onduidelijk en algemeen  zijn, in de loop van de honderden jaren steeds concreter worden.

Vorige keer zagen we een tekst waar God zelf met Adam en Eva sprak en een aanduiding gaf over Jezus die sterven moest en de macht van de slang, de duivel, daarmee zou verbreken.

Nu gaan we een tekst in Genesis 49:8-11 bekijken:

Juda, jou zullen je broers bejubelen, voor jou buigt de vijand de nek, voor jou zullen mijn zonen zich buigen. Sterk als een jonge leeuw ben jij, je verovert je prooi, mijn zoon, en keert naar je leger terug. Juda gaat liggen als een leeuw, vol majesteit vlijt hij zich neer – wie zou hem durven wekken? In Juda’s handen zal de scepter blijven, tussen zijn voeten de heersersstaf, totdat hij komt die er recht op heeft, die alle volken zullen dienen. Aan een wijnstok bindt hij zijn ezel, aan een wingerd het jong van zijn ezelin, in wijn wast hij zijn gewaad, in druivenbloed zijn bovenkleed. 12 Zijn ogen fonkelen door de wijn, zijn tanden zijn wit van de melk.

We lezen hier in hoofdstuk 49 van Jakob die stervende was en afscheid nam van zijn 12 zonen. Elke zoon kreeg een bepaalde uitspraak. Die waren niet voor iedere zoon zo opbouwend. Maar dat wat Jakob uitsprak dat gold niet alleen voor die zoon , maar ook een tendens werd voor de hele stam, het hele nageslacht van deze zoon.

In deze tekst staan een paar interessante uitspraken. Juda is de vierde zoon van Jakob. Over Juda wordt van de twaalf zonen het meest gezegd, hoewel over Juda zelf op dat moment niet veel te zeggen is. Dus deze uitspraken hadden alle een profetisch karakter. Het had alles wat met de toekomst te maken. En daar staat geschreven dat uit de stam van Juda een koning geboren zou worden. Je zou eerder denken dat uit Jozef een koning zou voortkomen. Jozef was op dat moment onderkoning in Egypte. Ook over Jozef zei Jakob veel positieve dingen, maar een koning zou niet uit zijn stam voortkomen.

Dat is weggelegd voor Juda. Laten we zien wat daar staat. In vers 8 zien we dat alle broers Juda bejubelen. De wijze waarop dit is beschreven laat vermoeden dat deze vorm van eerbiedige houding van de broers wijst op een persoon die een Koninklijke positie moet hebben.

We bekijken vers 9…. Hier zien we dat van een leeuw gesproken wordt. Of eigenlijk van 3 verschillende leeuwen. Een jonge leeuw, een leeuw en een leeuwin. In onze NBG vertaling wordt de leeuwin niet opgenoemd, maar wel in andere Bijbelvertalingen.

Interessant is dat in het Hebreeuws 7 verschillende begrippen zijn voor een leeuw. In het Oude Testament komen deze begrippen 135 keer voor en slechts 25 keer worden echte leeuwen daarmee bedoeld.

Dus meer dan 100 keer worden deze begrippen verbonden met personen die geweldige eigenschappen bezitten, zoals kracht, majesteit en macht. En dat is zeker ook hier in ons Bijbelgedeelte.

De jonge leeuw staat voor kracht en moed. Dan de leeuw die ontspannen en als een majesteit ergens zit en niemand zal hem uit vrees durven aanvallen. En dan de leeuwin die haar jonge welpen met haar leven zal beschermen.

De leeuw is nog steeds het meest gebruikte wapendier voor koningshuizen. Ook Nederland heeft de leeuw als wapendier. Dus in ons gedeelte wordt van een koninklijk iemand gesproken.

In vers 10 wordt het nog duidelijker. Hier wordt van scepter en van heersersstaf  gesproken. Dus van Juda zal een koning komen en een koningshuis dat door alle volken gediend en vereerd zal worden.  Wanneer je vers 10 goed bekijkt dan zie je dat er over twee personen gesproken wordt. Uit Juda komt de koning totdat er iemand  komt die er recht op heeft. In andere vertalingen wordt een naam genoemd: Silo. Men weet niet wat deze naam betekent. Maar wij weten wie deze Silo is, het is Jezus.

In het eerste boek van het Nieuwe Testament, Mattheüs, in het eerste hoofdstuk zien we de stamboom van Juda. En dan zien we dat tien generaties later koning David geboren wordt en 25 generaties verder wordt uit het geslacht van Juda Jezus geboren.

Wanneer je al deze namen en de verhalen rondom deze personen leest, dan kan je alleen maar verbaasd zijn dat daaruit nog iets goeds kon komen. Dat God bereid was deze weg te gaan om Zijn Zoon Jezus Koning te laten worden van ons mensen, die alleen maar verzaakt hebben.

Daaruit kan je twee belangrijke eigenschappen van God zien. 1. Gods liefde moet oneindig groot zijn. 2. Wanneer Gods iets belooft, dan brengt Hij het ook tot een goed einde.

Dus wanneer je dit geslachtregister bekijkt dan stammen David en Jezus af van Juda.

Maar wanneer we weer terug gaan naar onze tekst in Genesis, komt de vraag wie van die twee is de Leeuw van Juda? Daar kunnen we zeker meerdere teksten in de Bijbel vinden, maar ik neem er 1 uit het laatste boek van de Bijbel. Openbaring 5:5-11:

Johannes ziet hier in een visioen een hemelse situatie waar God op de troon zat en een gesloten en verzegelde boekrol in de hand had. Niemand was waardig deze boekrol te openen, dacht Johannes. Maar toen gebeurde het volgende vanaf vers 5 tot 11:

Toen zei een van de oudsten tegen mij: ‘Wees niet verdrietig. Want de leeuw uit de stam Juda, de telg van David, heeft de overwinning behaald, en daarom mag Hij de boekrol met de zeven zegels openen.’ Midden voor de troon, tussen de vier wezens en de oudsten, zag ik een lam staan. Het zag eruit als geslacht en het had zeven horens en zeven ogen; dat zijn de zeven geesten van God die over de hele wereld zijn uitgestuurd. Het lam ging naar degene die op de troon zat en ontving de boekrol uit zijn rechterhand. Op hetzelfde moment wierpen de vier wezens en de vierentwintig oudsten zich voor het lam neer. Ieder van hen had een lier en een gouden schaal vol wierook; dat zijn de gebeden van de heiligen. En ze zetten een nieuw lied in: ‘U verdient het om de boekrol te ontvangen en zijn zegels te verbreken. Want u bent geslacht en met uw bloed hebt u voor God mensen gekocht uit alle landen en volken, van elke stam en taal. U hebt voor onze God uit hen een koninkrijk gevormd en hen tot priesters gemaakt. Zij zullen als koningen heersen op aarde.’ Daarna hoorde ik het geluid van een groot aantal engelen rondom de troon, de wezens en de oudsten; het waren er oneindig veel, tienduizend maal tienduizenden, duizend maal duizenden.

Hier lezen we dat David niet de Leeuw van Juda is, maar de telg van David is de Leeuw van Juda. Met andere woorden iemand die de afstamming is van David die is de enige die deze boekrol mocht openen. Wij weten nu dat Jezus deze afstamming is van David, maar hier in dit gedeelte wordt dat ook bevestigd. Hier staat dat deze Leeuw van Juda het Lam is dat zich heeft laten slachten om de mensheid vrij te kopen uit hun slavernij.

Zo zien we dat onze tekst in Genesis 49:8-11 heel duidelijk zegt dat Jezus onze Koning, de Leeuw van Juda is, en zijn leven gegeven heeft om de mensheid te redden.

Maar we zien in deze tekst nog een bijzondere uitspraak. Kijk naar vers 11. Hier wordt van een ezel met een veulen gesproken.  Dit is een bijzonder detail die we bij Jezus terugvonden.

Toen Jezus kort voor zijn kruisiging voor de laatste keer naar Jeruzalem ging, lezen we dat Hij in een grote optocht Jeruzalem binnentrok. Alle mensen bejubelden Hem, Hij werd als een koning onthaald. Laten we dat Bijbelgedeelte in Mattheüs 21:1-5 samen lezen:

Toen ze Jeruzalem naderden en bij Betfage op de Olijfberg kwamen, stuurde Jezus er twee leerlingen op uit. Zijn opdracht luidde: ‘Ga naar het dorp dat daar ligt. Vrijwel direct zullen jullie er een ezelin zien, die daar vastgebonden staat met haar veulen. Maak de dieren los en breng ze bij me. En als iemand jullie iets vraagt, antwoord dan: De Heer heeft ze nodig. Dan zal men ze meteen meegeven.’ Dit is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat gezegd is door de profeet: ‘Zeg tegen Sion: Kijk, je koning is in aantocht, Hij is zachtmoedig en rijdt op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier.’

Wanneer een koning een stad binnenrijdt dan zit hij hoog op een paard. Dat is een teken van trots, waardigheid en strijdvaardigheid. Een koning zou je nooit op een ezel zien rijden.

Maar onze Koning Jezus kwam op een ezel, een teken van deemoed, zachtmoedigheid en vrede. Jezus wilde zijn macht niet misbruiken om zichzelf te verheerlijken en groot te maken en om met het volk tegen de Romeinen te vechten.

In Jezus, zittende op een ezel, zien we de Leeuw van Juda, die gekomen is om zich als Lam te laten slachten en te sterven aan het kruis voor u en mij.

Deze Jezus was de enige die in de hemel de eer kreeg om de boekrol te openen.

Deze Jezus, die God al in het Oude Testament aankondigde als koning, staat nu met open armen voor ons en zegt ons dat Hij onze Heer en Heiland is en ons zegenen wil.

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (3)

 

Mattheüs 2:1-6
Toen Jezus geboren was in Bethlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. Ze vroegen: ‘Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem eer te bewijzen.’ Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de Messias geboren zou worden. ‘In Bethlehem in Judea’, zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet: En jij, Bethlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die Mijn volk Israël zal hoeden.’

Vandaag bekijken we voor de derde keer teksten in het Oude Testament die over Jezus spreken.

Maar we beginnen met een verhaal dat plaatsvond tussen het Oude en Nieuwe Testament. Dit verhaal wordt meestal alleen rondom de  geboorte van Jezus gelezen. Maar wanneer we dit verhaal goed lezen, dan zien we dat dit gebeuren vele maanden later plaatsvond. Misschien wel 1-2 jaar later.

We hebben het met een paar wijze mannen, geleerden, astrologen te doen die in hun land een belangrijke functie hadden en zich ook met sterrenkunde bezig hielden. Op een keer zagen zij een bijzondere ster en deze ster duidde op een belangrijke gebeurtenis.

Dit is niet de eerste keer dat wijze mannen uit het verre oosten naar Israël gekomen zijn, omdat zij een astrologisch wonder hadden gezien.  In de tijd van Koning Hizkia, ongeveer 700 jaar voor dit verhaal, heeft God de koning genezen en in verbinding daarmee ook de zon een korte tijd terug gezet. Ook dit gebeuren hebben waarschijnlijk astrologen uit Babel door hun verrekijkers kunnen zien. En op grond daarvan zijn zij bij Hizkia op bezoek geweest (zie 2.Kon.20:9-11 en 2 Kron. 32:31) en hebben hem een geschenk gebracht

We weten ook dat een deel van het Joodse volk 70 jaar in Babylon gewoond heeft. Toen zij weer terug mochten naar Israël zijn er vele Joden in Babylon  gebleven. Deze mensen hebben zeker ook in dat gebied hun geloof voorgeleefd. Dus Bijbelse boeken waren zeker niet onbekend in Babylon.

De bekende Joods-Romeinse  geschiedschrijver Josephus Flavius heeft geschreven dat ongeveer  40-50 jaar na Christus Helena Jeruzalem bezocht heeft. Deze Helena was de moeder van een Babylonisch koning die zich bekeerd heeft tot het Jodendom. Dus het Joodse geloof was zeker bekend in Babylon.

Onze Astrologen uit Babylonië hadden uit eigen berekeningen deze ster kunnen duiden als een Koninklijke ster in Israël. Maar of zij ook informatie uit de Bijbel hadden is niet bekend. Daarom gingen ze ook naar koning Herodes om daar het nieuwgeboren koningskind te bezoeken.

De beschrijving over de ster was voor koning Herodes en de schriftgeleerden bewijs genoeg dat het hier ging om de lang verwachte Messias van de Joden. De Joodse schriftgeleerden kenden  hun Bijbel natuurlijk goed en wisten meteen de geboorteplaats van deze koning te vinden. Want in de profeet Micha 5:1 staat dit: Uit jou, Bethlehem in Efrata, te klein om tot Juda’s geslachten te behoren, uit jou komt iemand voort die voor Mij over Israël zal heersen. Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer.
Interessant is dat de schriftgeleerden dus vanuit de oude geschriften precies wisten waar deze grote koning geboren zou worden.

Maar dat was niet het enige. Het feit dat de astrologen over een ster spraken deed hun zeker denken aan nog een andere Bijbeltekst. Deze tekst is nog veel ouder dan die van de profeet Micha, namelijk Numeri 24:15-19…..

Dat was de tijd dat Israël bevrijd was uit Egypte en 40 jaar door de woestijn ging  en ze waren al bijna aan de grens van het beloofde land gekomen. Nu moesten alleen nog door het land van de Moabiten trekken. Maar de koning van Moab, Balak, wilde dat niet toelaten. Hij was bang dat het volk Israël hen zou leegroven of zelfs vernietigen. Israël was intussen tot een groot volk uitgegroeid.

De koning van Moab vreesde niet sterk genoeg te zijn en vroeg hulp van een beroemde profeet. Deze profeet moest het volk Israël vervloeken en hen daardoor minder sterk te maken.

De profeet Bileam zou veel geld krijgen van de koning wanneer hij Israël zou vervloeken, maar God verhinderde dat. Drie keer gaf koning Balak de profeet de kans Israël te vervloeken, maar telkens sprak hij een zegen uit voor Israël. God zei hem de woorden die hij moest uitspreken. En bij de vierde keer sprak hij deze woorden uit die we nu voor ons hebben.

Numeri 24:15-19
Daarop hief hij deze orakelspreuk aan: ‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort, die weet wat de Allerhoogste weet en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël. Hij verbrijzelt Moab de slapen, de kinderen van Set slaat hij neer. Het land van zijn vijand verovert hij, het land van Edom en Seïr. Israël wordt machtig en sterk, uit Jakob staat een heerser op. Wie ontkomt uit de stad brengt hij om.’

Interessant is dat deze profeet Israël niet kende, maar wel God kende. En we zien hoe hij geopenbaard kreeg wat dit voor een volk was. Bileam vertelt hier dat hij Gods woorden hoort en God kent. Maar niet alleen dat. God opent zijn ogen zodanig dat hij met volle bewustzijn hemelse en toekomstige dingen kon zien. En dan zegt hij het volgende: Hij ziet niet in het heden en het is niet nabij. Dus wat hij ziet ligt in de toekomst. En dan ziet hij een ster opkomen uit Jacob. Jacob is een andere naam voor Israël. Je zou kunnen zeggen dat Bileam in het volk, dat uit vele sterren bestaat, 1 bijzondere ster ziet.

Ik moet daar even denken aan het moment dat God met Abraham sprak toen hij twijfelde nog kinderen te krijgen. God zei toen tegen hem: Kijk eens naar de hemel en tel de sterren, als je dat kunt; en Hij verzekerde hem: Zo zal het ook zijn met jouw nakomelingen. (Genesis 15:5)

En Bileam zag een bijzondere ster opkomen. En deze ster zal een scepter dragen, hij zal koning zijn en de Moabieten verslaan. We weten vanuit de Bijbel dat een paar honderd jaren later David, als afstamming van Jakob, koning werd. En Tijdens zijn koningschap heeft hij de Moabieten verslagen.

Maar nu staat er nog meer. Ook de kinderen van Set worden verslagen. Deze Set is de voorvader van bijna alle mensen. Koning David was wel machtig en heeft vele oorlogen gewonnen, maar heerser over de gehele mensheid is hij nooit geworden.

Dus je zou kunnen zeggen dat hier over twee verschillende personen gesproken wordt. En daardoor wordt deze profetie precies hetzelfde als de tekst die we vorige week gelezen hebben, waar ook gesproken werd over twee koningen, namelijk koning David en Koning Jezus als nageslacht uit het koningshuis van David.

David zal een beroemde en door God gezegende koning worden.

Maar koning Jezus is de Zoon van God zelf en zal de wereld regeren.

In vele Psalmen spiegelt vaak ook het beeld van deze Jezus door de verzen heen. Laat mij er 1 voorlezen en je ziet dat hij heel veel lijkt op de tekst die wij hier nu voor ons hebben.

Psalm 2:6-8
‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd, op de Sion, mijn heilige berg.’ Het besluit van de Heer wil ik bekendmaken. Hij sprak tot mij: ‘Jij bent mijn zoon, Ik heb je vandaag verwekt.

Hier zien we hoe God zelf spreekt tot zijn Zoon en Hem belooft de gehele mensheid te geven. Hier is sprake van een ijzeren staf, maar je kan hier ook van scepter spreken. Deze vers is ook een duidelijk profetisch woord die je twee keer in Openbaring, het laatste boek in de Bijbel, terugvindt, hoofdstuk 12:5
Maar toen ze een kind gebaard had – een zoon, die alle volken met een ijzeren herdersstaf zal hoeden -, werd het dadelijk weggevoerd naar God en zijn troon…
En 19:15 Uit zijn mond komt een scherp zwaard waarmee Hij de volken zal slaan, en Hij zal hen met ijzeren herdersstaf hoeden.

Beide verzen spreken hier over Jezus die eens de wereld zal beheersen.

We lezen hier ook nog over een herdersstaf. En we weten dat Jezus zegt: Ik ben de Goede Herder die zijn leven geeft voor zijn schapen. Dit beeld kennen we van Jezus, die 2000 jaar geleden op aarde gekomen is om aan het kruis Zijn leven te offeren om ons te redden. Daarom heeft God Jezus tot koning gekroond en eens zal deze Koning komen en iedereen zal zijn knieën voor Hem buigen.

 

Ik wil eindigen met nog een geweldige tekst uit het laatste hoofdstuk van Openbaring, hoofdstuk 22:16, daar zegt Jezus dit:
Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd om jullie deze dingen bekend te maken voor de gemeenten. Ik ben de telg van David, zijn nakomeling, de stralende morgenster.

Hier  zegt Jezus zelf dat Hij deze opkomende ster is die Bileam gezien heeft en die de astrologen mochten zien, de “stralende morgenster”.

Bileam sprak van “opkomende” ster en de astrologen uit het verre oosten gebruikten dezelfde gedachte toen ze koning Herodes vertelden dat ze toen ze in de sterrenhemel keken, dat ze een bijzondere ster hebben zien “opgaan”. Dat zegt beide niets anders als dat ze de stralende morgenster zagen.

En wat zegt de aansluitende vers 17? De Geest en de bruid zeggen: Kom! Laat wie luistert zeggen: Kom! Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft.

Gods Geest roept ons, maar ook de bruid, dat is de gemeente, Gods volk. Daarmee worden wij bedoeld. Ook wij worden opgeroepen anderen uit te nodigen.

Kom broeders en zusters. Laten we elkaar aanmoedigen  tot deze koning Jezus te gaan om ons hart openen en van Zijn levende water drinken.

 

 

Jezus in het Oude Testament (4)

 

Sinds een paar weken bekijken we Bijbelteksten in het Oude Testament die honderden jaren voor de geboorte van Jezus al door Joden gelezen werden. Zij waren dus al heel lang voorbereid op de komst van de Messias. En toch toen het zover was, hebben naar verhouding niet zoveel mensen aan Jezus geloofd. Hoe kwam dat? Wilden de Joden geen Messias die alleen over liefde en vergeving sprak in plaats van bevrijding van de Romeinse onderdrukking? Of waren de verhalen over de Messias te fantastisch, dat ze niet konden geloven dat er ooit zo een geweldige persoon zou komen? Of waren zij niet bereid zich te bekeren van hun zondige levenswijze? Zo kunnen we misschien nog wel een paar andere redenen opnoemen wat velen tegenhielden discipelen van Jezus te worden.

Maar we zien dat die Joden die Jezus als Messias aannamen, al die profetische teksten duidelijk werden en als puzzelstukjes samenvielen tot een geweldig geheel.

We zitten nu in de tijd voor Pasen waar het lijden en sterven van Jezus herdacht wordt. Daarom gaan we in deze preek eens de teksten bekijken die vertellen over het lijden en sterven van Jezus.

Een paar weken geleden spraken we al over de eerste vers in de Bijbel die het sterven van Jezus aanduidde. Die vinden we in Genesis 3:15 waar God zei dat uit het nageslacht van Eva iemand zou komen die de kop van de slang zou vertrappen en dat de slang in zijn hiel zou bijten.

Vandaag bekijken we een paar andere verzen die nog duidelijker spreken over het leiden en sterven van Jezus.

Elke Sabbat wordt er in de synagoge uit het Oude Testament voorgelezen. Niet een paar verzen, maar meerdere hoofdstukken.

Maar er is een tekst in Jesaja die niet voorgelezen wordt. Je kan daar heel sterk de indruk krijgen dat daar te duidelijk over Jezus geschreven wordt. En daar kunnen de orthodoxe Joden niets mee, want zij geloven niet dat Jezus de Messias was.

Laten we dit woord uit Jesaja 53 vers 1-12 lezen:

Wie kan geloven wat wij hebben gehoord? Aan wie is de macht van de Heer geopenbaard? Als een loot schoot hij op onder Gods ogen, als een wortel die uitloopt in dorre grond. Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren. Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht.

Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd. Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing. Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de wandaden van ons allen liet Jahweh op hem neerkomen. Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders deed hij zijn mond niet open. Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen. Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad? Hij werd verbannen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk werd hij geslagen. Hij kreeg een graf bij misdadigers, zijn laatste rustplaats was bij de rijken; toch had hij nooit enig onrecht begaan, nooit bedrieglijke taal gesproken.

Maar de Heer Jahweh wilde hem breken, Hij maakte hem ziek. Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien en lang te leven. En door zijn toedoen slaagde wat Jahweh wilde. Na het lijden dat hij moest doorstaan, zag hij het licht en werd met kennis verzadigd. Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht, hij neemt hun wandaden op zich. Daarom ken ik hem een plaats toe onder velen en zal hij met machtigen delen in de buit, omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood en zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op.

In het hele hoofdstuk wordt een persoon beschreven die verschrikkelijke dingen mee zou maken. Vers 3+4: Hij werd verstoten (de mensen veroordeelden Jezus), hij was vertrouwd met ziektes (Jezus ging de zieke mens niet uit de weg, maar genas hen). Vers 5: hij werd onschuldig veroordeeld (Jezus was zonder schuld, Hij stierf door onze schuld), hij werd doorboord (Jezus handen en voeten werden met spijkers doorboord). Vers 7: hij weerde zich niet en werd vergeleken met een schaap (Jezus liet alles met zich doen Hij weerde zich niet hoewel Hij de macht daarvoor had, Hij was het Lam van God).

Hier worden al vele details opgenoemd die alle betrekking hebben op Jezus. We kennen niemand anders die al deze kenmerken droeg.

Laten we nog een paar andere teksten bekijken.

Aan het kruis had Jezus een paar woorden uitgesproken, bijvoorbeeld: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten? (Matth. 27:46)

Precies dezelfde woorden lezen we ook in Psalm 22:2. Wanneer we deze Psalm 22 verder lezen, dan vinden nog veel meer verzen die we tijdens de kruisiging terugzien. Bijvoorbeeld Psalm 22 vers 8: Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig het hoofd.

Bij de kruisiging staat het zo geschreven: De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met Hem (Mattheüs 27:39).

In psalm 22:9 staat: Wend je tot de Heer! Laat Hij je verlossen, laat Hij je bevrijden, Hij houdt toch van je?

En bij de kruisiging staat het zo: Hij heeft zijn vertrouwen in God gesteld, laat die hem dan nu redden, als hij hem tenminste goedgezind is (Mattheüs 27:43).

Psalm 22:16b: Mijn tong kleeft aan mijn gehemelte.

Aan het kruis riep Jezus: Ik heb dorst (Joh.19:28).

Vers 17c staat: …zij hebben mijn handen en voeten doorboord.

Jezus werd met spijkers door zijn handen en voeten aan het kruis gehamerd.

Vers 19 staat: Zij verdelen mijn kleren onder elkaar en werpen het lot om mijn mantel.

Bij de kruisiging lezen we: Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen (Matth. 27:35).

Deze verzen vinden we allemaal in Psalm 22. Ook de verzen in deze Psalm die ik niet opgenoemd heb passen goed bij de kruisiging.

Kort voordat Jezus stierf zei Hij: Vader, in uw handen leg Ik mijn Geest (Lucas 23:46).

Deze woorden vind je terug in Psalm 31:6 In uw hand leg ik mijn leven.

In Psalm 69:22b lezen we: Ze lesten mijn dorst met azijn, en we lezen in Matth. 27:34 Ze gaven Jezus met gal vermengde wijn.

Vele van deze verzen vinden we vaker in de Bijbel terug, maar dat is te veel om op te noemen.

 

Laat mij nog een paar andere details opnoemen. Elk jaar vieren de Joden het Paasfeest om de uittocht uit Egypte te gedenken en daar moesten ze zich aan bepaalde rituelen houden. Onder andere mochten ze van het offerlam de beenderen niet breken. Dat was verboden (Exodus 12:46). En we weten dat Jezus zelf voor ons als offerlam aan het kruis genageld werd.

Laten we eens het sterven van Jezus lezen in Johannes 19:30-36:

Nadat Jezus ervan gedronken had zei Hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.
Het was voorbereidingsdag, en de Joden wilden voorkomen dat de lichamen op sabbat, en nog wel een bijzondere sabbat, aan het kruis zouden blijven hangen. Daarom vroegen ze Pilatus of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden en of ze de lichamen mochten meenemen. Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat Hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. Hiervan getuigt iemand die het zelf heeft gezien, en zijn getuigenis is betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat ook u gelooft. Zo ging de Schrift in vervulling: ‘Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden.’

Jezus was al gestorven maar de twee andere mannen aan het kruis leefden nog. Na 18 uur mochten ze niet meer aan het kruis hangen wegens de sabbat. Om ze sneller te laten sterven moest men hun benen breken. Dat was bij Jezus niet nodig, omdat Jezus al gestorven was. Zo bleven zijn benen heel, net zoals het offerlam tijdens het paasfeest. Is toch interessant nietwaar?

Laten we nog een ander heel interessant detail bekijken. We weten dat Jezus door Judas verraden werd. Judas ging naar de hogepriesters en maakte een deal met hen. We kunnen het lezen in Mattheüs 26:14-16:

Daarop ging een van de twaalf, die met de naam Judas Iskariot, naar de hogepriesters en zei: ‘Wat krijg ik van u als ik Hem aan u uitlever?’ Ze betaalden hem dertig zilverstukken. Vanaf dat moment zocht hij een gunstige gelegenheid om Hem uit te leveren.

We zien hier dat Judas voor zijn verraad 30 zilverstukken gekregen heeft. En datzelfde lezen we in Zacharia 11:12-13:

Ik zei tegen hen: ‘Als u tevreden bent, keer me dan mijn loon uit; zo niet, laat het dan maar.’ En ze betaalden mij mijn loon uit, dertig sjekel zilver. Toen zei de Heer tegen mij: ‘Breng het maar naar de smelter, dat vorstelijke loon dat zij me waard vinden.’ Dus smeet ik dat zilver bij de smelter in de tempel neer.

Het boek Zacharia is al ongeveer 500 jaar oud toen Jezus geboren werd. En daar werd al van 30 zilverstukken gesproken en alsof dat nog niet duidelijk genoeg is worden deze zilverstukken in de tempel gegooid. En daarbij wordt ook nog over een zogenaamde smelter gesproken. In andere vertalingen wordt van de pottenbakker gesproken. En nu kunnen we iets hierover lezen, 500 jaar later, in het boek Mattheüs 27:3-7

Jezus werd verraden voor 30 zilverstukken en het geld werd de priesters voor de voeten gegooid en zij kochten daarvoor een stuk grond van de pottenbakker.

 

Ik vraag mij hoe concreet moet God tot de mens spreken voordat hij bereid is te geloven? Aan deze teksten die we in het Oude Testament kunnen vinden en nog vele andere teksten, zien we dat God de mensen wil overtuigen dat het leven van Jezus, van de geboorte tot zijn dood aan het kruis een plan van Hem was. Voor de schepping van de mens had God dit plan al vastgelegd en in de Bijbel door vele details bekendgemaakt hoe het zou gebeuren.

Hieraan zien we dat we het met een almachtige en een alwetende God te maken hebben. En rondom het paasgebeuren wordt ons op deze bijzondere wijze ook nog aangetoond en bewezen dat God ons liefheeft en hoe waardevol u en ik voor Hem zijn. Laat ons deze dagen en weken naar Pasen toe meer tijd nemen om ons bewust te maken welk een groot offer Jezus voor ons gebracht heeft.

 

 

Jezus in het Oude Testament (5)

 

Al 4 predicaties hebben we ons bezig gehouden met Jezus de Messias, de Koning, die de kop van de satan, de slang zou vermorzelen, nageslacht van koning David, die voor eeuwig op de troon van David plaats zou nemen. Duizenden jaren geleden zijn deze profetische woorden opgeschreven in het Oude Testament. Sinds Israël als staat gesticht werd aan de berg Sinaï en 40 jaar later langzaam maar zeker het beloofde land ingenomen werd, groeide het verlangen naar deze beloofde Koning die het volk zou redden van alle vijanden.

En nog steeds wacht het volk Israël op de openbaring van deze Messias. Zelfs de moslims die in Israël wonen, houden er rekening mee dat dit gaat gebeuren.

Het probleem voor vele Joden is dat zij totaal op deze Koning gefocust waren en zijn, waardoor ze het zo moeilijk hebben de vele andere dingen die geschreven zijn over Jezus aan te nemen, te zien dat Jezus de lang verwachte Koning der Joden was en is.

De lijdende Jezus, die stierf aan het kruis, gaf niet dat beeld af die zij hadden van hun koning. Daarover sprak ik al in de laatste preek.

Vele profeten spreken van een koning die zich op vele verschillende manieren openbaren zou, waardoor het zeker niet gemakkelijk was voor hen hierin één en dezelfde persoon te herkennen.

Nog een ander probleem ontstaat wanneer je denkt dat al de profetische uitspraken over Jezus op hetzelfde tijdpunt in vervulling zullen gaan. Zelfs wij als christenen hebben het hiermee het gemakkelijk.

Wij moeten gewoon erkennen dat al de profetische woorden over de Messias weliswaar over één en dezelfde persoon handelen, maar dat de concrete invulling van deze profetieën op heel verschillende tijdpunten kunnen plaatsvinden.

Wij leven in een totaal interessant tijdperk en kunnen nu met al onze kennis over de Bijbel en de geschiedenis van de kerk en van Israël zelf  herkennen welke profetieën al uitgekomen zijn en welke nog niet uitgekomen zijn en waarschijnlijk binnenkort in vervulling zullen gaan.

Zo kunt u zelf de teksten die we de afgelopen weken bekeken hebben inschatten en bepalen wat al gebeurd is en wat er nog gebeuren zal, of zelfs dat de hele profetie nog niet vervuld is.

Al de teksten die we tot nu toe bekeken hebben, beschreven Jezus als Koning en wereldheerser. We gaan nu een paar teksten bekijken in Jesaja die meer de persoon Jezus en zijn persoonlijkheid beschrijven en niet direct handelen over een koning.

De eerste tekst lezen we in Jesaja 7:14.  In het hele hoofdstuk krijg je niet de indruk dat het iets met Jezus te maken heeft en opeens licht deze vers uit het geheel op en zegt dat God een teken zal geven. In onze vertaling staat dat een jonge vrouw zwanger zal worden. Dat is niets bijzonders. maar in andere vertalingen staat dat deze jonge vrouw een jonkvrouw of maagd was en tegelijkertijd zwanger was. Dat is natuurlijk wel iets bijzonders. Zeker in die tijd was het menselijk onmogelijk dat een zwangere vrouw ook tegelijk jonkvrouw kon zijn. En we weten dat er slechts één persoon was die als jonkvrouw zwanger was: Maria, de moeder van Jezus. En de naam die Hij kreeg was Immanuel. Dat was geen roepnaam die Jezus kreeg, maar moest duidelijk maken wat voor een persoon hij zou zijn. De naam betekent “God met ons”. Dat betekent dat dit kindje Jezus met zijn geboorte God naar de aarde bracht en dat God zelf onder de mensen woonde. Immanuel, God is met ons, God is in ons midden.

In Johannes 1 staat geschreven dat Jezus in het begin bij God was en aan God gelijk is. En dan staat er in vers 14 van Johannes hoofdstuk 1  het volgende:
Het Woord is mens geworden en het heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.
Johannes bewijst met deze woorden dat God zelf onder ons woonde – Immanuel.

Laten we verder in Jesaja kijken. Twee hoofdstukken verder vinden we een geweldige profetie over Jezus in Jesaja 9:1-6
Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen. U hebt het volk weer groot gemaakt, diepe vreugde gaf U het, blijdschap als de vreugde bij de oogst, zij jubelen als bij het verdelen van de buit. Het juk dat op hen drukte, de stok op hun schouder, de zweep van de drijver, U hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds. Iedere laars die dreunend stampte en elke mantel waar bloed aan kleeft, ze worden verbrand, een prooi van het vuur. Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Sterke God, Eeuwige vader, Vredevorst. Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid. Daarvoor zal Hij zich beijveren, HEER van de hemelse machten.

In vers 1 lezen we dat er een schitterend licht in de duisternis zal schijnen. En wat zegt Jezus van zichzelf in Johannes 8:12
Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.”

In vers 2 staat dat deze persoon grote vreugde geeft. Onze boodschap in deze wereld is het evangelie. En het woord evangelie betekent blijde boodschap. Wij hebben een boodschap die grote vreugde brengt, namelijk de boodschap van Jezus die ons redt van onze schuld en ons eeuwig leven geeft. Als dat geen vreugde brengt….?

In vers 3 staat dat deze persoon de zware juk weg zal nemen. En  Jezus zelf in Mattheus 11:29-30
Kom naar Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal Ik jullie rust geven. Neem Mijn juk op je en leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.

In vers 5 lezen ook van deze persoon dat hij als kind komt en de heerschappij op Zijn schouders rust. Toen Jezus als baby van drie maanden oud in de tempel gedragen werd door zijn ouders, was daar een man die al jarenlang wachtte op de komst van de Messias.

En toen hij Jezus zag openbaarde de Heilige Geest hem dat dit het kind is waar hij al zoveel jaren op wachtte. Hij nam Jezus in zijn armen en zei het volgende in Lukas 2:29-33
Nu laat U, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals U het hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die U bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.
Deze man zag slechts een kind en herkende de hele heerlijkheid van God in Hem.

Moge Gods Geest ook onze ogen openen, zodat we Gods reddingsplan in zijn volheid mogen herkennen in de persoon Jezus.

In vers 5 lezen we verder nog een paar geweldige titels of namen voor Jezus:
Wonderbare raadsman. Jezus werd rabbi oftewel leraar genoemd. En dat bewees Hij in zijn prachtige gelijkenissen, in de Bergrede en in de discussies die Hij met de Farizeeën had. Maar ook toen Hij als 12-jarige in de tempel zat tussen de leraren waren ze verbaasd over zijn verstand en antwoorden.

Goddelijke Held. Als u mij vraagt waarin ik Jezus herken als goddelijke held, dan is het wel hierin dat Jezus al Zijn macht en heerlijkheid losgelaten heeft om als mens al het leed en pijn van de mensheid vrijwillig aan het kruis te dragen, zonder zijn macht te gebruiken om deze zware last ook maar een klein beetje lichter te maken. Voor mij is er geen grotere held dan Jezus.

Eeuwige Vader. Dit woord laat duidelijk zien dat de hemelse Vader zelf in Jezus onder ons mensen gewoond heeft en door Jezus Zijn liefde geopenbaard heeft.

Vredevorst. Toen de engelen aan de herders verkondigden dat Jezus geboren was, zongen ze het lied met de inhoud (Luc.2:14):
Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft.

Dus met de komst van Jezus werd ook vrede aangekondigd. Jezus zegt zelf in Johannes 14:27
Ik laat jullie vrede na, mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan.

En in Filippenzen 4:7 staat:
….dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren.
Hier lezen we duidelijk dat de vrede die Jezus ons geeft een innerlijke vrede is, maar Hij zal ook wanneer Hij weer terugkomt een einde maken aan alle oorlog en alle vijanden zullen hun knieën voor deze vredevorst moeten buigen.

Zo zien we weer dat in Jezus de profetieën vervuld worden, maar niet alles is uit gekomen. We wachten nog op Jezus die dan alles waar gaat maken.

Vers 6 geeft duidelijk weer hoe deze profetieën werken. We weten dat dit woord in Jezus vervuld is, maar we wachten nog op het zichtbaar worden van Zijn Koninkrijk in hemel en op aarde.

Daarom is het gebed dat Jezus ons geleerd heeft nog volop actueel. Jezus laat ons hierin zien hoe onze innerlijke houding ten opzichte van Hem en God behoort te zijn, zodat we innerlijk in vrede kunnen leven en moedigt ons aan het volgende te bidden (Mattheus 6:10):
Laat Uw Koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.

Broeders en zusters, wij zijn door Jezus mensen geworden die rijk en gelukkig kunnen zijn door het leven dat Hij ons geeft. En tegelijkertijd zijn we mensen die een geweldige toekomst verwachten mogen. En Jezus is voor dit alles onze garantie dat dit alles waar is en waar gaat worden.

Jezus zegt in Openbaring 21:6, in een situatie waar beschreven wordt dat alle profetieën in Jezus vervuld zullen zijn, en dat is nog toekomstmuziek:
Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde.

En Paulus zegt in Filippenzen 1:6
Ik ben er van overtuigd dat Hij die dit goede werk in u begonnen is, het ook zal voltooien op de dag van Christus Jezus.

Jezus is onze Alpha en zal ook onze Omega zijn.

 

 

Jezus in het Oude Testament (6)

 

We hebben in de afgelopen maanden gezien dat de Joden die 2000 jaar geleden christenen werden een heel andere kijk kregen over hun Bijbel, het Oude Testament. Zij konden opeens, geleid door Gods Geest, aantonen dat er vele honderden jaren oude teksten de komst van Jezus aankondigden en wat deze Jezus, oftewel de Messias, zou gaan doen.

We bekeken teksten die beschreven dat een goddelijke persoon op de troon van David zou plaats nemen. Tevens was deze persoon een afstammeling van David. Dan zou deze persoon ook lijden en sterven omwille van onze zonden. In verbinding met zulke teksten mochten we vele details uit de toenmalige Bijbel lezen – het Oude Testament.

Nu gaat het nog interessanter worden. We gaan personen en dingen in het Oude Testament bekijken waarin we herkennen kunnen dat God hen gebruikt heeft om te laten zien dat er een nog groter iemand gaat komen.

Het boek van de Hebreeën, maar ook vele uitspraken van de apostel Paulus willen met behulp van deze oude verhalen wijzen op Jezus. Men noemt deze vorm van Bijbeluitleg: typologie.

Paulus zegt bijvoorbeeld hierover het volgende in Kolossenzen 2:16-17:
Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwe maan en sabbat. Dit alles is slechts een schaduw wat komt – de werkelijkheid is Christus.”

Dus met andere woorden zegt Paulus hier dat dingen in het Oude Testament wijzen op Jezus. Jezus is de concrete invulling van alles waar de mensheid al zo lang op gewacht heeft.

Lees thuis eens de eerste twee hoofdstukken door van deze brief van Paulus en dan mag je daarin een prachtig beeld van Jezus herkennen. Maar dat is het nieuwe Testament.

Laten we nu eens een paar typen bekijken in het Oude Testament.

In de typologie heb je twee vormen namelijk de type en de antitype.

De type is het zogenaamde voorbeeld dat op Jezus wijst en de antitype is het tegendeel dat ook op Jezus wijst.

We gaan als eerste een antitype bekijken. Laten we de tekst lezen in 3 Romeinen 5:12+14-15:
Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood, en zo is de dood  voor ieder mens gekomen, want ieder mens heeft gezondigd………Toch heerste de dood in de tijd van Adam tot Mozes over alle mensen, ook al begingen ze met hun zonden niet dezelfde overtreding als Adam. Nu is Adam de voorafbeelding van hem die komen zou. Maar de genade gaat zijn overtreding verre te boven. Door de overtreding van één mens moesten alle mensen sterven, maar de genade die God aan alle mensen schenkt door die ene mens, Jezus Christus, is veel overvloediger.

Dus Paulus zegt hier dat door 1 mens de zonde in de wereld gekomen is en de vergeving van deze zonde door Jezus is gekomen.

In 1 Kor.15:22 zegt Paulus het zo:
Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend gemaakt worden.
en dan lezen we even verder in vers 45:
Zo staat er ook geschreven: De eerste mens Adam, werd een levend, aards wezen. Maar de laatste Adam werd een levendmakende geest.
en dan in vers 47:
De eerste mens kwam uit de aarde voort en was stoffelijk, de tweede mens is hemels.
en in vers 49 de geweldige finale:
Zoals we nu de gestalte van de stoffelijke mens hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben.

Zo zijn Adam en Christus dus typologisch aan elkaar verbonden.

De volgende persoon zou je Noach kunnen noemen. In de tijd van de eerste mensen heerste de voorstelling dat elke tiende generatie een bijzondere persoon zou opstaan. In dit geval was het Noach, de tiende na Adam.

De wereld was zo zondig in die tijd, dat God besloten had de mensheid te vernietigen. En dan lezen we het volgende over Noach in Genesis 6:8-9:
Alleen Noach vond bij de Heer genade…. Noach was een rechtschapen man; hij was in zijn tijd de enige die een voorbeeldig leven leidde, in nauwe verbondenheid met God.

Toen gaf God hem een onmogelijke opdracht. Het bouwen van een ark, midden in de woestijn, en dan lezen we in vers 22:
Noach deed dit; hij deed alles zoals God het hem had opgedragen.

Hoe staat het in Hebreeën, daar waar het geloof van grote mensen opgenoemd werd, in Hebreeën 11:7
Door zijn geloof bouwde Noach, toen hem te kennen was gegeven wat er zou gebeuren, nog voordat dit voor iemand zichtbaar was, gehoorzaam een ark om daarmee zijn huisgenoten te redden. Zo veroordeelde hij de wereld en verwierf hij de gerechtigheid die voortkomt uit het geloof.

Bijna woordelijk zou je dit gebeuren van Noach op het leven van Jezus kunnen zetten:

  1. De wereld was in diepe zonde.
  2. Toen kwam er iemand die gerecht was en met God leefde.
  3. Hij vertrouwde God en was bereid een onmogelijke opdracht te vervullen.
  4. En door zijn gehoorzaamheid redde hij de mensheid.

De volgende persoon is Abraham. Abraham moest alles verlaten, zijn familie en bezit, want God had een grote opdracht voor hem. En tijdens zijn leven heeft God hem grote dingen beloofd, die hij zelf nooit heeft ontvangen. Paulus zegt het zo in Romeinen 4:13
Immers niet door de wet ontvingen Abraham en zijn nageslacht de belofte dat ze de wereld in bezit zouden krijgen, maar door de gerechtigheid die het geloof schenkt.

Men zegt dat Abraham de vader van alle gelovigen is.

In Galaten 3:6-7 staat
Van Abraham wordt gezegd: Hij vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend. U ziet dus dat zij die geloven kinderen van Abraham zijn.
en dan lezen we ook nog in vers 9:
En dus wordt iedereen die gelooft samen met Abraham, de gelovige, gezegend.

En nu staat er iets interessants in vers 19:
Nu gaf God zijn beloften aan Abraham en zijn nakomeling. Let wel, er staat niet ‘nakomelingen’, alsof het velen betreft, maar het gaat om één: ‘je nakomeling’ – en die nakomeling is Christus.

Dus Paulus zegt hier dat God zijn grote plan aan Abraham bekendgemaakt heeft en door zijn geloof heeft God hem zijn goddelijke zegen in een notendop gegeven om het uiteindelijk in Christus in volle omvang werkelijkheid te laten worden. Wat zeg ik? Zelfs nu, 2000 jaar na de opstanding van Jezus uit het graf en opgang naar de hemel, is de volle zegen nog niet geheel geopenbaard. Op ons staat nog eindeloos veel heerlijkheid te wachten. Beloofd aan Abraham, vervuld in Jezus, maar in volle glorie, wanneer Jezus terugkomt.

We hebben nu met elkaar een paar personen uit het Oude Testament bekeken en we mogen vele herkenningspunten zien die we in Jezus terugzien.

De eerste Adam die door zijn ongehoorzaamheid het noodzakelijk maakte dat de tweede Adam komen moest om ons te redden.

Dan zagen we dat er maar 1 persoon die God goed genoeg vond om de reddende ark te bouwen. En in Gods ogen was er maar één persoon gerechtigd om de mensheid te redden van de dreigende ondergang.

En dan hebben we nog Abraham aan wie God zijn plan en zegen gegeven heeft die uiteindelijk tot volle ontplooiing in Jezus Christus gekomen is.

Overal in de geschiedenis van God met de mensheid en Israël zien we lichtflitsen die ons steeds weer herinneren willen wie onze Schepper is en voor en door wie alles is gemaakt.

Een beroemde schilder herken je aan zijn werken. Kunstkenners herkennen meteen of een schilderij door Rembrand, van Gogh of door Picasso geschilderd is. Ze herkennen het aan de stijl, de kleuren die gebruikt zijn en ook de thema’s en zeker zijn er nog andere herkenningspunten.

Zo is het met Gods geschiedenis en de mensheid. Overal vind je herkenningspunten en weet je gewoon wie de Schepper is van hemel en aarde.

 

Ik wil eindigen met een geweldige tekst in Kolossenzen 1:15-17
Beeld van God, de onzichtbare, is Hij, eerstgeborene van heel de schepping: in Hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door Hem en voor Hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem.

Dus laat ons niet verwonderd zijn dat er nog vele dingen in het Oude Testament getuigen van deze geweldige Heer en Heiland en Schepper die wij mogen kennen en dienen.

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (7)

 

We hebben al vele teksten in het Oude Testament gevonden waar we duidelijk herkennen kunnen dat Jezus Christus daarmee bedoeld wordt.

Vorige week zijn we begonnen bepaalde personen in het Oude Testament te bekijken die sterke overeenkomsten met Jezus hebben en met hun leven op Jezus wijzen. Men noemt dat typologie.

Vandaag willen hiermee verdergaan maar we gaan slechts één persoon bekijken.

In de tijd van de eerste generatie na Christus, dus de tijd waar de christelijke kerk bezig was zich over de toenmalige wereld uit te breiden, was er onder de Joden een sterke mensen- en engelenverering. Er is een boek in het Nieuwe Testament die dit probleem aanspreekt. Het boek is de brief aan de Hebreeën. De Hebreeërs is een ander woord voor het Joodse volk. De schrijver zag zich geroepen om de Hebreeërs duidelijk te maken dat Jezus groter is dan Mozes, of de engelen en dat men Jezus aanbidden moet als Heer, in plaats van mensen en engelen.

We hebben teksten gezien dat Jezus Koning is en van koning David afstamt. We weten aan hand van de teksten dat Jezus de grootste koning is. Maar Jezus is niet alleen onze koning, Hij is ook onze hogepriester. En daarover gaan we vandaag nadenken.

Ook de hogepriesters kregen in die tijd een bijzondere verering en in onze brief aan de Hebreeën laat de schrijver zien dat Jezus meer is dan welke hogepriester ook.
En de wijze hoe de schrijver dat onderstreept is interessant. Laten we samen Hebreeën 4:14-5:10 met elkaar lezen.

14 Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden. 15 Want de hogepriester die wij hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat hij niet vervallen is tot zonde. 16 Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden.

Wie uit het volk tot hogepriester wordt gekozen, wordt aangesteld om tussen God en de mensen te bemiddelen, om gaven en offers te brengen voor de zonden. Doordat hij zelf aan zwakheden ten prooi kan vallen, is hij bij machte begrip op te brengen voor hen die uit onwetendheid dwalen, en daarom moet hij niet alleen offers opdragen voor de zonden van het volk maar ook voor zijn eigen zonden. Niemand kan zich die waardigheid toe-eigenen, men wordt daartoe door God geroepen, zoals ook met Aäron gebeurde. Christus heeft zich de eer hogepriester te worden evenmin zelf verleend, dat deed degene die tegen hem zei: ‘Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt.’ Ergens anders zegt hij iets vergelijkbaars: ‘Jij zult voor eeuwig priester zijn, zoals ook Melchisedek dat was.’ Christus heeft tijdens zijn leven op aarde onder tranen en met luide stem gesmeekt en gebeden tot hem die hem kon redden van de dood, en werd verhoord vanwege zijn diep ontzag voor God. Hoewel hij zijn Zoon was, heeft hij moeten lijden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd. En toen hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding, 10 omdat God hem heeft uitgeroepen tot hogepriester zoals Melchisedek dat was.

In vers 14-16 staat dat Jezus de beste en machtigste hogepriester is die wij maar kunnen hebben. Jezus, die in hemel is en direct contact met God, de Vader, heeft kan al onze noden rechtstreeks aan zijn Vader vertellen. Een effectievere hogepriester kan je niet hebben. Maar er staat ook dat Jezus als mens alle nood en ellende beleefd heeft. Dus hij kent precies onze menselijke gevoelens en gedachtes. Dus een betere hogepriester kan je niet hebben. En dan staat er ook nog dat Jezus niet alleen onze noden kent en ze naar de Vader brengt, maar ook de macht en volmacht heeft ons te helpen en te bemoedigen.

Dit zijn allemaal positieve punten die duidelijk maken wat voor een groot verschil is tussen een menselijke hogepriester en Jezus.

Maar dit Bijbelgedeelte zegt nog iets interessants. In vers 6b haalt de schrijver een tekst aan die we in Psalm 110 terugvinden. Het is een Psalm van koning David. David beschrijft een visioen en hoort de ene persoon tegen de ander spreken. En beide personen beschrijft David als zijn Heer. Laten we kijken wat daar staat in vers 1: “De HEER spreekt tot mijn Heer: Neem plaats aan mijn rechterhand, ik maak van je vijanden een bank voor je voeten.”

David was koning en er was niemand boven hem dan alleen God en dan ziet hij twee goddelijk personen die hij allebei Heer noemt.

Dit kunnen alleen maar God en zijn zoon Jezus zijn die hij ziet. En dan zegt God tegen Jezus: Ga naast mij zitten totdat ik al je vijanden voor je voeten neerleg. En dat woord is een profetisch woord. David kon in dit visioen in de verre toekomst zien en de situatie beschrijven die er nu is. Jezus zit sinds toen Hij naar de hemel opgevaren is aan de rechterhand van God en wacht op het grote moment waar God zelf alle vijanden voor Jezus voeten neer gaat leggen. Dat staat nog te gebeuren.

Maar in vers 4 van Psalm 110 zegt God nog iets tegen zijn Zoon: Je bent priester voor eeuwig, zoals ook Melchisedek was.
Dezelfde vers lazen we net ook in Hebreeën 5:6b. Ook daar zegt de schrijver duidelijk dat met deze tekst Jezus bedoeld wordt.

Wie was Melchisedek? David hoorde deze naam in een visioen, maar het is goed mogelijk dat hij al eens in oude boeken over deze Melchisedek gelezen heeft. We lezen over koning David dat hij grote honger had naar het woord van God en heeft dag en nacht de boeken van Mozes bestudeerd.

Dus het kan goed zijn dat hij wist dat Abraham een ontmoeting had met deze Melchisedek, vele honderden jaren, voordat koning David en het volk Israël bestond.

Abraham werd door God uit een ver land geleid naar het land Kanaän, dat later het gebied zou worden waar Israël zou gaan wonen. Maar op dat moment was Abraham met zijn familie onderweg in Kanaän. Ze waren maar een kleine nomadenstam. Toch zegende God Abraham en alle andere volkeren in Kanaän respecteerden hem. Toen gebeurde het dat de neef van Abraham met vele andere mensen uit Sodom en Gomorra beroofd en ontvoerd werd door een paar roofzuchtige koningen. Toen Abraham dit hoorde pakte hij zijn mensen bij elkaar, dat waren 318 mannen, en jaagde deze koningen achterna en veroverden alles weer terug. Met zijn neef Lot en alle ontvoerde mensen uit Sodom en Gomorra, samen met een rijke buit, keerde Abraham terug.

Op deze terugweg ontmoette hij Melchisedek. Laten we dat eens lezen in Genesis hoofdstuk 14:17-20

Toen Abram na zijn overwinning op Kedorlaomer en de andere koningen terugkeerde, kwam de koning van Sodom hem tegemoet in de Sawevallei, de Koningsvallei. 18 En Melchisedek, de koning van Salem, liet brood en wijn brengen. Hij was een priester van God, de Allerhoogste, 19 en sprak een zegen over Abram uit: ‘Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, schepper van hemel en aarde. 20 Gezegend zij God, de Allerhoogste: uw vijanden leverde Hij aan u uit.’ Abram gaf aan Melchisedek een tiende van wat hij had heroverd.

Eigenlijk staat er heel weinig van Melchisedek. Kende Abraham Melchisedek, of was het zijn eerste ontmoeting met hem? We lezen hier dat Melchisedek koning van Salem was. In de Joodse en christelijke traditie wordt verteld dat Salem Jeruzalem geweest moet zijn. Daar staat ook dat Melchisedek Koning en priester was.

Hij was niet priester van een of andere afgod die je in die tijd veel tegenkwam. Nee Melchisedek was koning en priester van de allerhoogste God.

Interessant is te zien dat niet alleen Abraham in die tijd bekend was met God Jahweh. Er waren ook andere mensen die God kenden en met Hem leefden.

Dus hier zijn we getuige van een heel bijzondere ontmoeting. Abraham die door God beroepen werd tot een groot volk te worden en vader van alle gelovigen te worden, ontmoet een koning en priester die door God zelf aangesteld is en die allang voordat Abraham kwam in dat land God diende.

We weten dat Abraham al een paar bijzondere ervaringen met God gemaakt heeft en zeker alleen God diende. En nu laat deze Abraham laat zich door Melchisedek zegenen en gaf aan hem 10 procent van zijn buit. Zou Abraham in deze priester meer gezien hebben als alleen een mens? Herkende hij in hem een goddelijke persoon die hij in zijn bijzondere ervaringen met God ook al ervaren heeft?

We lezen over deze Melchisedek dat hij geen familie en geen nageslacht had en dat zijn priesterschap tijdloos is. En David schrijft het zo in zijn visioen in Psalm 110:4
Je bent priester voor eeuwig zoals ook Melchisedek was.

God zet Melchisedek en Jezus op één lijn. Je hebt niet veel fantasie nodig om de indruk te krijgen dat Jezus niet alleen op deze Melchisedek lijkt, maar dat Melchisedek Jezus zelf geweest moet zijn.

En dan lezen we nog iets interessants bij de ontmoeting van deze twee mannen dat Melchisedek brood en wijn aan Abraham gaf. Brood en wijn de symboliek voor het offer van Jezus aan het kruis voor ons.

We zien dus vele overeenkomsten tussen Melchisedek en Jezus. Beide zijn door God geroepen Koning en Priester te zijn voor eeuwig.

God zelf bevestigt dat in een visioen die koning David kreeg in Psalm 110. En wanneer je alle informaties bij elkaar telt, dan zou je de indruk krijgen dat beide personen één en dezelfde persoon is.

De schrijver van de Hebreeën schrijft het zo in hoofdstuk 7:1-3
Want deze Melchisedek, koning van Salem en priester van de allerhoogste God, ging Abraham tegemoet toen deze terugkeerde van zijn overwinning op de koningen, en zegende hem, waarna Abraham hem een tiende van alle buit gaf. Zijn naam betekent ‘koning van de gerechtigheid’, en verder is hij ook koning van Salem, dat is ‘koning van de vrede’. Hij heeft geen vader of moeder, geen stamboom, geen oorsprong of levenseinde en lijkt op de zoon van God – hij is priester voor altijd.

Onze Jezus is koning en priester voor eeuwig. Hij heeft het verdiend om vereerd en aanbeden te worden. Zijn liefde voor ons door aan het kruis te sterven is niet te toppen. Laten we toch altijd met alle vrijmoedigheid en oprechtheid deze Jezus zoeken.

In gebed en in onze persoonlijke overgave en bereidheid Hem te dienen en te volgen.

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (8)

 

Sinds een tijdje zijn we op ontdekkingsreis in het Oude Testament, waar we teksten kunnen vinden die ons wijzen op de komst van Jezus en personen die op één of andere manier op Jezus lijken.

De laatste keer hebben we een heel interessante persoon bekeken. Melchisedek. Over deze persoon werden zoveel details beschreven, waardoor je sterk de indruk kon krijgen dat hij niet alleen op Jezus leek, maar dat Jezus zelf een tijdje als priester en koning in de dagen van Abraham in dat land leefde.

Vandaag gaan we een paar personen bekijken die op een bijzondere wijze met Jezus te maken hebben. Ikzelf zou nooit op deze personen gekomen zijn, maar de beste theoloog en kenner van het Oude Testament, apostel Paulus, gaat ons dat uitleggen.

Hiervoor hebben we een lange inleiding en uitleg van Paulus nodig om dan uiteindelijk op deze personen te komen en de context te kunnen begrijpen.

We weten dat Paulus eerst fanatiek de christenen vervolgd, in de gevangenis gegooid heeft en zonder pardon heeft laten doden. Hij kon de leer van Jezus niet accepteren. Toen kreeg hij een ontmoeting met Jezus zelf en werd vanaf dat moment een enthousiaste volgeling van Jezus.

Zijn hoofdopdracht van God werd toen de boodschap over Jezus onder de heidenen te brengen. Maar de manier waarop hij dat deed vonden Joden, maar ook Joden die christen geworden waren, niet goed. Daarom probeerden zij Paulus’ opdracht tegen te gaan. Zo was er bijvoorbeeld onder de leiding van de gemeente in Jeruzalem, samen met de andere apostelen, zoals Petrus, Jakobus en Johannes, een harde discussie of Paulus wel op deze wijze onder de heidenen mocht werken.

Uiteindelijk was men het er over eens dat Paulus een duidelijke opdracht van God had dit werk te doen. En toch waren er Joden die dit niet accepteerden en begonnen op gemene wijze Paulus’ werk te ondergraven.

Wat was nou het eigenlijke probleem voor de Joden? Nu Paulus vond het niet nodig al de wetjes en regeltjes van de Joodse cultuur en theologie aan de heidenen te vertellen. Paulus vertelde hen dat het op eigen kracht onmogelijk is de hemel te verdienen. Jezus is de weg en de waarheid en niets anders. Dat was zeker ook een hele blijde boodschap waardoor vele heidenen Jezus aangenomen hebben. Ook de heidenen hadden een godenverering die hun vele zware lasten oplegden en waren blij met de nieuwe bevrijdende boodschap van Gods liefde en vergeving.

In een bepaald gebied in Turkije, genaamd Galatie, daar ontstonden door Paulus nieuwe gemeenten. Paulus maakte toen een rondreis door dat hele gebied en toen hij verder reisde, kwamen er Joden in die gemeenten en vertelden hen dat Paulus een geweldige apostel is maar dat er toch iets was dat hij vergeten was hun te vertellen. Om een echt goed christen te zijn moesten ze zich laten besnijden. Dat was en is voor de Joden een van de belangrijkste cultische handelingen, dus zij probeerden de nieuwe christenen te overtuigen dit te laten doen en waarschijnlijk ook nog een paar andere Joodse regels na te volgen, zoals bepaalde feestdagen houden.

Toen Paulus dit hoorde werd hij heel erg kwaad en schreef deze  gemeenten in Galatië bijvoorbeeld dit: 2 Gal.3:1-5 Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn band gekregen? Ik heb u Jezus Christus openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? Ik wil maar één ding van u weten: hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven of door te luisteren en te geloven? Bent u werkelijk zo dwaas weer op uw eigen kracht te vertrouwen, en niet langer op de Geest? Is alles wat u hebt meegemaakt dan voor niets geweest?
Dat kan toch niet! Geeft God u de Geest en goddelijke krachten omdat u de wet naleeft? Of Geeft Hij ze omdat u naar Hem luistert en op Hem vertrouwt?” Waarom doen jullie wat die Joden zeggen. Jezus heeft jullie toch blij en gelukkig gemaakt. Jullie hebben de Heilige Geest ontvangen door in Jezus te geloven en niet door de Joodse regels te volgen….

En nu gaat Paulus verder in  vers 6: Van Abraham wordt gezegd: Hij vertrouwde op God, en dat werd hem als daad van gerechtigheid toegerekend…..

400 jaar voordat de wet kwam heeft Abraham gewoon op God vertrouwd en Hem geloofd en God heeft hem gezegend. en dan lezen we verder in  4 vers 7-9: U ziet dus dat zij die geloven kinderen van Abraham zijn. Nu heeft de schrift voorzien dat God ook andere volken door geloof zou aannemen en daarom aan Abraham verkondigd: In jou zullen alle volken gezegend worden. En dus wordt iedereen die gelooft samen met Abraham, de gelovige, gezegend.

In vers 10 zegt Paulus dan knalhard: Maar iedereen die op de wet vertrouwt is vervloekt…..

Dus het houden van de wet brengt geen redding. Het vertelt je alleen maar waar je weer eens verkeerd gehandeld hebt en veroordeelt je dan weer. Toen 400 jaar na Abraham het volk uit Egypte gevoerd werd en in de woestijn aan de berg Sinaï de wet kreeg heeft het hen geholpen om tot een volk te worden, een natie met zijn eigen levensregels. En God maakte toen een verbond met Israël: ‘Als je volgens deze regels leeft zal ik je zegenen.’ En we zien aan de geschiedenis van Israël dat God geweldige dingen deed, maar het volk niet in staat was deze wetten te volgen zoals God dat wilde. En we weten dat de geschiedenis van Israël niet altijd gezegend was. Integendeel.

 

Een paar weken geleden hebben we gezien dat de bijzondere belofte van zegen die Abraham voor alle volken kreeg, dat hiermee Jezus zelf bedoeld was en interessant is dat zelfs het volk Israël verlangde naar deze belofte. Ook zij verlangde naar de verlossing door de Messias die zou komen. Dus we zien dat God twee grote beloftes gegeven heeft. De eerste was dat van de komst van Jezus de Messias aan Abraham. En de tweede aan het volk Israël die zijn volle geldigheid had totdat Jezus kwam.

Paulus zegt het zo in  6 vers 24-29: Kortom, de wet hield toezicht op ons totdat Christus kwam, zodat we door ons vertrouwen op God als rechtvaardigen konden worden aangenomen. Maar nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder toezicht, want door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God. U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomeling van Abraham, erfgenamen volgens de belofte.

Dat is het nieuwe verbond in Christus. We zijn allen één wanneer we aan Jezus geloven.

Dit was de inleiding van het thema en de hoofdgedachte zal wat korter zijn.

Nu komen we tot de twee voorbeelden van mensen die op Jezus wijzen. Paulus gaat in hoofdstuk 4:21-23 verder: Vertelt u eens, u wilt u onderwerpen aan de wet, maar luistert u wel naar de wet? Er staat geschreven dat Abraham twee zonen had: een van zijn slavin en een van zijn vrijgeboren vrouw. De zoon van de slavin dankte zijn geboorte aan de loop van de natuur, maar die van de vrijgeboren vrouw aan de belofte.

We weten God had Abraham beloofd een zoon te geven, maar Abraham had geen geduld en maakte een zoon bij de slavin Hagar.

Maar 12 jaar later kreeg zijn onvruchtbare vrouw toch deze beloofde zoon. En nu gaat Paulus verder in  vers 24-28: Dit is een beeld: De vrouwen staan voor twee verbonden. Hagar staat voor het verbond van de berg Sinai in Arabia, dat slaven baart. Als beeld van dat verbond belichaamt Hagar het huidige Jeruzalem, dat met zijn kinderen in slavernij leeft. Maar het hemelse Jeruzalem is vrij, en dat is onze moeder, want er staat geschreven: “Wees verheugd, onvruchtbare vrouw, jij die niet baart, jubel en juich, jij die geen weeën kent. Want zij die zonder man is, heeft meer kinderen dan zij die met een man is. En u, broeders en zusters, bent net zoals Isaac kinderen van de belofte.

Dus de slavin Hagar is het beeld voor het Oude Testament. Voor de mensen die nog steeds hun heil zoeken in de wetten van Mozes. En Sara de vrouw van Abraham is het beeld van het hemelse Jeruzalem. De plaats waar allen mogen zijn die door Jezus verlossing ontvangen hebben.

Ismael, de zoon van Hagar, die op natuurlijke wijze geboren is staat als voorbeeld voor alle mensen, die Jezus nog niet aangenomen hebben, zowel heidenen als Joden, en Isaac, die op onnatuurlijke wijze geboren is, want God deed een wonder bij Sara, Isaac is het beeld voor alle mensen die Jezus wel aangenomen hebben. Wij zijn daardoor kinderen van de belofte geworden.

Interessant is dat een goddelijk wonder nodig was om Isaac te verwekken en bij Maria deed God ook een wonder om Jezus te verwekken. Abraham moest Isaac offeren en God heeft Jezus ook geofferd aan het kruis.

Broeders en zusters, wij mogen deel uitmaken van het Nieuwe Verbond, het Verbond in Jezus. Jezus heeft ons vrijgemaakt van alles wat ons wil onderdrukken en gevangen wil houden. God roept ons op om Hem te gehoorzamen en te luisteren naar Zijn woorden.

Zoals een lied dat ook zegt: “Door uw wil te doen, leer ik om vrij te zijn.”

Laten we zoals Abraham God zoeken en gehoorzamen.

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (9)

 

De laatste keer hebben we gezien dat bepaalde personen in het Oude Testament symbool waren voor Oude Testament en het Nieuwe Testament. Dat waren de slavin Hagar voor het Oude Testament en de vrouw van Abraham, Sara, voor het Nieuwe Testament. Zo waren ook de zonen van deze vrouwen, Ismael en Isaac een beeld voor deze twee Testamenten.

Het Oude Testament vertegenwoordigt de wet van Mozes en in verbinding daarmee onze veroordeling. Het Nieuwe Testament is de vergeving van deze veroordeling door Jezus Christus. Paulus die de specialist was in de kennis van het Oude Testament heeft ons dat haarfijn uitgelegd door de brief aan de gemeente van Galaten.

Nu gaan we eens kijken naar de persoon die verantwoordelijk is voor deze wet. Mozes.

Johannes de Doper bracht al een interessante verbinding tussen Mozes en Jezus door de volgende uitspraak in Joh.1:17 De wet is door Mozes gegeven, maar de goedheid en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen.
Voor het woord ‘goedheid’ is beter het woord ‘genade’. Het is namelijk zo dat we het niet slechts met een goede God te maken hebben, maar ook met een genadige God.

De wet van Mozes heeft geholpen het volk van ex-slaven tot een eenheid tot een natie te maken. Tot een natie die een eigen God had en Hem leerde gehoorzaam te zijn. Dit ging niet zonder slag of stoot. De Israëlieten waren geen lievelingetjes, mensen die op alles maar ‘ja en amen’ zeiden. Ze waren net zoals wij. Ook wij hebben de wet en regels nodig om als natie, als Nederlander te kunnen functioneren.

Houd jij je niet aan de regels en overtreed je de wet, dan kan je met straf rekenen. Een geldstraf, een taakstraf of zelf gevangenisstraf.

Datzelfde was met Israël nodig. Ook zij kregen straf wanneer zij ongehoorzaam waren of iets verkeerds deden. Maar toch was er een verschil tussen onze wetten en de wetten van Mozes.

De wetten van Mozes waren ook bedoeld als ondersteuning en hulp hoe je God kon dienen. Dus overtreding van de wetten van Mozes was ook een stukje opstand en afwijzing van de autoriteit van God. Op deze wijze werd dus ook tegen God gezondigd. Voor deze zonden werden op verschillende manieren dieroffers gebracht om het volk rein te wassen van hun zonden en God weer gunstig te stemmen.

Ik heb eens in Nepal op een marktplein gezien hoe een grote groep mensen een koe geofferd hebben. Dat arme dier werd vastgebonden aan zijn poten. Het trilde van angst en werd in zijn keel gestoken en het bloed spoot eruit. Een afschuwelijk beeld.

Zulke verschrikkelijk dingen gebeurden voortdurend voor de tempel. De hogepriesters en de priesters moesten deze dienst doen. Het waren net slachters. Ik denk dat het Gods bedoeling was de mens te laten zien hoe afschuwelijk het is als de mens niet naar God luistert en eigen wegen gaat.

Maar ook de dieroffers schrikte de mens niet af om vaak Gods weg niet te gaan en te zondigen. God zelf kreeg er een gigantische hekel aan dat dit zo moest gebeuren en de mens er zo laconiek mee omging.

We lezen dat in Spreuken 21:3 en 27
…De Heer heeft liever dat je eerlijk en rechtvaardig handelt dan dat je een offer brengt…… Het offer van een goddeloze is een gruwel, vooral als de bedoeling slecht is.
Hier is duidelijk te zien dat God liever wil dat we God gehoorzaam zijn als dat we een dieroffer brengen. God had aan zulke offers geen plezier. Dat was maar een noodzakelijk kwaad.

Uiteindelijk heeft Jezus aan deze ellende een einde gemaakt door zelf tot offerlam te worden en alle schuld van deze wereld in één keer weg te nemen.

Dit was het grote probleem van de wet van Mozes. Hoe komt de mens van deze last af? Wie bevrijdt ons hiervan? En in deze context zei volgens mij Jezus deze woorden in Mattheüs 5:17
Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.

De Wet heeft de mens steeds weer duidelijk gemaakt dat hij verlossing en vergeving nodig heeft. Niets en niemand kon dat. Alleen Jezus door zijn offer aan het kruis.

Paulus zegt het zo in 3 verschillende Bijbelteksten:

Rom.6:14 De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade.

Rom.7:6 We waren aan de wet geketend, maar nu zijn we bevrijd; we zijn dood voor de wet, zodat we niet meer de oude orde van de wet dienen, maar de nieuwe orde van de Geest.

Rom.8:3+4 Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft Hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft Hij in dit bestaan met de zonde afgerekend, opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest.

Dus hier staat duidelijk dat we door onze zwakke natuur niet in staat waren de wet na te leven. Maar Jezus heeft ons dat vergeven en vrijgemaakt en dan ons Zijn Geest, Zijn kracht, gegeven zodat wij volgens deze wet kunnen leven. Dus met Zijn Geest kunnen wij de wet navolgen.

Maar daarnaast waren er vele andere profetische woorden die in Jezus in vervulling kwamen.
Daarom kon Jezus met recht zeggen dat Hij gekomen is om de Wet en de Profeten te vervullen.
Daardoor kunnen we zien hoe sterk Jezus verbonden was en is met de wet van Mozes.
Maar laten we nog even kijken naar Mozes zelf. Zijn er eigenschappen en belevenissen van Mozes die we ook in het leven van Jezus terug zien?

Laat mij er een paar opnoemen.

  • Toen Mozes geboren werd, besloot de Farao alle jongetjes van Israël om te brengen. Ditzelfde gebeurde toen Jezus geboren werd. Toen heeft koning Herodes in Bethlehem alle Jongetjes onder de twee jaar om laten brengen.
  • Mozes heeft het volk Israël uit de slavernij bevrijd en tot God gebracht. Jezus heeft de mensheid uit de slavernij van de zonde bevrijd en ons tot God gebracht.
    De Joden vieren in hun avondmaal nog steeds de bevrijding uit Egypte en wij christenen vieren avondmaal dat Jezus ons door zijn kruisdood bevrijd heeft.
  • Mozes was twee keer op de berg Sinaï 40 dagen lang zonder eten en drinken om de Tien Geboden van God in ontvangst te nemen. In die tijd had hij een intensieve omgang met God. Zo intensief dat de heerlijkheid van God van zijn gezicht afstraalde. Hij moest zijn gezicht bedekken toen hij de berg weer afkwam.
    Jezus was 40 dagen in de woestijn en vastte en werd verzocht door de satan. Maar Jezus zal daar ook zeker een intensieve relatie met Zijn Vader gehad hebben.
    Mozes leidde het volk als herder 40 jaar door de woestijn en sprong steeds weer in de bres als het volk ongehoorzaam was en God geen geduld meer had. Mozes ving de klappen op.

Jezus is onze Goede Herder en leidt ons door het leven en is ook onze hogepriester en bidt en pleit voor ons voor God, zodat het ons goed gaat.

En toen Jezus kort voor zijn sterven op de berg was om met Zijn hemelse Vader te spreken, kwamen Mozes en Elia uit de hemel om Jezus te bemoedigen.

Misschien weet u nog een paar voorbeelden? Ik wil het hierbij laten en eindigen met een Bijbeltekst uit Openbaring 15:2+4

Hier wordt een situatie beschreven in de hemel van een ontelbare schaar van mensen die de vijand van God verslagen had en de mensen hadden een harp in de hand en beginnen samen een lied te zingen. En daar staat dat is het lied van Mozes en van het Lam(Jezus Christus). Mozes de grote leider van het Oude Testament en Jezus de grote leider van het Nieuwe Testament.

Toen zag ik iets als een zee van glas, vermengd met vuur. Op de glazen zee stonden zij die het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam hadden overwonnen. Ze hadden lieren om daarop te spelen voor God. Ze zongen het lied van Gods dienaar Mozes en het lied van het Lam: Groot en wonderlijk zijn uw werken, Heer onze God, Almachtige, rechtvaardig en betrouwbaar is uw bestuur, vorst van de volken. Wie zou U, Heer niet vereren, uw Naam niet prijzen? Want U alleen bent heilig. Alle volken zullen komen en zich voor U neerbuigen, want uw rechtvaardige daden zijn geopenbaard.

Wat bijzonder dat Mozes en Jezus hier in één adem genoemd worden en een gezamenlijk lied hebben.

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (10)

 

Laatst sprak ik over Mozes. Een bekende persoon uit het Oude Testament die veel voor de geschiedenis van Israël betekend heeft. Maar niet minder bekend en belangrijk voor Israel is koning David geweest.

David was de jongste van 7 broers. God stuurde zijn profeet Samuel naar David toe om hem te zalven tot nieuwe koning van Israël. In die tijd was de eerst koning van Israël, koning Saul nog aan de macht, maar hij gehoorzaamde God niet. Dus God verkoos een nieuwe koning. Koning David. Maar de weg totdat hij uiteindelijk koning werd duurde lang en we kunnen in de Bijbel heel veel lezen over de verhalen rondom David voordat hij tot koning uitgeroepen werd: We weten dat hij herder was en zijn leven inzette tegen beren en leeuwen om zijn schapen te beschermen. We kennen zijn geweldige overwinning over de reus Goliath met zijn katapult. Meerdere keren probeerde koning Saul David te vermoorden. Hij had ook een bijzondere vriendschap met Jonathan, de zoon van Saul. Vele jaren was hij op de vlucht in de woestijn en werd daar leider over een grote groep criminelen die samen met hem zich in de woestijn verstopten.

Saul en Jonathan kwamen in een oorlog om en David werd tot de nieuwe koning van Israël uitgeroepen.

Als jonge herdersjongen had David al een bijzondere relatie met God. Zijn tijd als herder gebruikte hij om gedichten en liederen te schrijven over zijn ervaringen met God. Ongeveer de helft van de 150 Psalmen in de Bijbel werden door David geschreven.

Als koning schreef hij ook nog vele psalmen. In deze psalmen kan je herkennen hoe intensief hij met God geleefd heeft. Zelfs toen hij voor God zwaar gezondigd had, werd zijn contact met God niet verbroken. God heeft hem zwaar gestraft, maar niet laten vallen.

De Bijbel zegt dat David en man naar Gods hart was. Om de Bijbel goed te kunnen begrijpen moet je verhalen rondom Abraham, Mozes en David goed kennen. Dit zeg ik natuurlijk vooral voor onze vrienden uit Iran en Afghanistan. Lees het Oude Testament goed door. Er zijn delen in de Bijbel die misschien zeer eentonig zijn. Maar vele gedeelten lezen als een roman. Totaal open en eerlijk. Het beschrijft de ongehoorzaamheid en zonden van de mensen, maar ook de barmhartigheid van God.

David beschrijft dat ook in vele psalmen en we gaan daarin een paar uitspraken bekijken die ons heel snel naar Jezus brengen.

In Psalm 2 lezen we over een koning die door God zelf als koning gezalfd wordt en door God zelf verwekt wordt en macht geeft over alle volken van de aarde. Laten we eens de verzen 6-9 lezen. Men zegt dat deze verzen gelezen werden als een nieuwe koning ingezegend werd. Men denkt ook wel dat dit gedeelte te maken heeft met David. Maar wij christenen geloven dat deze tekst alleen op Jezus kan duiden.  Straks gaan we dat ook zien als Paulus hierover spreekt. Maar we bekijken eerst nog een psalm van David zelf. Het is Psalm 16. Het is een gebed dat zijn intense liefde en dankbaarheid voor God tot uitdrukking brengt. Ik wil het helemaal lezen en hoop dat iets van deze diepe relatie in ons iets wakker roept. Luister goed………

Geweldig deze psalm. Maar ik wil stilstaan bij vers 10. Hier staat iets waarmee hij zichzelf niet bedoeld kan hebben:
U levert mij niet over aan het dodenrijk en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien.

In die tijd was er nog geen duidelijk inzicht daarover hoe dat nou is wanneer je sterft, waar je dan terechtkomt. Maar het dodenrijk had zeker voor David een negatieve uitleg en wist dat het niet de plaats is waar mensen terechtkomen die God liefhebben. Dus ook hij niet. Maar dan zegt hij iets wat niet op hem betrekking kan hebben. Hij spreekt hier over “uw getrouwe dienaar die het graf niet zal zien” . Daar heeft David zeker niet zichzelf bedoeld, want dat wist hij zeker dat hij net zo sterfelijk is als ieder mens.

Ook daar zegt Paulus zijn mening over. In Handelingen 13 was Paulus op zijn eerste zendingsreis door Europa en sprak in een synagoge voor een groep Joden, die ergens in Turkije leefden.  Laten we dat eens bekijken in Handelingen 13:26-39…….

De Joden wisten dat er ooit eens een afstammeling van David zou komen om de troon, de heerschappij van David, weer te herstellen.

Paulus nu maakt hen met deze rede duidelijk dat Jezus de afstammeling van David is en dat Jezus wel de troon zou herstellen, maar dat deze troon dan voor eeuwig zou zijn en dat het een heerschappij wordt voor alle gelovigen.

Even terugkomend op de afstamming van Jezus. Die lezen we in Mattheüs hoofdstuk 1. Daar worden alle geslachten opgenoemd. Van Abraham over David tot aan Jezus toe. Ik ga dat nu niet voorlezen. Doe dat thuis eens en het is interessant te zien welke personen allemaal in de boomstam van Jezus zitten. Ik zou er niet trots en blij mee zijn.

Maar in vers 1 staat overduidelijk het volgende: “Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham.”

Een tijdje geleden spraken we er al over dat in het nageslacht van Abraham de wereld gezegend zou worden. Maar hier zien we ook dat Jezus van David afstamt.

Interessant is het dan te zien hoe de theologen van die tijd dit niet wilden geloven, maar dat het gewone volk dat niet zo geleerd was, toch in hun hart voelden dat Jezus de persoon moest zijn waar ze al eeuwen op gewacht hebben.

In Mattheüs 9:27-31 lezen we het verhaal van twee blinden. Jezus had in het stadje Kapernaüm vele mensen genezen……….

Twee blinde mensen hadden met hun hart herkend dat Jezus de zoon van David was.

In Mattheüs 21 lezen we dat Jezus van plan was naar Jeruzalem te gaan. De discipelen bezorgden Hem een ezelin en vanaf vers 7 tot 10 lezen we……

Jezus werd voor de poorten van Jeruzalem door honderden, misschien wel duizenden mensen opgewacht en Hem naar binnen geleid en brachten de hele stad in rep en roer en riepen luidkeels: Hosanna voor de zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hemel! Natuurlijk dachten toen de mensen nog dat Jezus hun zou bevrijden van de Romeinen.

Maar in de stad had Jezus een interessante discussie met de Farizeeën, dat was die groep theologen waarvan de meesten tegen Jezus was. En in het hoofdstuk 22 zien we hele interessante gesprekken van Jezus met hun. Ik wil er eentje uitpakken die bij ons thema vandaag goed past. We vinden dit gedeelte in hoofdstuk 22:41-46. Een prachtige discussie. De Farizeeën hebben vaak geprobeerd Jezus met moeilijke vragen in conflict te brengen. Maar nu stelt Jezus hun een vraag: wie is de Messias? Dat was natuurlijk een vangvraag die zij niet merkten. Hun antwoord was Bijbels juist. “De Messias is de zoon van David.” Maar nu komt het. Jezus nam een gedeelte uit een psalm van David. Psalm 110. Dit gedeelte wordt door Joden en christenen gezien als een visioen van David voor de Messias.

Maar toen vroeg Jezus hen hoe het kan dat deze Messias die een zoon van David is door David zelf ook als Heer aangesproken werd in deze psalm. Zij konden daar geen antwoord op geven (of misschien wilden zij het ook wel niet). Zij konden zich niet voorstellen dat de Messias de Zoon van God is en aan God gelijk gesteld wordt hierdoor. En ze wilden zeker niet toegeven dat Jezus door deze conclusie de Messias is maar ook nog de Zoon van God.

Wij mogen dankbaar en blij zijn dat Gods Geest niet alleen de ogen van David heeft geopend, maar dat Gods Geest ook in ons is en ons het geloof gegeven heeft dat Jezus de beloofde Messias is, niet alleen voor de Joden, maar ook voor ons. Paulus zegt dat het geheimenis is geopenbaard, namelijk, dat Jezus Joden en heidenen roept om Zijn navolgers te worden. Dat we samen één volk zijn dat en dat de wereld mag herkennen dat God een God van liefde is en onze Vader wil zijn. Laat ons bidden dat God ons kracht en wijsheid geeft door zijn Geest ook iets te kunnen bijdragen door onze levenswijze dat mensen die Jezus nog niet kennen nieuwsgierig en vragend worden.

En wij dan de moed en vrijheid hebben deze mensen van Gods liefde te vertellen en zij de bevrijdende en genezende kracht van Jezus mogen ervaren.

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (11)

 

We hebben al een paar keer bekende personen in het Oude Testament bekeken wiens bijzondere levenswijze of ervaringen op Jezus wijzen. De laatste keer sprak ik over David. We hebben daar gezien dat hij en de Messias op verschillende plaatsen in één adem opgenoemd werden en dus daardoor in een bijzondere relatie met elkaar staan. David zou de eerste koning van zijn van het koningsgeslacht van David en Jezus zou uiteindelijk uit het geslacht van David onze eeuwige koning worden. Koning niet alleen van het volk Israël maar ook van alle heidenen die zich tot Jezus bekeren.

We gaan vandaag een persoon bekijken. Hij is koning Salomo. Hij werd de navolger van David. Interessant is dat Salomo weliswaar een zoon van David was maar niet de oudste. Normalerwijze neemt de eerste zoon de troon over. Wat is er gebeurd dat toch Salomo tot koning gekroond werd?

Eerst nog dit. De meeste van ons weten dat de moeder van Salomo getrouwd was met een soldaat en David werd verliefd op haar en liet de soldaat ombrengen. Dit werd door God zwaar bestraft, maar hij viel bij God niet in ongenade. David trouwde deze vrouw en samen kregen ze Salomo als kind. En dan lezen we nadat David boete gedaan had voor zijn zonde het volgende in 2.Samuel 12: 24-25: Daarna troostte David zijn vrouw Batseba, hij kwam tot haar en had gemeenschap met haar, zij baarde een zoon en hij noemde hem Salomo. De HERE nu had hem lief: Hij zond een boodschap door de profeet Natan en noemde hem Jedidja, om des Heren wil.

David kreeg een zoon. Het was niet de eerste. David had al eerder bij andere vrouwen 6 zonen gekregen. Maar van Salomo lezen we hier dat hij bij God bijzonder geliefd was.

God zond extra na de geboorte de beroemde profeet Natan naar David om hem te zeggen dat God hem uitverkoren heeft en hem een speciale bijnaam gegeven heeft: “om des Heren wil”….God wilde hem. God heeft hem uitgekozen. Zo wist David dat Salomo zijn navolger zou worden. In een andere tekst zien we nog een speciale bevestiging van Gods bijzondere gedachten over Salomo. We lezen het o.a. in 1 Kronieken hoofdstuk 17. Ik lees niet het hele hoofdstuk voor. Het gaat daarom dat David voor zich een paleis heeft laten bouwen en wilde voor God toen ook een huis, een tempel, bouwen. Tot dat tijdpunt was de ark die de Israëlieten in de woestijn gebouwd was steeds in een tent geweest.  Men noemde deze tent de tabernakel.  Maar David dat voor deze ark een grote tempel gebouwd werd, in Jeruzalem.

Maar toen liet God door de profeet het volgende zeggen: Waarom wil je voor Mij een tempel bouwen? Heb Ik het volk Israël niet altijd geholpen en heb Ik ooit in al die jaren de wens gehad een huis te hebben? En door de profeet Natan sprak God verder…..en dat wil ik graag woordelijk voorlezen, vanaf vers 7 tot 14: Nu dan, zo moet gij spreken tot mijn knecht, tot David: Zo zegt de HERE der heerscharen: Ik zelf heb u gehaald uit de weide, van achter de schapen, om vorst te zijn over mijn volk Israël, en Ik ben met u geweest overal waar gij gegaan zijt. Al uw vijanden heb Ik vóór u uitgeroeid. Ook zal ik u een naam maken gelijk die van de groten der aarde. Ik zal een plaats bepalen voor mijn volk Israël en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen en niet meer opgeschrikt wordt, en zonder dat boosdoeners het mishandelen zoals vroeger, sedert de tijd dat Ik richters over mijn volk Israël heb aangesteld. Ik zal al uw vijanden onderwerpen…… Ook kondig Ik u aan: De HERE zal u een huis bouwen. Wanneer uw dagen vervuld zijn om tot uw vaderen te gaan, dan zal Ik uw nakomelingen na u doen optreden, een van uw zonen,en Ik zal mijn koningschap bevestigen……Die zal mij een huis bouwen, en Ik zal zijn troon voor immer bevestigen.
Ik zal hem tot een vader zijn en hij zal Mij tot een zoon zijn; mijn goedertierenheid zal Ik niet van hem doen wijken, zoals Ik haar van uw voorganger heb doen wijken. Ik zal voor hem voor immer in mijn huis en in mijn koninkrijk aanstellen, en zijn troon zal vaststaan voor altijd.

Had David een visioen gezien over een tempel? Of vond hij het maar niks dat hij in een mooi huis woont en God maar een tent had? Ik weet het niet, maar hij wilde graag voor God een tempel bouwen. God zei dat Hij steeds tevreden was zonder een tempel in Israël. Maar Hij was wel degelijk van plan een tempel te bouwen, maar niet door David. Ergens staat nog geschreven dat aan David teveel bloed kleefde. Teveel oorlog heeft hij gevoerd en ook veel onschuldig bloed is gevloeid door verkeerde keuzes die hij gemaakt heeft. Nee, zijn zoon zou de tempel bouwen. En dat is een heel interessante uitspraak. Zijn zoon. We weten dat Salomo een geweldige tempel heeft gebouwd en God is daar werkelijk in gaan wonen.               Vers 11-13a: Wanneer uw dagen vervuld zijn om tot uw vaderen te gaan, dan zal Ik uw nakomelingen na u doen optreden, een van uw zonen, en Ik zal mijn koningschap bevestigen……Die zal mij een huis bouwen, en Ik zal zijn troon voor immer bevestigen. Ik zal hem tot een vader zijn en hij zal Mij tot een zoon zijn; mijn goedertierenheid zal Ik niet van hem doen wijken.  

En toch in het Bijbelgedeelte lezen ook we dat God hierbij spreekt dat deze persoon als ZIJN geliefde Zoon zou zijn die op de troon zal zitten en voor altijd zou regeren.

Dat klonk voor David als een geweldige belofte. Er zou voor altijd na hem iemand van zijn nageslacht op de troon zitten. De troon van David zou voor altijd blijven bestaan. Interessant is dat deze belofte  ook nog ergens anders te vinden is. Toen David stervende was riep hij Salomo, en we lezen het volgende in 1 Koningen 2:1-4:
Toen de dagen van Davids sterven naderden, gebood hij zijn zoon Salomo: Ik sta op het punt de weg der gehele aarde te gaan, wijs gij nu sterk en toon u een man; en neem uw plicht jegens de HERE, uw God, in acht: wandel op zijn wegen en onderhoud zijn inzettingen, geboden, verordeningen en getuigenissen, zoals geschreven staat in de wet van Mozes, opdat gij voorspoedig volvoeren moogt alles wat gij doet en alles wat gij onderneemt, opdat de HERE het woord gestand moge doen, dat Hij aangaande mij gesproken heeft: Indien uw zonen op hun weg acht geven en in trouw, met hun gehele hart en met hun gehele ziel, voor mijn aangezicht wandelen, dan zal het u niet ontbreken aan een man op de troon van Israël.

En wanneer we dit gedeelte goed gelezen hebben zien we dat hier nog iets bij staat wat in het vorige gedeelte niet staat. In het vorige gedeelte lazen we dat de troon voor altijd zou staan en hier lezen we dat de troon altijd zou staan wanneer de troonvolgers naar God zouden luisteren. en nu weten we dat dit niet gebeurd. Zelfs al tijdens Salomo gingen er dingen totaal verkeerd. Hier ging het niet om verkeerde keuzes of om alledaagse zonden, maar hier ging het daarom dat er steeds weer nieuwe goden vereerd werden en in de tempel God niet gediend werd zoals God het wilde.

Na Salomo viel het koninkrijk al in twee delen. Alleen Judea had nog een koning uit het huis van David. En ook zijn volgende troonvolgers  gleden langzaam maar zeker steeds verder weg van God. Uiteindelijk werd ook de laatste koning uit het geslacht van David van de troon gestoten en ontvoerd naar Babylonie. Het koningshuis van David hield op te bestaan. De zegen en voorspoed voor Israël en Davids koningshuis was verdwenen.

Wat overbleef was een puinhoop. Geen koningshuis, geen tempel, alles ruinen geworden en van het volk woonden er toen nog een paar arme herders en landbouwers. Alle mensen waren of gevlucht richting Egypte of waren door de vijand weggevoerd naar Babylonië.

Het begon zo geweldig. David haalde grote overwinningen, maakte het volk Israël tot een eenheid en een machtige natie die alle vijanden rondom het vrezen leerde. En David was een man naar Gods hart. Salomo werd al heel jong koning en God hield ook veel van hem. En toen hij koning werd vroeg God wat hij wenste voor zijn koningschap. En het antwoord beviel God. Salomo vroeg niet om macht en rijkdom, maar om wijsheid om het volk te regeren. En God zei: Omdat je om wijsheid vraagt geef Ik je al het andere ook.

Zijn rijk groeide nog verder uit als bij zijn vader David. Hij bouwde een prachtig paleis en tempel voor de Heer en met machtig vertoon trok God in deze tempel.

En Salomo werd zo wijs dat vele mensen en de beroemde koningin van Saba kwamen om deze koning te leren kennen.

Maar er staat iets speciaals in dit Bijbelgedeelte. David zei tegen zijn zoon. Er zal altijd iemand op de troon zitten van je nageslacht als je naar God luistert en Hem gehoorzaam bent. En dat was het probleem. Ze gingen naar andere goden luisteren en schoven God opzij. Zij bouwden niet op God maar op andere dingen en ideeën.

En waar is nu die grote belofte van God gebleven? De belofte van een eeuwig koninkrijk? De belofte van een blijvende troonopvolging?

Nu, we hebben verschillende Bijbelteksten gelezen in de afgelopen tijd die zeggen dat er nog iemand anders uit het geslacht van David zou komen en dat Hij de eeuwige koning zou worden. Wij weten dat het Jezus, geboren uit het geslacht van David onze koning geworden is. Hij is de enige die God gehoorzaam was tot aan de dood van het kruis. Hij heeft deze troon verdiend en Hij zit in de hemel op deze troon en wacht op de mensen die in Hem gaan geloven en Hem gaan volgen.

Toen Jezus hier op aarde was riep Hij de mensen op om in Hem te geloven en te volgen en deel uit te maken van Zijn koninkrijk. En die mensen die Jezus afwijzen zullen verloren gaan. En in Mattheüs 12 vers 42 vergelijkt Jezus zichzelf met Salomo.
Jezus spreekt hier over het oordeel die ooit eens uitgesproken zal worden over de mensen die naar uiterlijk en menselijk vertoon gezocht hebben en niet naar God zelf. Zij zullen van Gods koninkrijk geen deel uitmaken. En dan zegt Jezus in vers 42: De koningin van het Zuiden zal in het oordeel optreden met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo is hier.

Meer dan Salomo is hier…..meer dan Salomo is hier….. Dit woord klinkt door, door alle eeuwen heen tot op deze plaats. Meer dan Salomo is hier……. Jezus is hier, de eeuwige en heerlijke koning is hier. In alle eenvoud, door de Bijbel en de Heilige Geest, spreekt Jezus hier tot ons: “Vertrouw niet op mensen en andere goden. Vetrouw op Mij, bekeer u, en je zult deel uitmaken van Mijn koninkrijk. Je zal Mijn heerlijkheid zien. Straks, maar ook hier en nu als je leert naar Mij te luisteren en te gehoorzamen.”

Moge dit woord ons helpen steeds weer de juiste keuzes te maken voor ons leven, opdat we Jezus discipelen mogen worden.

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (12)

 

We hebben met elkaar het leven van verschillende personen uit het Oude Testament bekeken die op een of andere manier in relatie stonden  met het leven en getuigenis van Jezus.

Vandaag wil ik dat proberen aan hand van twee personen en dat zullen de laatste zijn.

De eerste van de twee is de profeet Elia.
De tweede Johannes de doper.

Elia behoort zeker, naast Mozes, tot de twee profeten die het meeste als persoon ons bekend zijn, omdat zoveel over hun leven geschreven is en God hen op geweldige wijze gebruikt heeft door hen wonderen en tekenen te laten doen. De naam Elia betekent “Mijn God is de Heer” of “De Heer alleen is God”. En dat was ook het levensgetuigenis van Elia. Hij was een groot strijder voor God en het ware geloof in Jahwe.

Hij getuigde het minder door woorden, zoals Jesaja, Jeremia en andere profeten.  Elia deed het met de daad en God bevestigde het met grote wonderen. Laten we eens een paar bekijken.

We vinden deze verhalen in 1 Koningen de hoofdstukken 17 en 18. Elia was actief tijdens de regeringsperiode van koning Achab. Hij was de ergste koning van het noordrijk Israël. Hij trouwde de priesteres Izebel en hij begon door haar de afgod Baal te aanbidden. Daarna liet hij alle priesters en profeten van God doden en vervolgen.

Dus iedereen die toen nog God Jahwe volgde moest angst voor zijn leven hebben.  In de tijd van deze gruwelijke koning was Elia actief.

Eerst moest Elia een oordeel uitspreken dat er 3 jaar lang geen regen  zou zijn. En het gebeurde ook zo. Als straf voor Israël.

Elia trok zich in die tijd terug in de woestijn en werd door de Heer  verzorgd. Dagelijks kwamen er raven die hem brood en vlees brachten.

Na een tijdje moest hij naar een arme weduwe gaan en deze vrouw gaf hem haar laatste eten. Daarna deed Elia een wonder zodat haar eten niet meer opraakte. Toen de zoon van de weduwe stierf heeft Elia hem weer levend gemaakt.

Toen bijna drie jaar voorbij waren trad hij onbevreesd de koning tegemoet om hem, met zijn baalpriesters, uit te dagen voor een machtsstrijd. Elia alleen tegen 450 priesters. Beiden moesten tot hun god bidden om vuur uit de hemel te laten komen en daarmee te bewijzen wie de ware god is. Elia werd verhoord en hij liet daarna alle 450 priesters doden.

En aan de berg Horeb, daar waar Mozes de Tien Geboden van God kreeg, had hij een speciale ontmoeting met God en kreeg een laatste opdracht. Namelijk twee mannen in het buitenland tot koning te zalven en ze kregen de opdracht Gods oordeel over het ongelovig noordrijk van Israël uit te voeren.

Wat een autoriteit en macht heeft Elia gehad. Hij had macht om het weer te veranderen, de dieren dienden hem door eten te brengen, hij kon een dode weer levend maken, hij liet vuur uit de hemel komen en kon ook mensen volmacht geven om koning te worden en te doen wat God beveelt. Eigenlijk lezen we in de Bijbel dat deze goddelijke autoriteit alleen te vergelijken was met de autoriteit van Jezus.

Interessant is dat steeds voordat Elia actief werd “Het woord van HEER” tot hem kwam en met hem sprak.

Laten we die teksten eens bekijken:

De eerste lezen we in 1.Koningen 17:2-4
2 Daarna kwam het woord des Heren tot hem: 3 Ga vanhier, wend u oostwaarts en verberg u bij de beek Kerit, die in de Jordaan uitmondt. 4 Gij kunt uit de beek drinken, en Ik heb de raven geboden u daar van spijze te voorzien.

Dat was het moment nadat Elia aan koning Achab gezegd heeft dat het een paar jaar niet zou regenen…..

De tweede tekst lezen we voordat Elia bij de weduwe het wonder met de spijzen deed en het kind tot leven wekte…..

1.Koningen 17:8-9
8 Toen kwam het woord des Heren tot hem: 9 Maak u gereed, ga naar Sarefat, dat aan Sidon behoort, en houd daar verblijf. Zie, Ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen.

De derde keer was kort voordat Elia aan de lange droogte een einde moest maken door voor regen te bidden….

1.Koningen 18:1
1 Toen er geruime tijd verstreken was, kwam in het derde jaar het woord des Heren tot Elia: Ga heen, vertoon u aan Achab, want Ik wil regen op de aardbodem geven. 2 En Elia ging heen om zich aan Achab te vertonen.

Elia kreeg dus hier niet alleen een inspiratie maar er was meer dan dat wat tot hem kwam en sprak…….. Het moet een persoon geweest zijn….

We weten dat in het Johannes evangelie staat dat het Woord bij God was en vlees werd en onder ons woonde. We weten dat hiermee Jezus bedoeld wordt. Bij Elia kwam ook het Woord van God, maar niet in vleselijke vorm, maar in geestelijke vorm. Op dat moment was Jezus nog geest, want Hij was toen nog niet als kind van Maria op aarde gekomen.  Dus volgens mij was het Jezus die tot Elia kwam en hem deze opdrachten gaf. En in die geest van Jezus had Elia de volmacht grote wonderen te doen in de autoriteit van Jezus.

Dus was Jezus op dat moment niet zichtbaar, maar de stem was zo duidelijk dat Elia geen twijfel had aan de goddelijke afkomst van deze stem.

Deze week lazen Karin en ik een tekst uit het boek Numeri hoofdstuk 7:89 waar Mozes de tabernakel in ging en het staat er zo:
89 Wanneer nu Mozes de tent der samenkomst binnenging om met Hem te spreken, dan hoorde hij een stem, die tot hem sprak van boven het verzoendeksel, dat op de ark der getuigenis was, van tussen de beide cherubs, en Hij sprak tot hem.

Mozes wist precies te beschrijven vanwaar de stem kwam zonder dat hij iemand kon zien.

Ikzelf heb ook twee van zulke ervaringen meegemaakt.

De eerste keer was ik op mijn knieën in gebed en toen kwam er een duidelijke stem die ik met mijn oren kon horen. En die stem was direct achter mij en sprak heel gedetailleerd over iets wat twee jaar later ook precies gebeurd is.

Bij de tweede keer was die stem direct voor mij. Misschien op een afstand van 1,5 meter en vertelde mij dingen die ik op dat moment  echt niet zelf uit kon denken maar korte tijd later ook werkelijk gebeurd zijn.

We lezen dat Elia geen enkele keer als het Woord van de Heer tot hem kwam twijfel had en in discussie ging. Hij gehoorzaamde deze stem en voerde de opdracht uit. En uit deze geloofsdaden kwam een volmacht die aan de volmacht van Jezus gelijk was.

En aan het eind van Elia’s leven zien we hoe hij zijn taak overdroeg aan zijn leerling Elisa en dan zien we hoe Elia door een vurige wagen met paarden naar de hemel opvoer en verdween.

Net zoals Jezus is Elia de enige die zichtbaar naar de hemel opgevaren is. En alsof dat nog niet genoeg is lezen we in het Oude Testament dat Elia terug zal komen. Over Jezus lezen we heel veel details in het Oude Testament  dat Hij komt.

Maar ook Over Elia lezen we een paar teksten., bijvoorbeeld in Maleachi hoofdstuk 3:1 + hoofdstuk 4:5…..
1 Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal;
5 Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt.

Of in Jesaja 40:3-5
3 Hoor, iemand roept: Bereidt in de woestijn de weg des Heren, effent in de wildernis een baan voor onze God. 4 Elk dal worde verhoogd en elke berg en heuvel geslecht, en het oneffene worde tot een vlakte en de rotsbodem tot een vallei. 5 En de heerlijkheid des Heren zal zich openbaren, en al het levende tezamen zal dit zien, want de mond des Heren heeft het gesproken.

Interessant is dat in de tijd van Jezus Johannes de doper vergeleken werd met Elia. En dat is de tweede persoon van vandaag.

Ook Johannes  was iemand die vooral vanuit de woestijn actief was, net zoals Elia, en hij doopte de mensen in de rivier de Jordaan  en predikte  over de komst van de Messias. Van overal stroomden de mensen uit Israël naar hem toe om zijn woorden te horen en zich te laten dopen. Zelfs Jezus sprak daarover dat tussen Elia en Johannes een verbinding is..

De discipelen hadden een discussie gehad met de Schriftgeleerden die hen zeiden dat de Messias niet Jezus kan zijn want eerst moet volgens het Oude Testament de profeet Elia terugkomen op aarde voordat de Messias komt. Waarschijnlijk was dit Bijbelgedeelte van Jesaja de aanleiding van deze discussie. En de discipelen vroegen aan Jezus hoe dat eigenlijk nu was, want voor hen was Jezus de Messias maar waar is die Elia dan?

Toen zei Jezus dit in Mattheüs 17: vers 10-13
10 En de discipelen vroegen Hem en zeiden: Hoe kunnen dan de Schriftgeleerden zeggen, dat Elia eerst moet komen? 11 Hij antwoordde en zeide: (17-12a) Elia zal wel komen en alles herstellen, 12 (17-12b) maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zo zal ook de Zoon des mensen door hen moeten lijden. 13 Toen begrepen de discipelen, dat Hij over Johannes de Doper tot hen gesproken had.

Johannes werd gedood door koning Herodes en Jezus wist dat ook Hij gedood zou worden. Johannes was een neef van Jezus. Zijn moeder was een tante van Maria. Net zoals de bij geboorte van Jezus kwam de engel Gabriel die ook zijn geboorte voorspelde.

Het bijzondere bij Johannes was dat zijn ouders al veel te oud waren voor kinderen. Er staat over hun dat ze kinderloos waren omdat de vrouw onvruchtbaar was. Na zijn geboorte groeide hij op in de woestijn en droeg een mantel uit kameelharen en voedde zich met sprinkhanen en wilde honing. Zo werd Johannes voorbereid om de voorloper van Jezus te worden. Hij had de taak om de komst van Jezus, de Messias, en de komst van het koninkrijk aan te kondigen.

En zo werd hij de stem roepende in de woestijn. Ook Elia werkte vanuit de woestijn en wees het volk Israël op hun zondige leefwijze, net zoals Johannes.

Elia deed grote wonderen en tekenen als hij sprak. Johannes niet maar zijn stem bewerkte net zoveel. Vele mensen kwamen tot bekering en lieten zich dopen.

In ditzelfde hoofdstuk een paar verzen eerder lezen we dat Jezus een hoge berg opgegaan was en nam drie discipelen mee, Petrus, Jakobus en Johannes. Het duurde niet lang meer voordat Jezus ook zou gaan sterven en had op deze berg een bijzondere ontmoeting met Mozes en Elia, die direct uit de hemel kwamen om Jezus waarschijnlijk voor te bereiden op zijn sterven.

Interessant die gedachte is dat in het Oude Testament Jezus in een geestelijke gedaante Mozes en Elia begeleidt heeft op hun zware weg en nu omgekeerd die twee personen Jezus op deze berg bemoedigd hebben.

Ik wil eindigen met de gedachte dat Elia en Johannes een roeping kregen om Gods stem te zijn op deze wereld en mochten velen mensen tot inkeer brengen.

Dat wens ik ook voor ons, dat we Jezus zoeken en ons door Hem laten leiden zodat ook ons leven en onze stem daartoe mogen bijdragen dat er mensen voor Jezus worden gewonnen.

Of we nu wonderen doen of andere dingen doen, dat maakt geen verschil. Wanneer Jezus ons roept en zendt dan staan we in zijn kracht en dan zullen dingen veranderen. In de eerste plaats in ons eigen leven  en deze veranderingen zullen zichtbaar worden voor de mensen met wie wij omgaan.

Moge de Heer ons ook een stem geven die gehoord wordt.

 

 

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (13)

 

We hebben de afgelopen maanden Bijbelteksten in het Oude Testament bekeken die over Jezus spraken. Interessant daarbij was dat in de loop van de geschiedenis de Bijbelteksten steeds concreter werden en we steeds meer konden herkennen wie Jezus zou zijn en wat zijn opdracht zou worden.
Daarna hebben we persoonlijkheden in het Oude Testament bekeken wiens leven aspecten had die ons heel sterk laten denken aan het leven en karakter van Jezus.
Nu gaan we een tijdje een paar tekens in het Oude Testament bekijken die in relatie staan met het Nieuwe Testament en de rol van Jezus hierin.

Vandaag willen we twee tekens bekijken die ook met elkaar in verbinding staan. Het zijn de Ark van Noach en de zondvloed.

1.  De ark van Noach

Ik herinner mij nog dat dit het lievelingsverhaal van Chiara was. Ik mocht geen ander verhaal uit de Bijbel voorlezen dan deze. Daarom is het niet te verbazen dat zij dierverzorgster wil worden. Maar dat dit verhaal een van de verschrikkelijkste gebeurtenissen is in de geschiedenis van de mensheid, dat besefte zij natuurlijk niet. Noach bouwde een groot schip om onderdak te geven aan alle soorten dieren die voor de grote vloed gered moesten worden. Een mannetje en een vrouwtje, zodat na de vloed elk diersoort zich weer ontwikkelen kon.

De wetenschappers betwijfelen dat dit Bijbels verhaal wel echt gebeurd is, maar interessant is dat bijna elk volk, zelfs de meest primitieve rassen die nu nog steeds nauwelijks contact hebben met onze westerse beschaving, zich herinneren dat er ooit eens een geweldige watervloed over de aarde gekomen is. Maar we willen nu niet verder ons met de wetenschap bezighouden.

De Bijbel zegt dat in die tijd de mensheid helemaal van God afgeweken was. We lezen een stukje daarover in Genesis 6:5-14. Er was nog maar 1 familie die bewust naar God zocht.

5 Toen de Here zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, 6 berouwde het de Here, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. 7 En de Here zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. 8 Maar Noach vond genade in de ogen des Heren. 9 Dit is de geschiedenis van Noach. Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man; Noach wandelde met God. 10 En Noach verwekte drie zonen: Sem, Cham en Jafet. 11 De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. 12 En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven. 13 Toen zeide God tot Noach: Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hun schuld is de aarde vol geweldenarij, en zie, Ik ga hen met de aarde verdelgen. 14 Maak u een ark van goferhout; met vakken zult gij de ark maken en haar van binnen en van buiten met pek bestrijken.

De kans dat deze familie ook nog beïnvloed zou worden, of misschien zelfs gedood, was groot en dan was er niemand meer die God kende.

God besloot deze zondige mensheid te vernietigen. Maar Noach mocht verder leven. Hij kreeg een geweldige opdracht. Hij moest een grote ark bouwen. Een schip dat groot genoeg was elk soort dier onderdak te bieden.

Hij zal zich zeker af en toe gevraagd hebben hoe hij alle soorten dieren paarwijze in de ark krijgt en waar al het water vandaan moet komen die deze aarde bedekken zal. Ondanks deze vragen bouwde Noach de ark. Waarschijnlijk heeft Noach wel 100 jaar aan deze ark gebouwd. Midden in een land waar geen water was werd een gigantisch schip gebouwd. Vele mensen zullen in die tijd deze attractie bekeken hebben en Noach gevraagd hebben waarom hij dit deed. Wat moet je met een boot waar geen water is?

Noach heeft dus door dit beeld de ideale mogelijkheid gehad om de mensen van God te vertellen en van het komend oordeel. Maar niemand nam zijn waarschuwende woorden niet serieus. Men kon zich misschien zo een machtig god niet voorstellen, of waren er nog andere redenen voor het ongeloof? Meedoen met de massa. Niemand gelooft het, dus waarom ik? Men wil niet opvallen. Misschien wil men ook de zondige leefwijze niet loslaten. De god van Noach zie je niet, dus bestaat hij ook niet. Misschien hebben wel vele mensen Noach voor gek verklaard. En zulke mensen zijn sowieso niet betrouwbaar.

Wie gaat er nou een schip bouwen…..Er was geen enkel bewijs dat er toch iets was wat geloofwaardig klonk. Ok, de wereld was totaal bedorven en Noach was totaal anders. Hij had een eerlijk en oprechte leefwijze. Maar of dat genoeg was te geloven dat er een God komt om de aarde te vernietigen? Maar intussen ging Noach verder met zijn ongelovige opdracht dat totaal tegen het menselijk verstand inging.

Noach vertrouwde Gods woord. In Hebreeën 11:7
7 Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat geloof heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.

Interessant wat hier staat is dat Noach door zijn geloof en trouw de zondige mensheid van toen veroordeeld. Het voorbeeld van Noach dwong de mensen een keuze voor of tegen deze God te maken. In het Nieuwe Testament worden wij ook opgeroepen zo te leven dat de mensen om ons heen ook gedwongen zijn voor of tegen God te zijn. Ook zij worden geconfronteerd met een God die eens hen ter verantwoording zal roepen.

En Jezus zei in Mattheüs 24:38+39
38 Want zoals zij in die dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, 39 en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.

Er zal een tijd komen waar iedereen zijn eigen ding doet en niet voorbereid is op de komst van Jezus. Want Jezus zal eens komen, niet als redder van de mensheid. Nee als rechter over de mensheid. Dan plaatst Hij aan de ene kant de mensen die van God niets willen weten en aan de andere kant mensen die God vertrouwen en concreet doen wat God zegt. Net zoals Noach. Hij luisterde naar Gods woord en zette het in de praktijk om en was trouw totdat de vloed kwam.

Wij leven nu als het ware in de tijd waar Jezus de reddende ark bouwt en wij de mogelijkheid hebben ons goed voor te bereiden op de terugkeer van Jezus. We zouden kunnen zeggen dat de ark een beeld is voor Jezus die ons redt van de dodelijke vloed. Ons geloof in Jezus helpt ons op tijd in de reddende ark te stappen.

Toen de vloed kwam stapte Noach in de ark en de deur werd gesloten. En ieder die toen nog buiten stond was reddeloos verloren. Ook Jezus spreekt daarover, dat die mensen die zich niet goed voorbereid hebben op zijn wederkomst buiten de deur blijven en vergeefs naar redding zullen zoeken.

2.  De zondvloed

Toen uiteindelijk de vloed kwam lezen we het volgende in Genesis 7:11-16…

11 In Noachs zeshonderdste levensjaar, in de tweede maand, op de zeventiende dag van de maand, op die dag braken alle kolken van de grote waterdiepten open en werden de sluizen des hemels geopend. 12 En de slagregen was veertig dagen en veertig nachten over de aarde. 13 Op diezelfde dag gingen Noach en Sem, Cham en Jafet, Noachs zonen, en de vrouw van Noach en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark, 14 zij en al het wild gedierte naar zijn aard en al het vee naar zijn aard en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogels van allerlei gevederte; 15 zij kwamen dan tot Noach in de ark twee aan twee, van al wat leeft, waarin een levensgeest is. 16 En die kwamen, kwamen als mannetjes en wijfjes van al wat leeft, zoals God hem geboden had; en de Here sloot de deur achter hem.

Machtige watermassa’s kwamen uit de aarde en uit de hemel. Er was geen ontwijken aan. Zelfs de hoogste bergen van toen werden onder water begraven. Niets en niemand kan zich verbergen voor Gods toorn. In vers 16 staat dat God zelf de deur dicht deed van de ark. Hier komt geen mens aan te pas. God sluit de deur en niemand kan hem openen. Men kan niet zeggen dat de mensen geen kans kregen voor God te kiezen. Door de bouw van de ark konden ze de dreiging van de vloed steeds concreter zien worden. Ook nu hebben we allemaal nog de kans voor Jezus te kiezen. We leven nu nog in de tijd van genade, een tijd waar we het woord van vergeving en redding nog kunnen horen. Maar net zoals toen zal er een streep gezet worden. Een punt waar de genadetijd voorbij is en Jezus terugkomt om van ons rekenschap te vragen wat we met ons leven gedaan hebben. Petrus zegt het zo in 2.Petrus 3:5-9….

5 Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, 6 waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen 7 Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen. 8 Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat een dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als een dag. 9 De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen.

God wil dat niemand verloren gaat, en dat is de reden dat Jezus nog niet teruggekomen is. Maar omdat bij God 1 dag als duizend jaren is en duizend jaar bij God 1 dag, speelt bij God tijd geen rol. Wij leven in een goede tijd. Een tijd waarin wij in vrijheid leven en vrij kiezen kunnen of we God dienen willen of niet. Laten we deze vrijheid toch benutten om goede keuzes te maken.

Hier zien we twee kanten van God. Aan de ene kant is God barmhartig en de andere kant spreekt Hij een vernietigend oordeel uit. Wij willen graag in bepaalde situaties de ene kant of de andere kant betonen. Velen kunnen alleen maar geloven in een altijd maar vergevende God. Anderen vinden dat God veel meer in moet grijpen in deze wereld waar zoveel ongerechtigheid en zonde heerst. Maar God laat zich niet dwingen om dat te doen wat wij graag willen. Ik weet zeker dat bij al onze vragen over God, dat Hij heel goed weet wat wij nodig hebben en wat het beste voor ons is.

Ik kwam tot geloof toen ik hoorde dat ik verloren ben als ik Jezus niet in mijn hart neem. Dus mijn keuze christen te worden ging met een bepaalde vrees gepaard voor een straffende God. Maar toen ik christen geworden ben heb ik alleen maar een barmhartige God en Vader ontmoet. Dus daar speelde angst voor God helemaal geen rol meer.

Anderen zeggen weer dat ze christen werden op grond van de liefde die God hun heeft laten voelen of zien. Maar wanneer God hen in hun christenleven niet af en toe flink de waarheid had gezegd, waren ze nooit zo ver gekomen. Daarom is het goed dat we ons bewust zijn dat God zich op beide manieren openbaart in ons leven.

De ark laat zien dat Jezus onze redding is en de zondvloed als waarschuwing dat zonder het offer van Jezus aan het kruis voor ons geen redding is. Petrus zegt nog in 1 Petrus 3:18-22 een paar interessante dingen…. Hij legt hier een verbinding tussen Jezus en de mensen die in de tijd van Noach geleefd hebben en ons die Jezus willen volgen.

18 Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen:
Jezus is gestorven aan het kruis om ons te redden en wij in contact mogen komen met God de hemelse Vader…
 Hij, die gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest,…
Zijn lichaam lag in het graf maar zijn geest stierf niet….
19 in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis, 20 die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden….  
De geest van Jezus daalde af in het dodenrijk waar de zielen van deze mensen uit de tijd van Noach zijn en heeft hen de reddende boodschap gebracht. We lezen niets daarover hoeveel mensen zich toen alsnog tot God bekeerd hebben, maar het is zeker een interessant argument  voor die mensen die denken dat we het met een onrechtvaardige en veroordelende God te maken hebben….
 21 Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus, 22 die aan de rechterhand Gods is, naar de hemel gegaan, terwijl engelen en machten en krachten Hem onderworpen zijn.

En dan lezen hier verder dat de vloed voor ons geen vernietiging meer betekent maar een afbeelding is van de doop. Door het geloof in Jezus is onze zondelast en ons oude leven weggenomen en in de diepste zee geworpen.

Nu mogen wij getuigen van een rein geweten en de doop is een symbool daarvoor dat het oude leven begraven is en dat we rein voor God staan en dat de wederkomst van Jezus ons alleen maar kan verheugen.  We weten niet wanneer Jezus komt, maar moge de Heer ons als christenen vinden die zich, net zoals Noach,  op zijn komst voorbereid hebben.

 

 

 

 

 

 

Jezus in het Oude Testament (14)

 

Een tijdje geleden hebben we personen in het Oude Testament bekeken die in hun gedrag en uitspraken zeer sterk op Jezus leken.

In mijn laatste preek zijn we begonnen met tekens die op een of andere wijze aan Jezus doen denken of aan Jezus gerelateerd zijn. Misschien herinneren we ons nog aan die twee tekens: de zondvloed en de ark van Noach.

We gaan vandaag  twee andere tekens bekijken.

 1.  De regenboog

Nadat God alle mensen en dieren door de zondvloed heeft laten verdrinken waren alleen die gered die in de ark waren. Dat waren Noach en zijn familie en een heleboel dieren. Toen de aarde weer droog was stapte iedereen uit de ark en God gaf Noach een opdracht en een paar levensregels waaraan hij en zijn familie zich moesten houden. En dan in Genesis 9:8-17 lezen we het volgende:

8 En God zeide tot Noach en tot zijn zonen met hem: 9 Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht, 10 en met alle levende wezens die bij u zijn: het gevogelte, het vee en het wild gedierte van de aarde bij u, allen, die uit de ark gegaan zijn, alle gedierte van de aarde. 11 Ik dan richt mijn verbond met u op, dat voortaan niets dat leeft, meer door de wateren van de zondvloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen zondvloed meer wezen zal, om de aarde te verderven. 12 En God zeide: Dit is het teken van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en u en alle levende wezens, die bij u zijn, voor alle volgende geslachten: 13 mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde. 14 Wanneer Ik dan wolken over de aarde breng en de boog in de wolken verschijnt, 15 zal Ik mijn verbond gedenken, dat tussen Mij en u en alle levende wezens van alle vlees bestaat, zodat de wateren niet weer tot een vloed zullen worden om al wat leeft te verderven. 16 Als de boog in de wolken is, dan zal Ik hem zien, zodat Ik mijn eeuwig verbond gedenk tussen God en alle levende wezens van alle vlees, dat op aarde is. 17 En God zeide tot Noach: Dit is het teken van het verbond, dat Ik heb opgericht tussen Mij en al wat op de aarde leeft.

De regenboog werd tot teken van het allereerste verbond wat God met de mensen heeft gesloten. Het wordt ook wel het Noachietisch verbond genoemd. Met deze regenboog beloofde God dat de aarde nooit meer vernietigd zal worden door water. God zegt dat Hij, altijd als de regenboog te zien is, aan deze belofte herinnerd wordt. Ik denk niet dat God dat nodig had. Een regenboog die Hem aan zijn belofte moet herinneren. En toch nam Hij dat als herinneringsteken. Maar misschien is het ook wel een goede tip voor ons. Wanneer wij God iets beloven, dan vergeten wij dat wel eens. Misschien is het goed dat wanneer wij God iets beloven, dat we deze belofte op papier zetten en ergens ophangen als herinneringssteun. Je ziet het bij het Joodse volk vaak dat zij aan hun kleding en in hun huis bepaalde tekens hebben die hun steeds herinneren aan bepaalde geboden en beloftes van de Heer.

Toen Karin en ik op huwelijksreis in Amerika waren hebben we vele regenbogen gezien. Af en toe zelfs twee naast elkaar. Dat was voor ons een aanmoediging te geloven dat God overal waar we heengaan bij ons is.

Een verbond is meestal een afspraak tussen twee personen die zich aan deze afspraak beloven te houden. Maar dit eerste verbond was een afspraak die God alleen maakte. Je zou het ook een genadeverbond kunnen noemen. God verplicht zich tot eeuwige trouw ondanks dat de mensheid boos is en zich niet aan Gods regels willen houden. We lezen dat in Genesis 8:21…. Dat zijn ook woorden die God sprak na de zondvloed:
21
Toen de Here de liefelijke reuk rook, zeide de Here bij Zichzelf: Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken om de mens, omdat het voortbrengsel van des mensen hart boos is van zijn jeugd aan, en Ik zal al wat leeft niet weer slaan, zoals Ik gedaan heb.

God maakt hier een verbond met een belangrijke belofte aan de mensheid. “Ik zal jullie genadig zijn, ook al hebben jullie het niet verdiend.”

Je zou ook kunnen zeggen dat vanaf dat moment er iets was dat God tegenhield. En wij weten wat en wie dat is. Jezus is 2000 jaar geleden gekomen om de mensheid te redden van hun zonden. Jezus kwam op aarde om de mensheid te verkondigen dat er vergeving is voor een ieder die gelooft. Ik weet zeker dat niet alleen vanaf dat moment de mensen vergeving konden vinden, maar ook al eerder zij de mogelijkheid hadden vergeving voor hun zonden te ontvangen, wanneer zij God wilden geloven. Dus toen Jezus 2000 jaar geleden stierf aan het kruis werden niet alleen de zonden vergeven die daarna gedaan werden, maar ook de zonden die door de mensheid na de zondvloed tot aan de kruisiging gedaan werden.

Dus steeds wanneer er iemand God om vergeving vroeg zag God de regenboog en wist dat Hij de mens niet hoefde te straffen maar dat Hij in deze regenboog Jezus zag die ook de zonden van deze persoon op zich zou nemen. Dus de regenboog is een beeld van de genade die God geeft. De zeven kleuren van de regenboog is een combinatie van water en licht. Water is het beeld van oordeel(zondvloed) en licht een beeld van genade. En we weten dat aan het kruis Gods oordeel uitgesproken werd en tevens Gods vergeving.

Dus laten we nooit vergeten dat Jezus onze redding is en zonder Hem zouden we verloren gaan. Hoe staat het in Romeinen 3:23-25…….?
23 Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, 24 en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. 25 Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden;

2.  Brood en wijn

Wij christenen vieren regelmatig avondmaal. We weten dat Jezus dit ook met zijn discipelen heeft gevierd. De Joden vierden ook het avondmaal als symbool en aandenken voor de bevrijding uit de slavernij van Egypte.

Toen Jezus de laatste keer dit avondmaal vierde met zijn discipelen zei Jezus dat het vanaf nu niet meer de bevrijding uit Egypte herdacht wordt, maar dat wij door het lichaam en het bloed van Jezus uit de slavernij der zonden bevrijd worden. Het Joodse volk leefde in het oude verbond die God met hen aan de berg Sinaï bevestigd had door hen de 10 geboden te geven.

En tijdens het vieren van het laatste avondmaal zei Jezus dit in 1 Kor.11:23-25….:
23 …….. de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, 24 de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. 25 Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis.

Dus in dit nieuwe verbond gedenken wij in het avondmaal het offer van Jezus. Je zou het ook zo kunnen zien dat de bevrijding uit Egypte een symbolische gebeurtenis was voor dat wat God in Jezus van plan was. De bevrijding van het Joodse volk uit Egypte was een geweldige manifestatie van Gods grootheid en macht. God versloeg de machtigste koning van de toenmalige wereld en leidde het volk 40 jaar door de woestijn en deed in die tijd vele wonderen en tekenen, totdat uiteindelijk het volk Israël in het beloofde land aankwam. Maar met een nog veel grotere manifestatie van zijn grootheid en macht vernietigde God de slavernij van de zonde van de gehele wereld en bevrijd de hele wereld en leidt hen dagelijks door de woestijn van het leven, totdat wij in het beloofde land aankomen.

We weten dat niet alle Israëlieten in het beloofde land aankwamen. Ja, ze hebben de geweldige bevrijding uit Egypte meegemaakt, maar uiteindelijk kwamen zij niet in het beloofde land. Alleen die op God vertrouwden en in Gods belofte geloofden van het begin tot het einde mochten in Kanaän aankomen en het land veroveren.
Daarom laten wij ook vertrouwen in dat wat God ons belooft en eraan vasthouden. Wij zullen zeker overwinningen in ons leven behalen.

Het avondmaal dat wij nu vieren is het bewijs van Gods vergeving en redding voor ons.

Maar niet alleen de Joden en wij als christenen vieren avondmaal. We lezen al ca 450 jaar voordat Israël bestond daarover. in Genesis 14:18-19 lezen we dit:
18 En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste. 19 En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, 20 en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden.

Abraham had een oorlog gevoerd tegen een veel groter leger om zijn neef Lot en vele stadgenoten van hem te bevrijden uit de handen van vijandige koningen. Met een grote buit kwam Abraham terug. God heeft hem geholpen en gezegend. En op de terugweg kwam hem Melchisedek tegemoet. Een tijdje geleden hebben we over hem gesproken als een beeld van Jezus in het Oude Testament. En deze Melchisedek brengt Abraham brood en wijn. En vele theologen zien hier al de voorloper van het avondmaal. Je zou ook kunnen zeggen dat in Melchisedek Jezus al met Abraham avondmaal gevierd heeft. Waarschijnlijk heeft Abraham de diepe betekenis niet geweten, hoewel God vele geheimenissen aan Abraham heeft geopenbaard, we weten het niet. Maar dan zien we dat Abraham deze priester 10 procent gaf van alles wat hij aan buit veroverd had. Abraham herkende in deze priester iemand die van God komt en grote verering verdient.

Dus we zien hier twee handelingen die het volk Israël ook deed. Zij vierden avondmaal en gaven de tempel 10 procent van hun inkomsten. Dit is zeker ook waartoe de Bijbel ons ook aanmoedigt: Avondmaal te vieren en te denken aan dat wat voor wat Jezus voor ons gedaan heeft en wij uit dankbaarheid ook proberen mogen 10 procent van onze zegeningen aan God te geven.

Dus vele honderden jaren voordat Jezus op aarde kwam waren er al tekenen die er op wezen dat God zijn Zoon op aarde wilde sturen om ons zijn liefde te openbaren. Deze tekenen waren vele, maar vandaag hebben we dus de regenboog en het avondmaal bekeken.

Ik wil eindigen met twee Bijbelteksten uit het Nieuw Testament die een mooie afsluiting zijn van onze gedachtes van vandaag. Kolossenzen 2:16+17.
16 Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, 17 dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is.

Dus hier staat duidelijk geschreven dat er in het oude testament rituelen waren die een symbool waren voor Jezus

Of de tekst in 2 Korintiërs 3:15-18. Hier schrijft Paulus over het oude verbond, het verbond van het volk Israël en het nieuwe verbond in Jezus Christus. Het oude verbond is het zogenaamde schaduwbeeld of een symboliek die dan in Jezus werkelijkheid geworden is.
15 Ja, tot heden toe ligt, telkens wanneer Mozes voorgelezen wordt, een bedekking over hun hart, 16 maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen. 17 De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. 18 En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is.

Moge deze tekenen ons laten zien dat God al duizenden jaren voor ons aan ons gedacht heeft en ons redden wilde. Laten we Hem liefhebben en dienen. Dat is wat ons een zin in ons leven geeft en ons tevreden en gelukkig maakt.



 

Jezus in het Oude Testament (15)

 

Nadat we bepaalde personen in het Oude Testament bekeken hebben waarin we de persoon Jezus in terug konden vinden zijn we nu met tekenen en gebeurtenissen bezig. Ook daarin zijn herkenningspunten te vinden die op Jezus wijzen.

Vorige week bekeken we de regenboog die door God als teken nam  voor zijn belofte de wereld niet meer door een zondvloed te vernietigen. Ook hebben we vastgesteld dat het vieren van avondmaal in Israël in relatie staat met het avondmaal wat wij nu vieren.

Vandaag willen we een paar gebeurtenissen rondom het volk Israël bekijken. Deze gebeurden alle in de tijd dat Israël in Egypte was en daar bevrijd werd uit de slavernij.

Als inleiding nemen we een tekst in het Nieuwe Testament. Paulus gebruikt deze gebeurtenissen  als waarschuwing voor ons christenen. Paulus vertelt hier dat het Joodse volk geweldige dingen met God meemaakten en toch uiteindelijk maar een paar mensen in het beloofde land aankwamen. Zelfs Mozes mocht het beloofde land niet binnen wegens een ongehoorzaamheid.

Ook daar komen wij nog op terug in de preek.

We lezen samen uit de brief van Paulus uit 1 Korinthiërs 10:1-6
1 Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, 2 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, 3 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, 4 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus. 5 En toch heeft God in het merendeel van hen geen welgevallen gehad, want zij werden neergeveld in de woestijn. 6 Deze gebeurtenissen zijn ons ten voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben, zoals zij die hadden.

Interessant is dat Paulus hier spreekt over gedoopt worden in de wolk en in de zee. Als we het verhaal lezen van het volk Israël, dan zien we dat in dat gebeuren helemaal niet van doop gesproken wordt. Dus Paulus verbindt de doop die wij als christenen kennen met deze twee gebeurtenissen.

Laten we die eens samen bekijken.

1 De wolk (vers 1+2)

Deze wolk komen we in verschillende situaties tegen.  Toen het volk Israël uit Egypte vertrok lezen we dat overdag een wolk voor hen uittrok en nachts en vuurzuil hen leidde. Dus zij moesten op hun vlucht vertrouwen op een wolk.

De farao kreeg spijt dat hij de Israëlieten de vrijheid gegeven had en jaagde hen na met een groot leger om hen weer terug te halen. Het leger kwam al bedreigend dichtbij. En dan lezen we het volgende in Exodus 14 dat de wolk als bescherming  achter het volk ging staan en een enorme duisternis veroorzaakte zodat de Egyptenaren het volk Israël niet kon zien en tegelijkertijd scheen er een licht zodat de Israëlieten door de droge zee konden trekken. Dus het volk Israël moest twee zwaarwegende keuzes maken. Zij moesten hun leven overgeven aan een wolk en aan de zee dat links en rechts door een onzichtbare hand tegengehouden werd. Mozes zei dat ze  moesten vertrouwen en zij zouden Gods heerlijkheid ervaren. En zo zie ik de doop van ons christenen ook. Jezus heeft ons vrijgemaakt van de zonden, net zoals de Israëlieten bevrijd werden uit Egypte en door de doop laten we zien dat wij ons leven overgeven aan Jezus en Hem totaal vertrouwen op onze verdere levensweg.

Dit moesten de Israëlieten  op dat moment ook doen. Er was helemaal geen zekerheid wat deze 2 miljoen mensen in de woestijn te wachten stond. Menselijkerwijze moesten ze verwachten in de woestijn te verhongeren en te verdorsten.

Dus ze moesten in deze moeilijke situatie de keuze maken, of terug naar Egypte en weer de slavernij in, of helemaal op de God van Mozes te vertrouwen.                     

En toen stonden ze hier meteen voor een groot dilemma. Ze moesten de wolk vertrouwen dat hij de Egyptenaren met hun paarden en strijdwagens lang genoeg op afstand kan houden, zodat zij met hun vrouwen, kinderen en dieren door de uitgedroogde zee konden gaan. En dan maar hopen dat de zee niet terugkomt en hun allen overspoelt.  

En toen zij uiteindelijk de andere kant bereikten waren de Egyptische soldaten ook al onderweg en dan lezen we dit in Exodus 14:24+25: 
24 Toen dan, in de morgenwake, schouwde de Here in vuurkolom en wolk naar het leger der Egyptenaren en bracht het leger der Egyptenaren in verwarring. 25 Hij deed de wielen van hun wagens wegglijden en met moeite voortrijden, zodat de Egyptenaren zeiden: Laten wij vluchten voor de Israëlieten, want de Here strijdt voor hen tegen Egypte.

We lezen in deze verzen  dat de Heer in de wolk en de vuurkolom was en van daaruit de Egyptenaren in verwarring bracht. Tegelijkertijd liet Hij het water terugkomen en het hele leger verdronk. Hier is het onduidelijk of we het hier met God zelf of ook met Jezus te doen hebben die in de wolk was. Het is in ieder geval een goddelijk wezen die het volk Israël direct ter zijde stond. Maar nog interessanter is wat Paulus nog meer schrijft. Lees 1.Kor.10:4+5
3 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, 4 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.

Dus nadat ze de zee achter zich gelaten hebben trokken zij de woestijn in en moesten zich alweer totaal afhankelijk voelen van God. Ze hadden niets te eten en niets te drinken. En dan lezen we in deze verzen dat ze voedsel en drinken kregen. We lezen in de geschiedenis van Israël dat ze dagelijks manna(brood) uit de hemel kregen en God liet kwartels op de aarde vallen zodat ze ook vlees te eten kregen.

Interessant hierin is dat Jezus zichzelf vergeleek met dit hemelse manna. Hij zegt in Johannes 6:48-51
48 Ik ben het brood des levens. 49 Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; 50 dit is het brood, dat uit de hemel neerdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve. 51 Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.

Dus het manna in de woestijn was op zijn minst een symbool voor Jezus. Het manna kwam uit de hemel, bijna elke dag, zodat het volk te eten had.
Jezus zegt hier dat Hijzelf ook het levende brood uit de hemel is, door God gegeven zodat we eeuwig leven mogen wanneer we van Hem eten. Dat doen we symbolisch elke maand wanneer we avondmaal vieren.

Maar nu komt het meest interessante. Paulus schrijft in vers 4 dat zij ook elke dag te drinken hadden en het water kwam uit een rots. En wat staat er over deze rots? Deze trok met het volk mee en deze rots was Jezus. 
In de Joodse overlevering wordt gezegd dat toen het volk Israël door de woestijn trok er een rots met hen meeging. En deze uitspraak haalt Paulus aan en zegt dat deze rots Jezus Christus was. We hebben verder geen bewijs uit de Bijbel dat het zo is, maar ik ga er vanuit dat Paulus dat bewijs wel had of dat Gods Geest hem dat heeft geopenbaard. Maar laat mij toch proberen aan hand van een tekst uit het Oude Testament deze gedachte te onderstrepen.

Mozes kreeg de opdracht ergens in de woestijn met zijn staf op een rots te slaan en het gebeurde dat de rots openging en er water uitstroomde. Dit hoeft niet perse een wonder geweest te zijn. Men weet dat in de woestijn grotten zijn die in de regentijd vollopen met water en hier en daar slechts afgesloten zijn met een dun laagje steen. Wanneer je op deze dunne laag slaat kan het openbreken en het water stroomt er dan uit. Het wonder hierin is misschien dat God aan Mozes liet zien waar deze grot te vinden was.

Maar vele jaren later kreeg Mozes de opdracht een bepaalde rots om water te vragen en niet met de stok erop te slaan voor. Maar hij had zoveel stres met zijn volk dat hij de rots niet toesprak maar er met de staf twee keer op sloeg. En omdat Mozes dat gedaan heeft mocht hij als straf niet met Israël het beloofde land binnen. Mozes mocht vanuit het grensgebied op een berg het land  zien, maar dat was het.  

Mozes sloeg op een rots dat water gaf met zijn staf en werd gestraft. Zou het kunnen zijn dat het de watergevende rots was waarvan Paulus sprak, dat deze rots Jezus Christus was? Ik vind het zeer waarschijnlijk.

Wanneer we deze tekst overdenken is de boodschap deze, dat Israël vele wonderen en tekenen door God meegemaakt heeft en toch weinigen van hen uiteindelijk het doel bereikt hebben.  De gemeente in Korinthe heeft ook vele wonderen meegemaakt, maar ook voor hen is dat geen garantie dat ze uiteindelijk in de hemel komen.

We zien hier hoe nauw God in het hele gebeuren betrokken was en het volk beschermde en verzorgde. Ook nu zegt Jezus dat Hij ten alle tijde bij ons is en met ons meegaat.

Belangrijk is dat we in alle situaties leren op de Heer te vertrouwen en Hem te gehoorzamen.  Of er nu wonderen gebeuren of niet. Uiteindelijk is het aller belangrijkste dat we Jezus liefhebben en volgen door alle levenssituaties.                                    

 Moge de Heer ons helpen deze levenshouding te hebben, zodat we voor onze medemens een voorbeeld mogen zijn en dat Jezus de harten van andere mensen kan bereiken door ons getuigenis.                                                             



 

 

Jezus in het Oude Testament (16)

 

Het is vandaag 1e Advent. Het was niet mijn bedoeling om over advent te spreken, maar ons thema van vandaag heeft er toch iets mee te maken.

Met advent wordt de komst van Jezus herdacht. Daar kan je in twee richtingen denken.
1. Je herdenkt de komst van Jezus 2000 jaar geleden en staat daarmee in verbinding met het kerstverhaal.
2. Je wordt hierdoor bewust gemaakt dat Jezus wederkomt en je innerlijk daarop voorbereiden moet.

Bij punt 1 focus je meer op de komst van Jezus als redder van de mensheid en bij punt 2 word je bewust dat Jezus komt als rechter en zal ons op onze daden beoordelen.

En wanneer we het thema van vandaag bekijken dan kunnen we aspecten van beide punten hierin terugvinden.

Laten we eerst eens het verhaal bekijken in het Oude Testament waar het om gaat.

We lezen het in Numeri 21:4-9
4 Toen zij van de berg Hor opgebroken waren in de richting van de Schelfzee ten einde om het land Edom heen te trekken, werd het volk onderweg ongeduldig. 5 En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? om te sterven in de woestijn? Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijs walgen wij. 6 Toen zond de Here vurige slangen onder het volk; die beten het volk, zodat er velen van Israël stierven. 7 Daarop kwam het volk tot Mozes en zeide: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de Here en tegen u gesproken; bid tot de Here, dat Hij de slangen van ons wegdoe. Toen bad Mozes ten gunste van het volk. 8 De Here dan zeide tot Mozes: Maak een vurige slang en plaats die op een staak; ieder, die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven. 9 Toen maakte Mozes een koperen slang en plaatste die op een staak; en wie, wanneer een slang hem gebeten had, op de koperen slang de blik richtte, bleef in leven.

We zien hier dat het volk Israël voor de zoveelste keer weer eens ontevreden was en gemopperd had. Het eten was weer eens niet goed genoeg.  Dus het volk was niet tevreden met het hemelse manna. Er staat in vers 5 dat zij walgden van de flauwe spijs.

Ik ben altijd weer geschokt wanneer mijn kleinkinderen op bezoek zijn en bij het heerlijke middageten zeggen dat het eten vies is. Ze zijn dat eten niet gewend, omdat Susi, mijn dochter, misschien anders kookt. Als ik dan verbaasd reageer op hun harde oordeel, dan corrigeren ze zichzelf met de woorden dat het eten hun niet smaakt. Nou ja, dat kan. Smaken verschillen. Toch vind ik het niet leuk. Maar het volk Israël vond dat eten niet alleen vies was, maar walgden zelfs. Dat klinkt nog erger in mijn oren.

Wat moet God niet op dat moment gedacht en gevoeld hebben? Misschien walgde God op dat moment wel van het volk Israël. Het gevolg was dat God vurige slangen zond en vele Israëlieten werden door hen gebeten en moesten sterven.

Hier staat dat God vurige slangen stuurde. Interessant is daar even bij stil te staan. Daar denken Bijbeluitleggers verschillend over. Bijvoorbeeld kunnen dat slangen zijn die zich in de dadelpalmen van het ene blad naar de andere slingeren en daardoor ook vliegende slangen genoemd worden. Hun beet heeft een vurig gif. Vandaar ook vurige slangen.

Maar in het Hebreeuws staat serafijn-slangen. Serafijn is het woord voor engel. We weten dat in het hof van Eden Adam en Eva verleid werden door de slang, de satan. Ook hij was een serafijn. Heeft God misschien boze engelen in vorm van slangen naar de Israëlieten gestuurd? U mag zelf hierover uw eigen gedachten maken.

In ieder geval zien we hier dat ook de nieuwe generatie van de Israëlieten, die in de woestijn geboren zijn en dus nooit in Egypte geweest zijn de wens uitspraken om weer terug naar Egypte te willen. Waarschijnlijk hebben ze de negatieve gedachtes van hun ouders overgenomen, die vaak de wens uitspraken weer terug naar Egypte te willen.

Dus de nieuwe generatie was geen haar beter. Het was puur genade dat zij wel het beloofde land in mochten. Zij hadden namelijk niet veel geleerd.

Maar toen God hen de slangen stuurde zagen zij in dat ze zwaar gezondigd hadden en vroegen om verlossing van de slangen en van de dodelijke ziekte.

En dan lezen we dat Mozes de opdracht kreeg een koperen slang te maken en aan een staf te binden en omhoog te houden. En iedereen die door een slang gebeten was en naar deze koperen slang keek ontving genezing.

Interessant is dat Jezus zelf dit verschrikkelijke gebeuren als voorbeeld voor Hemzelf nam. We lezen daarover in Johannes 3:14-16
14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, 15 opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. 16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

Hier lezen we dat Jezus zegt dat de slang aan een stuk hout opgehangen en omhoog gehouden werd en zo tot levensredding werd voor een ieder die daarnaar keek. Hetzelfde gebeurde met Jezus. Ook Hij werd aan het hout van een kruis opgehangen en een ieder die daarnaar kijkt en in zijn hart herkent dat hij een zondaar is en Jezus nodig heeft, zal redding ervaren.

Ik denk daarom dat die slang aan het hout slechts een symbool was voor Jezus en daarom ook de Israëlieten redding ontvingen van een zekere dood. Dus niet de koperen slang zelf maar het symbool van Jezus dat God daarin zag bracht redding en genezing.

De dodelijke gif in ons lichaam is de zonde waarmee we de vijand, de duivel ruimte geven in ons denken en voelen, waardoor we een zekere dood tegemoet gaan. Maar God zij dank is er redding voor een ieder die bij Jezus redding zoekt en Hem om vergeving vraagt.

Daarom wil ik een ieder die de indruk heeft niet rein voor God te staan, maar dat er zonde is tussen hem en God, aanmoedigen voor zich te laten bidden. Ik wil u graag uitnodigen straks daarvoor naar voren te komen.

Blijf niet in onzekerheid. Jezus wil u geloofszekerheid geven. Geen vrome daad of een kruisje om je hals of een tatoeage met een christelijke spreuk kan u redden.

Alleen uw blik op Jezus toen Hij voor u stierf aan het kruis kan u redden.

Ik wil in deze samenhang nog iets interessants over deze koperen slang vertellen. We lezen dat het volk Israël deze slang meegenomen heeft naar het beloofde land en het als mascotte of zelfs als een afgod gebruikte en het aanbeden had.. We lezen hierover toen Hizkia koning van Juda was. Hij leefde honderden jaren na het verhaal van de koperen slang.

2.Kon.18:4
1 In het derde jaar van Hosea, de zoon van Ela, de koning van Israël, werd Hizkia koning, de zoon van Achaz, de koning van Juda. 2 Vijfentwintig jaar was hij oud, toen hij koning werd, en hij regeerde negenentwintig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Abi; zij was een dochter van Zekarja. 3 Hij deed wat recht is in de ogen des Heren, geheel zoals zijn vader David gedaan had. 4 Hij verwijderde de offerhoogten, verbrijzelde de gewijde stenen en hieuw de gewijde palen om; ook sloeg hij de koperen slang stuk, die Mozes gemaakt had, omdat tot op die tijd de Israëlieten daaraan plachten te offeren. En men noemde haar Nechustan.

Het was een tijd dat de koningen van Israël niet meer aan God gehoorzaam waren. De situatie in Israël en Juda werd steeds slechter. De zonde nam toe en men bad vele andere goden aan.

In die tijd had men van de koperen slang een afgod gemaakt en werd ook aanbeden. Maar de koning Hizkia was één van de weinige koningen die wel naar God luisterde. En het eerste wat hij deed toen hij koning werd was alle afgoden vernietigen en daartoe behoorde ook deze koperen slang.

En dan lezen we in vers 5 daarna dit: Hij vertrouwde op de Here, de God van Israël; na hem was zijns gelijke niet onder al de koningen van Juda; noch ook onder hen die voor hem geweest waren;

Hizkia vertrouwde op de Here. Niets mocht tussen hem en God staan. zelfs niet een vroom klinkende vereringssymbool. Hier vinden we een belangrijke les voor onszelf.

Niets en niemand kan ons dichter tot God brengen als alleen onze relatie met Jezus.  Daarom is het belangrijk dat we onszelf afvragen wat voor ons als christen het belangrijkste is en wat ons het gevoel en zekerheid geeft een goed christen te zijn.

Is het onze regelmatige kerkbezoek? Onze financiële bijdrage, onze inzet voor de gemeente? Of is het onze relatie met Jezus die de enige weg is om met God gemeenschap te hebben?

We lezen hier dat koning Hizkia totaal op God vertrouwde en één van de meest gezegende koningen werd van Juda.

Het bijzondere van deze koning was dat de koningen voor hem verschrikkelijke dingen gedaan hebben, maar hij koos voor God en ging zeker in zijn tijd tegen de stroom in en God zegende hem en het land, nadat hij alle verkeerde dingen uit het land verbannen had.

Laten wij ook de moed hebben Jezus in ons leven toe te laten en alle afgoden en verkeerde dingen uit ons leven te bannen. We zullen zeker Gods zegen ervaren voor onszelf en voor de mensen met wie wij te maken hebben een zegen zijn: familie, vrienden en anderen die ons leren kennen.

Laat ons daarvoor bidden dat God ons mensen schenkt die bereid zijn voor God tegen de stroom in zwemmen. En laat ons bidden dat God met ons begint. Wilt u ook opstaan en een zegen voor dit land zijn?

 



 

 

Jezus in het Oude Testament (17)

 

We gaan weer een paar teksten uit het Oude Testament bekijken die heel duidelijk in verbinding staan met Jezus.

Mattheüs 21:33-41

In dit hoofdstuk lezen we dat Jezus met farizeeën en schriftgeleerden gediscussieerd heeft. Jezus vertelde hun gelijkenissen. Dat zijn verhalen met een diepere betekenis. Wanneer je deze gelijkenissen leest, dan gaat het steeds daarom dat in de tijd van Jezus vele belangrijke mensen niet bereid waren te geloven dat Jezus de beloofde Messias was. Om welke reden dan ook.

In deze gelijkenis wordt Jezus heel direct en duidelijk. God heeft de leiders de verantwoording gegeven over zijn bezit maar de leiders maakten er misbruik van. Jezus gebruikt hier het beeld van de wijngaard. Maar met deze wijngaard wordt het volk bedoeld die door de leiders verkeerd behandeld werden. Zij deden alsof alles van hen was.

Daarom werden tijdens al de eeuwen zolang God zijn profeten naar hen toe stuurde en hun vermaande slecht behandeld en niet naar hen geluisterd.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is wijngaard-1024x512.jpg

Uiteindelijk stuurde God zijn eigen zoon heen en die werd omgebracht. Op dat moment was Jezus nog niet gedood, maar met deze woorden waarschuwde Jezus hen. Dus Jezus gaf hun nog een echte kans om op andere gedachtes te komen. Jezus maakt hen duidelijk dat Hij niet slechts een lastige persoon was en een bedrieger, maar dat Hij wel degelijk door God gestuurd was. En dat deed Hij aan hand van Bijbelteksten die bij de farizeeën en schriftgeleerden heel bekend waren.

Toen Jezus de gelijkenis verteld had, vroeg Hij aan hen wat de bezitter van de wijngaard met de moordenaars van zijn zoon zou doen. In vers 41 geven zij dan het antwoord dat het een zware straf zou worden voor de moordenaars:
41 “Ze antwoordden: ‘De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen en de wijngaard verpachten aan andere wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor is.”

Op dat ogenblik was het hun nog niet bewust dat met deze onrechtvaardige pachters zijzelf bedoeld werden. Maar daar kwamen zij later pas achter.

Laten wij eens kijken wat Jezus hen toen zei: Vers 42+43
42 “Daarop zei Jezus tegen hen: ‘Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen: De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien. 43 Daarom zeg ik u: het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen.”

Interessant is dat de inhoud van dit gesprek bekende teksten zijn in het Oude Testament.

Eerst lezen we in Jesaja 5:7
7 Israël is de wijngaard van de HEER van de hemelse machten, de uitgelezen aanplant zijn de inwoners van Juda. Hij verwachtte recht, maar oogstte onrecht, hij zocht rechtsbetrachting, maar vond rechtsverkrachting.

Vanaf vers 1 in dit hoofdstuk wordt over een wijngaard gesproken en dat er niets van over zal blijven, omdat er geen goede vruchten te zien waren. En dan uiteindelijk lezen we in vers 7 dat de wijngaard Israël is en dat de leiding het land slecht bestuurd heeft.

Dus de gelijkenis ,die we in het begin gelezen hebben, had betrekking op deze tekst in Jesaja. God is de landman, de wijngaard is het volk Israël en de farizeeën zijn de slechte pachters.

Nu gaat Jezus verder met een woord uit Psalm 118. Wanneer je deze Psalm doorleest dan kan je herkennen dat hier verschillende uitspraken betrekking hebben op de Messias die door God gestuurd is.

We lezen bijvoorbeeld in vers 26a
26 “Gezegend wie komt met de naam van de HEER. Wij zegenen u vanuit het huis van de HEER.”

Interessant is dat diezelfde woorden gebruikt werden toen Jezus Jeruzalem naar binnenkwam. We lezen dat ook in hetzelfde hoofdstuk van Mattheüs 21, namelijk vers 9. Dus dit gebeurde net voordat Jezus deze gelijkenis vertelde.
9 “De talloze mensen die voor hem uit liepen en achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hemel!”

De mensen die dat zo luidkeels riepen waren er van overtuigd. De Messias, de zoon van David, is gekomen. God heeft Hem eindelijk gestuurd en Hij gaat ons redding en zegen brengen.  Maar in plaats van deze uiterlijk redding en zegen te brengen zegt Jezus het volgende  tegen de farizeeën. Namelijk een paar verzen eerder in dezelfde Psalm 118 lezen we dit, vers 22+23
22 “De steen die de bouwers afkeurden is een hoeksteen geworden. 23 Dit is het werk van de HEER, een wonder in onze ogen.”

En dat zijn dezelfde woorden die Jezus zei tegen de farizeeën. Vroeger nadat deze Psalm geschreven was, wist men zeker niet wat deze afgekeurde steen met de Messias te maken had. Maar Jezus gaat het uitleggen. Hijzelf is deze steen. De steen, het wonderwerk van God, werd door de pachters van de wijngaard oftewel de bouwlieden van Gods tempel afgewezen. Deze steen was waardeloos in hun ogen, oftewel Jezus zou door deze leiders gedood worden. Door deze uitspraak waarschuwde Jezus de farizeeën nog een keer terug te komen op hun plannen Jezus om te brengen.

Maar Jezus gaat verder in zijn waarschuwing. We lezen het volgende in vers 43
43 “Daarom zeg ik u: het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen.”

Het koninkrijk, de leiding van Israël, zou van hen afgenomen worden. De onrechtvaardige pachters verliezen hun wijngaard. En anderen zouden hun plaats innemen.

Eenvoudige vissers zouden de nieuwe leiders worden en heidenen zouden ook deel gaan uitmaken van Gods volk. Alles zou veranderen.

Niet de wet en de regels van de farizeeën zouden meer centraal staan. Nee Jezus zal dan het uitgangspunt zijn of men bij Gods volk gaat horen of niet. Wat er met de farizeeën gaat gebeuren lezen we in vers 44…… 44 Wie over die steen struikelt zal gebroken worden, en iedereen op wie die steen valt zal worden verpletterd.

Jezus zegt hier duidelijk dat Hij de Messias is en dat Hij oordeel zal spreken over de onrechtvaardige pachters. In de volgende verzen lezen we dan dat de farizeeën en de overpriesters begrepen dat Jezus het oordeel over hen gesproken had. Het liefste wilden zij Jezus meteen ombrengen, maar ze durfden niet, want er waren teveel mensen aanwezig die Jezus geloofden.

Paulus zegt het zo in Romeinen 9:32b+33
“Ze zijn over de steen gestruikeld 33 waarover geschreven staat: ‘In Sion leg ik een steen neer waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot. Maar wie in hem gelooft, komt niet bedrogen uit.”

Ook Paulus gebruikt hier teksten uit het Oude Testament, uit Psalm 25 en Jesaja 8:14 en schrijft hier dat Jezus die steen is waarover men zich ergert en zal struikelen en ten val komen.  Maar hij zegt ook dat wie geen aanstoot neemt maar op hem zijn geloof bouwt zal niet beschaamd uitkomen. Het zal hem goed gaan.

Ook Petrus spreekt hierover in Handelingen 4, toen hij voor de hoge raad, de regering van Israël, stond. Daar zei hij het volgende tegen hen, dat zij zich schuldig gemaakt hebben door Jezus te kruisigen. En dan zegt Petrus in vers 11+12 over Jezus dit:
11 “Jezus is de steen die door u, de bouwlieden, vol verachting is weggeworpen, maar die nu de hoeksteen geworden is. 12 Door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam is de enige op aarde die de mens redding biedt.”

Jezus werd door jullie verworpen, maar door zijn dood is Hij de kostbare hoeksteen geworden waardoor ieder mens redding vinden kan. Alleen door de naam van Jezus is redding.

We lezen steeds van een hoeksteen. Deze hoeksteen is de belangrijkste steen van een gebouw. Zonder deze steen zou het gebouw zijn stabiliteit verliezen en instorten. Nu spreekt Petrus in zijn brief daarover dat wij stenen zijn en dat God ons tot zijn tempel maakt en in deze tempel is Jezus de hoeksteen die alle stenen samenbindt.

Er zijn nog meer teksten in het Nieuwe en Oude Testament die van deze steen spreken als symbool van Jezus. Maar ik wil het hierbij laten.

Ik wil ons aanmoedigen op deze Jezus te bouwen en te vertrouwen.
Hij zal ons leven de nodige stabiliteit en standvermogen geven, waardoor we als persoon een tempel kunnen worden voor God en ook als gemeente, samen, een geestelijk huis worden waar andere mensen zich kunnen schuilen en bescherming en heil kunnen vinden.

Laat mij eindigen met de woorden van Petrus in zijn brief 1 Petrus 2:1-6
1 Ontdoe u dus van alles wat slecht is, van alle bedrog en huichelarij, alle afgunst en kwaadsprekerij, 2 en verlang als pasgeboren zuigelingen naar de zuivere melk van het woord, opdat u daardoor groeit en uw redding bereikt. 3 U hebt toch ondervonden hoe goed de Heer is?  4 Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, 5 en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn. 6 In de Schrift staat immers: ‘In Sion leg ik een hoeksteen die ik heb uitgekozen om zijn kostbaarheid; wie daarop vertrouwt, komt niet bedrogen uit.”

 

 



 

 

Jezus in het Oude Testament (18)

 

We hebben  de laatste keer over de hoeksteen gesproken.  De tekst in het Oude Testament die sprak dat de steen die de bouwlieden hadden verworpen is tot hoeksteen geworden. Jezus sprak over deze tekst en bracht deze tekst met zichzelf in verbinding.

Deze “hoeksteen” Jezus zou dan de belangrijkste bouwsteen worden voor een nieuw huis waar wij als christenen, als levende stenen,  samen met Hem tot een nieuw huis worden waar God zelf woont. Dit huis wordt ook wel tempel genoemd.

Vandaag willen we het over deze tempel hebben.

We weten dat in het Oude Testament koning Salomo de opdracht kreeg een huis voor God te bouwen. Toen het volk Israël door de woestijn trok had het zijn eerste ontmoeting met God aan de berg Horeb. Daar heeft het volk een grote tent gebouwd en een ark, waarin Gods aanwezigheid  zou zijn. En met deze tent reisde zij 40 jaar door de woestijn en ook in het land Israël was deze tent een paar honderd jaar het heiligdom voor het volk Israël.  Maar toen koning David een paleis voor zich bouwde vond hij dat God ook maar een huis moest hebben en niet meer in een tent moest wonen. Zijn zoon Salomo kreeg dan de opdracht een prachtige tempel voor God te bouwen. 7 jaar lang bouwde Salomo totdat de tempel klaar was. Toen werden alle voorwerpen uit de tent gehaald en naar de tempel gebracht. Alle gouden voorwerpen kwamen in het voorste gedeelte van de tempel en alleen de ark kwam in het achterste gedeelte. Beide ruimtes werden gescheiden door een gordijn. Toen deed Salomo voor het aangezicht van het hele volk een inwijdingsgebed en dan lezen we het volgende in 2 Kronieken 7:1-10
1 Zodra Salomo zijn gebed geëindigd had, daalde vuur uit de hemel neer en verteerde het brandoffer en de slachtoffers; en de heerlijkheid des Heren vervulde het huis. 2 De priesters konden het huis des Heren niet binnengaan, want de heerlijkheid des Heren had het huis des Heren vervuld. 3 Toen alle Israëlieten het vuur en de heerlijkheid des Heren op het huis zagen neerdalen, knielden zij met het aangezicht ter aarde op het plaveisel, bogen zich neer en prezen de Here: Want Hij is goed, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. 4 De koning en het gehele volk offerden slachtoffers voor het aangezicht des Heren. 5 Koning Salomo offerde een slachtoffer van tweeëntwintigduizend runderen en honderdtwintigduizend stuks kleinvee. Aldus hebben de koning en het gehele volk het huis Gods ingewijd. 6 De priesters stonden op hun posten; eveneens de Levieten met de muziekinstrumenten des Heren, die koning David vervaardigd had om de Here, wanneer David door hun dienst het loflied deed horen, aldus te prijzen: Want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Tegenover hen bliezen de priesters op de trompet, en geheel Israël stond. 7 Salomo heiligde het midden van de voorhof, voor het huis des Heren, want daar bereidde hij de brandoffers en de vetstukken van de vredeoffers, omdat het koperen altaar dat Salomo gemaakt had, het brandoffer, het spijsoffer en de vetstukken niet kon bevatten. 8 Toen vierde Salomo gedurende zeven dagen het feest en geheel Israël met hem, een zeer grote gemeente, van de weg naar Hamat af tot aan de Beek van Egypte. 9 En op de achtste dag hielden zij een feestelijke vergadering, want de inwijding van het altaar hadden zij zeven dagen lang gevierd; het feest duurde zeven dagen. 10 Op de drieëntwintigste dag van de zevende maand liet hij het volk naar hun tenten gaan, verheugd en welgemoed wegens het goede dat de Here aan David, aan Salomo en aan zijn volk Israël gedaan had.

Hier lezen we wat een geweldig feest het moet zijn geweest. Het hele volk vierde een week lang en er werden meer dan 120.000 dieren geofferd. Maar het allergrootste was natuurlijk dat na het gebed van Salomo er een vuur uit de hemel kwam en de heerlijkheid van God de tempel zo vervulde dat de priesters niet in de tempel durfden te gaan. God nam plaats in de ark en sindsdien mocht slechts 1 maal in het jaar een priester in het achterste gedeelte van de tempel komen.

Maar we zien dat een tijdje later de tempel ontwijd werd met andere goden.  Het gevolg uiteindelijk was dat de kostbare voorwerpen in de tempel gestolen en naar Babylonië afgesleept werden. Wat er toen met de ark gebeurd is weet men niet.
De tempel werd vernietigd en Het volk van Judea werd ook in ballingschap naar Babylonië gevoerd. 70 jaar later heeft de koning van Perzië, genaamd Kores, het volk van Israël vrijgelaten en ze mochten weer terug naar Israël en de tempel weer opbouwen. Ze kregen de gestolen spullen uit de tempel weer terug en bouwde de tempel weer op. De achterste ruimte bleef leeg, want de ark was er niet meer. Men leest over die tijd dat God 400 jaar niet meer sprak. Waar was God? Was God nog wel in Zijn huis? Kort voor de geboorte van Jezus werd het land door de Romeinen veroverd en koning Herodes, een halve Jood, kwam aan de macht en renoveerde de tempel. Hij hoopte daarmee de genegenheid van het Joodse volk te krijgen. De tempel werd nog mooier en groter dan de tempel van Salomo.  Was God in deze tempel? Misschien. Kort voor de geboorte van Jezus lezen we dat de oude priester Zacharias  in de tempel diende en een ontmoeting had met een engel. Deze engel vertelde dat hij in 1 jaar een zoon zou krijgen en hij zou Johannes heten. En later, toen Jezus als 12 Jarige in de tempel was, noemde hij de tempel “het huis van mijn Vader.” Dus ondanks de ongehoorzaamheid en de grote zonden die het volk steeds weer deed, had God Zijn volk niet vergeten en is bij hen gebleven. Maar daarbij bleef het niet.

Hoe lezen we dat in Johannes 1:14-18…..
14 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. 15 Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is voor mij geweest, want Hij was eer dan ik. 16 Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade; 17 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.

Johannes de Doper, de zoon van de priester Zacharias, zegt hier dat Jezus na hem komt, maar ook voor hem geweest is en de Zoon van God is. Dat wil zeggen dat Johannes bekend was met de status van Jezus als Zoon van God.

Jezus was al aanwezig voordat hij als mens geboren werd. En nu had hij, Johannes,  de taak de Zoon van God in mensgestalte voor te stellen. En dan lezen we hier in vers 14 dat “in Jezus heerlijkheid zij de heerlijkheid van God mochten herkennen.”

Interessant is dat toen de tempel van Salomo ingewijd werd, vulde zich de tempel met de heerlijkheid des Heren…..
De uitstraling was zodanig dat de priesters niet de tempel in durfden te gaan.
Welke oplossing vond men voor dit probleem? De heerlijkheid van God nam plaats in het achterste gedeelte van de tempel en men deed een gordijn daarvoor. Achter dit gordijn was Gods heerlijkheid en slechts 1 maal per jaar mocht 1 priester daar naar binnenkomen.

En wanneer deze priester niet heilig genoeg was zou dat zelfs zijn leven kunnen kosten. Wist u dat wanneer een priester het allerheiligste deel van de tempel moest betreden heeft men een touw aan zijn been gevonden. Voor het geval dat hij zijn bezoek in het allerheiligste niet zou overleven, kon men hem met een touw naar buiten trekken. Dus het voorste deel van de tempel mochten en moesten de priesters wel regelmatig betreden om daar hun priesterdienst te vervullen en ze werden als het ware door het gordijn beschermd. Ik moest hier denken aan een situatie van Mozes op de berg Sinaï. Daar had hij een paar ontmoetingen  gehad met God. En daarover lezen we bijvoorbeeld in Genesis 25:15-16a het volgende: Daarop besteeg Mozes de berg, en de wolk bedekte de berg. De heerlijkheid des Heren rustte op de berg Sinaï.

Ook daar was ook de heerlijkheid des Heren. En dan lezen we later dat Mozes’ gezicht zo straalde toen hij bij God op de berg Horeb was geweest, dat hij een doek voor zijn gezicht deed. Ook daar was het niet mogelijk om zelfs een reflectie van Gods heerlijkheid te laten zien. Gods heerlijkheid was bedekt voor de mens.

En nu hebben we net in Johannes gelezen dat wij allemaal in Jezus de heerlijkheid van God mogen zien. Dus Gods heerlijkheid is niet meer verborgen achter een doek, oftewel achter het gordijn in de tempel. De heerlijkheid is nu in Jezus ervaarbaar.

Interessant is ook te weten dat toen Jezus stierf aan het kruis, scheurde het gordijn in de tempel van boven naar beneden. God zelf heeft de scheiding tussen Hem en de mens weggenomen. Hier is nog veel over te zeggen, maar ik wil het kort houden.

Jezus had een interessant gesprek met een Samaritaanse vrouw en discussieerde daarover waar de juiste plaats is van aanbidding. De Samaritanen hadden een heilige berg van aanbidding en de Joden hadden hun tempel in Jeruzalem.

En toen zei Jezus dit tegen haar in Johannes 4 dat we niet meer op een heilige berg of bij de tempel God aanbidden. Vanaf vers 19 tot 24
19 De vrouw zeide tot Hem: Here, ik zie, dat Gij een profeet zijt. 20 Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. 21 Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. 22 Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; 23 maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; 24 God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.

Jezus zegt hier een interessant woord: De tijd is gekomen dat God niet meer aanbeden wordt in de tempel van Jeruzalem. Er komt een andere plaats van aanbidding. Het is geen fysieke,zichtbare,  plaats meer maar een innerlijke houding. Daar waar men in Geest en in waarheid aanbidt daar is God.

Wat zei Jezus in een gesprek met de farizeeën in Johannes 2:19-22?
19 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen. 20 De Joden dan zeiden: Zesenveertig jaren is over deze tempel gebouwd en Gij zult hem binnen drie dagen doen herrijzen? 21 Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams.

Hier zien we duidelijk hoe Jezus zich afzet van de uiterlijke tempel in Jeruzalem en een nieuwe tempel bouwt waar Hijzelf de hoeksteen is. Dus mensen die in Geest en in waarheid God aanbidden, het maakt niet uit waar, daar is Gods heerlijkheid aanwezig.

Met de Geest wordt de Heilige Geest bedoeld en de waarheid wordt Jezus zelf bedoeld. Jezus zegt ook: Ik ben de waarheid en Mattheüs 18:19-20  zegt Jezus: Wederom, voorwaar Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren, het hun zal ten deel vallen van mijn Vader, die in de hemelen is. 20 Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.

Gods heerlijkheid is daar waar wij samenkomen en Hem aanbidden in de Geest en in Jezus naam.

Broeders en zusters, ik wil u hiermee aanmoedigen van uw hart, uw huis en gezin en onze zaal hier plaatsen van aanbidding te laten worden.