Leidraad

Leidraad voor het praktische gemeenteleven van de Evangelische Gemeente Gods in Brunssum

 

Inhoudsopgave

Voorwoord
1. De naam van de gemeente
2. Grondbeginselen en opdracht
3. Deelname aan het gemeenteleven
4. Bijbelse symbolische opdrachte
5. Gemeenteleiding
6. Nadere afspraken voor het functioneren van de gemeente
7. Overgangs- en slotbepalingen
Bijlage 1. Statuten van de Stichting Evangelische Gemeente Gods te Brunssum
Bijlage 2. Gedragscode voor leidinggevenden in gemeenten.

Voorwoord

De Gemeente van God in Brunssum is ontstaan in 1953.

Deze leidraad voor leven en werken in de gemeente beschrijft in het kort hoe we vorm geven aan het praktisch functioneren van de ge­meen­te. Daar­bij worden in deze brochure de uitgangspunten beschre­ven voor de ver­dere ontwikkeling van de gemeente. Voor de vormge­ving ervan heb­ben we soms gekozen voor eigentijdse oplossingen, die volgens ons de in de Bijbel gegeven voorschriften voor het func­tio­neren van de ge­meen­te geen geweld aandoen. Waar ‘hij’ geschreven is, kan ook ‘zij’ worden gelezen. De gemeente is zich ervan bewust dat zelfs de beste leidraad geen garantie is voor een gezegend gemeen­televen. Daar­om streven en verlangen we ernaar om steeds meer Gods wil in Zijn Woord en door Zijn Geest te herkennen. We willen vast­hou­den aan de Bijbelse normen en waar­den voor het prakti­sche gemeen­te­leven. We willen daarom Gods Geest de ruimte ge­ven om dit document waar no­dig aan te passen als dit voor het func­tioneren van de gemeente nodig is. Of als dit het volgen van Gods wil in de weg zou staan. Het ver­langen om Gods wil te leren kennen en naar Gods wil te leven is voor ieder lid van de gemeente een vast aan­dachtspunt in de gebe­den, zodat de gemeente tot eer van God functioneert en God de gemeente kan zegenen.

1.  De naam van de Gemeente

De gemeente is een evangelische gemeente en draagt de naam: Evangelische ‘Gemeente Gods in Brunssum’. De naam moet worden begrepen als doelstelling en als programma. Dit houdt in dat we beseffen dat we als lokale gemeente een onderdeel zijn van de universele, wereldwijde gemeente van God, het lichaam van Chris­tus, en dat we zonder eigenbelang willen bijdragen aan de ontwikkeling van de universele gemeente. De naam van de gemeente mag daarom geen be­lem­mering vormen in onze relatie tot andere evangelische gemeenten en de Europese samenwerking in de ‘Freikirchlichen Bund der Gemeinde Gottes’ (Fritzlar, D.). Interna­tionaal is er verbondenheid met de Church of God met hoofdkantoor in Anderson, Indiana in de Verenigde Staten.

2.  Grondbeginselen en opdracht

2.1 De basis voor geloven en het leven in de gemeente is de Bijbel, het geopenbaarde woord van God. De gemeente zal zich inzetten om in haar handelen en in haar functioneren in de huidige maatschappij te leven en te dienen in de geest van het Nieuwe Testament.
(2 Tim. 3:16-17)

2.2 Op grond van de Bijbel geloven wij in hoofdlijnen het volgende:

  • We geloven dat er één God is, de Schepper van hemel en aarde, die eeuwig bestaat in drie personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, die elk in gelijke mate al de eigenschappen van de Godheid bezitten en de kenmerken van een persoonlijkheid hebben.
    (Joh. 1:1-2, 14; 1 Joh. 5:7; Joh. 15:26, e.a.)
  • We geloven in God, de Vader, die soeverein is in schepping, voor­zie­nigheid, openbaring en voleinding; perfect in karakter, vol van liefde.
    (Gen. 1:1; Jes. 40:28 ff; Ef. 1:4, Joh. 3:16, e.a.)
  • We geloven in Jezus Christus, de Heer, die God is en mens werd door de geboorte uit de maagd Maria door de wonderbare bevruch­ting door de Heilige Geest. Hij leefde zonder te zondigen, deed won­deren en nam vrijwillig de straf op zich voor de zonden der mensen door aan het kruis als hun plaatsvervanger te sterven. Hij stond licha­melijk op uit de dood, voer ten hemel naar de Vader, waar hij Midde­laar is, het hoofd van de gemeente. Van daar zal Hij aan het einde der tijden één keer in eigen per­soon terugkomen in macht, majesteit en heerlijkheid.
    (Luk. 1:35-36; 1 Petr. 3:18; Hebr. 9:26-28, e.a.)
  • We geloven in de Heilige Geest, die in de wereld is gekomen om Chris­tus te openbaren, die de wedergeboorte bewerkt, die in de christen woont, ons verstand verlicht en ons gaven schenkt. Daar­door wordt de Christen in staat gesteld een heilig leven te leiden, te getuigen en te wer­ken om het Koninkrijk van God gestalte te geven.
    (Hand. 2:1-6; Joh. 3:5-7; 1 Cor. 12:4-11; Gal. 5:22, e.a.)
  • We geloven dat de oorspronkelijke tekst van de Bijbel het door de Hei­lige Geest geïnspireerde, onfeilbare, volkomen betrouwbare Woord van God is. Het is gezaghebbend in alle zaken van geloof en leven.
    (2 Tim. 3:15-17)
  • We geloven in de universele en algehele zondigheid en schuld van de gevallen mens, die hem onderwerpen aan Gods toorn en veroor­de­ling.
    (Rom. 3:11-20)
  • We geloven in de verlossing van de zondaar, door het vergoten bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, en zijn rechtvaardiging uit genade, niet door werken, maar door het geloof in Hem. De verlossing van de mens is vol­komen het werk van Gods vrije genade en niet het werk, geheel of gedeeltelijk, van menselijke inspanningen. God ont­fermt zich over die­genen die hun vertrouwen alleen op Christus stel­len voor hun verlossing en rechtvaardigt hen voor Zijn aangezicht langs de weg van dat gelovig vertrouwen in Christus.
    (Joh. 3:16; Rom. 3:27-28)
  • We geloven dat het een voorrecht is van allen die wedergeboren zijn door de Heili­ge Geest dat zij zeker mogen zijn van hun verlossing van­af het mo­ment dat zij op Chris­tus als Verlosser hun vertrouwen stelden. Deze ze­kerheid is niet gebaseerd op enige men­selijke verdienste, maar wordt voortge­bracht door het getuigenis van de Heilige Geest, die in de gelovige het getuigenis van God in Zijn geschreven Woord be­ves­tigt.
    (Tit. 3:5-6; Rom. 8:14-16)
  • We geloven dat de doop door onderdompeling volgt op de wedergeboorte en dat deze een getuigenis is van het begin van het nieuwe leven met God. We hebben één Heer, één Geloof en één doop die ons als kinderen Gods verbindt.
    (Hand. 2:38; Ef. 4:3-6)
  • We geloven in de vervulling met de Heilige Geest en de inspiratie van de Heilige Geest, die samen met de door Jezus Christus gegeven bedie­nin­gen noodzakelijk zijn om de gemeente tot volwassenheid te brengen, toebereid als een bruid om haar bruidegom, de Heer Jezus Christus te ontmoeten.
    (Joh. 14:16-18; 1 Cor. 1:8-9)
  • We geloven in het priesterschap van alle christenen die tezamen de universele gemeente vormen, het lichaam van Christus, waarvan Hij het hoofd is en die krachtens Zijn bevel gehouden is het evangelie in de hele wereld te verkondigen. Elke gelovige is geroepen om zo te leven in de kracht van de inwonende Geest, dat hij niet zal toegeven aan de begeerte van het vlees, maar vrucht zal dragen tot eer van God.
    (1 Pet. 2:5, 9-10)
  • We geloven dat God Zijn kinderen maant om regelmatig samen te komen voor de erediensten, de deelname aan de Bijbelse opdrachten, voor leer en opvoeding door de schriften en voor onderlinge bemoediging.
    (Heb. 10:24-25)
  • We geloven in de opstanding der doden; van de kinderen Gods tot het eeuwige le­ven met God en van degenen die verloren gaan tot het eeuwig gescheiden zijn van God.
    (Joh. 5:29)
  • We geloven dat de Heer Jezus Christus aan de gemeente de opdracht gaf het evangelie in de gehele wereld te verkondigen en om mensen van alle volken tot discipelen te maken. De vervulling van die grote op­dracht vergt dat alle wereldlijke en persoonlijke ambities ondergeschikt worden gemaakt aan een totale overgave aan “Hem die ons liefhad en Zichzelf voor ons gegeven heeft”
    (Matth. 28:19-20)

2.3 Als Gemeente-Godsbeweging onderscheiden we ons vooral op volgen­de punten:*

  • We geloven dat de lokale gemeente een onderdeel uitmaakt van de univer­sele Ge­meen­­te van God, zoals er overal plaatselijke gemeenten zijn waar twee of drie kinde­ren Gods in Zijn naam bijeen zijn. We voeren de naam naar het voor­beeld waarmee in het Nieuwe Testament de plaatse­lijke gemeenten zijn aangeschreven. De naam van de plaatselijke gemeente is in het Nieuwe Testament in hoofdzaak (12 keer) genoemd naar God, die ook de leider en eigenaar van de gemeente is (slechts twee­maal wordt ver­wezen naar een gemeente van Christus – Hij is het Hoofd van de gemeente – andere namen komen niet voor). Paulus eert de eigenaar van de gemeente als hij de plaatsen waar kinderen Gods samenkomen ernaar vernoemt. De verlosten zijn kinderen Gods, God is onze Vader, we zijn de familie van God en met grote blijdschap eren we God door Zijn naam ook voor onze plaatselijke gemeente te gebrui­ken. Dat zien wij als een voorrecht en een plicht.
    (Hand. 20:28; 1 Cor. 1:2, 10:32, 11:16, 11:22, 15:9; 2 Cor. 1:1; Gal. 1:13; 1 Tim. 3:5, 3:15 (SV); 1 Thes. 2:14; 2 Thes. 1:4.)
  • We hebben geen lidmaatschapsregistratie. We geloven dat een ieder die wederge­boren is, ingeschreven staat in het boek des levens en reiken daarom ieder de broeder­hand die in woord en daad getuigt een kind van God te zijn, ongeacht welke christe­lijke opvoeding hij of zij genoot. Als christenen zijn we één in Christus, maar we zijn het niet altijd eens. We respecteren de verscheidenheid. We willen in liefde met elkaars verschillende meningen omgaan en vertrouwen erop dat God ons ook in deze dingen door Zijn Geest tot elkaar brengt als wij elkaar verdragen en dragen. Het gaat niet om ons gelijk maar om ons behoud.
    (Op. 20:15, 21:27; Rom. 8:16; Gal 3:28; 1 Cor. 13:7; Col. 3:13)
  • We willen net als Jezus elkaar dienen en vergeven. In de praktijk willen we deze houding door middel van symbolische handelingen zoals voetwassing en de zalving van zieken naar Jacobus 5 levend houden.
    (zie: hoofdstuk 4 van deze leidraad)
  • De Bijbel, het woord van God, is de basis voor ons gemeente-zijn. In alle vragen over leer en met betrekking tot het christelijke leven is de Bijbel voorschrift gevend. Synodale of andere kerkordelijk gefixeerde regels kent de Gemeente-Gods­beweging niet. Door gebed en overdenking openbaart Gods Geest de uitlegging die nodig is voor onze geestelijke groei.
    (Ps. 119:105; 2 Tim. 3:16; 2 Petr. 1:19-21; Joh. 14:26; Op. 22:19)
  • Algemeen hebben we als visie dat Jezus aan het eind van de tijd terugkomt om te oor­delen over levenden en doden aan het einde der tijden. Onze visie is daar­om dat de reddende boodschap van vergeving, verlossing en weder­geboorte door Jezus Christus geldt voor zowel heidenen als joden.
    (Hand. 1:11; Hebr. 9:26-28; Op. 1:7; Hand. 17:31; Matth. 24; Rom. 3:30; Rom. 2:9-11; 1 Petr. 2:10; Rom. 11:26.)

2.4 De gemeente heeft de opdracht God te aanbidden en Zijn Woord te verkondigen, de gemeenschap met de gelovigen te onderhouden en de naaste te dienen in evangelisatie, zending, zielzorg en diaconie.
Zie: Ef. 5:19; Col. 3:16-17; Matth. 28:19; Mark. 16:15

3.  Deelname aan het gemeenteleven

3.1 Christen worden

  • Lid van het lichaam van Jezus, Zijn gemeente, wordt men door per­soon­lijke aanname van Jezus als Redder en Verlosser en door de daaropvolgende doop. Men is dan in Chris­tus gestorven en opgestaan tot nieuw leven. Dit houdt in dat de zondeschuld is vergeven, men bereid is vergeving aan de naaste te vragen en niet meer te zondigen. Men ont­vangt de Heilige Geest, Die leiding geeft aan de wedergeborene. Alleen diegene is een christen die in de hemel staat ingeschreven in het ‘boek des levens van het Lam’.
    (Joh. 1:12 en Joh. 3:1-21; Rom. 6:5; Ef. 4; Op. 20:15 en 21:27)
  • Een navolger van Christus wordt volgens de Bijbel een nieuwe per­soon­lijkheid. Daarom heeft een christen geloof, liefde voor God en zijn naaste, en spant zich in een vredestichter te zijn.
    (2 Cor. 5:17; Joh. 15: 12; Joh. 13:34; Matth. 5: 9)
  • Een christen geeft ook om het sociale leven in de ge­meen­te. Hij bezoekt de activiteiten van de gemeente trouw en zet zijn persoonlijke gaven in voor het functioneren en het werk van de gemeente.
    (Ef. 4:25; Hand. 2:42; Hebr. 10:24-25; Rom. 12:10-11; 1.Cor. 12)
  • Een christen is zich in zijn verantwoording naar God toe ervan bewust dat hij vrij­willig en naar draagkracht regelmatig financieel bijdraagt ten behoeve van de gemeente, die zich voor wat betreft de inzamelingen richt naar het voorbeeld in het Nieuwe Testament, waarbij het geven van een tien­de van het inkomen als Bijbels voorbeeld wordt genomen.
    (2 Cor. 9: 6-7; Matth. 23:23; Hand. 2:44-45; Maleachi 3:8-12)
  • Iedere wedergeborene die regelmatig onze samenkomsten bezoekt kan deel uitmaken van onze plaatselijke gemeente. Er wordt in wederzijds vertrouwen van uitgegaan dat het leven met en in Jezus Christus in het alledaagse leven zichtbaar is en dat hij de uitgangspunten van deze leidraad aanvaardt als hij zijn actieve medewerking wil geven aan het leven in de gemeente.
    (Jac. 2:17 –18)

3.2 De gemeente

  • De evangelische Gemeente Gods in Brunssum is geen vereniging of erkend kerk­ge­noot­schap en kent geen leden. De gemeenteleiding bestaat uit een adviesorgaan (denktank). Hiervan maken oudsten en diakenen deel uit. Rechtspersoon is De de Stichting Evangelische Gemeente Gods te Brunssum, waarvan enkele oudsten bestuurslid zijn.
    Er is er een samenwerkingsverband met een vereniging van de Duitse gemeenten verenigd in de “Freikirchlichen Bund der Gemeinde Gottes”, waarmee ook de overige Europese landen verbonden zijn. Als lo­kale gemeente zijn we een deel van het universele lichaam van Jezus Chris­tus in de wereldwijde gemeente van onze Heer. We zien de univer­sele gemeente als een organisch samengesteld geheel. Kerk of organisatie is daarbij niet bepalend, omdat alleen God zijn leden zet in deze gemeente.
  • Om volwaardig deel te hebben aan het leven in onze ge­meente maakt men openlijk kenbaar dat men deel wil uitmaken van de gemeen­te. Hierbij gaan we ervan uit dat degenen die hun wedergeboorte en doop in onze ge­meen­te ervoeren automatisch deel uitmaken van onze gemeente. Dege­nen die hun wedergeboorte elders hebben ervaren, hebben daarover een gesprek met de voorgan­ger of een van de oudsten. Daarbij is deze lei­draad aan de orde geweest en de gewenste betrokkenheid bij de gemeen­te besproken. Van dit gesprek wordt mededeling gedaan in de kring van oudsten. Na het kenbaar maken in een openbare samenkomst wordt geaccepteerd dat de broeder of zuster deel uitmaakt van de gemeente.

3.3 Voor het instandhouden van de onderlinge contacten wordt er een adressen- en verjaardaglijst bijgehouden.

3.4 Alle wedergeborenen in de gemeente hebben zorg voor elkaar en behoren zich in alle oprechtheid om elkaars geestelijke en sociale welbevinden te be­kom­meren. Vooral de gemeenteleiding zal zich van het wel en wee van de gemeente op de hoogte stellen. Voorbede voor elkaar in persoonlijke stille tijd en in gezamenlijke bijeenkomsten van de gemeente wordt als vanzelfsprekend ingevuld. In conflictsituaties zal de gemeenteleiding be­middelen en zoeken naar corrigerende oplossingen. Als het niet lukt om on-Bijbels gedrag door zielzorg te corrigeren of met degene door wie een conflict is ontstaan te praten, kan de gemeenteleiding besluiten dat de be­trokkene zijn taken in de gemeente neerlegt of beperkt en adviseren niet meer deel te nemen aan avondmaal en voetwassing. In graverende gevallen kan de betrokkene na overleg overeenkomstig Matth. 18:15-17 van alle ge­meente-activiteiten worden uitgesloten, totdat er een weg van vergeving en verzoening heeft plaatsgevonden.

4.  Bijbelse symbolische opdrachten

De Bijbel geeft in het Nieuwe Testament voorschriften tot fysiek hande­len met een sym­boli­sche betekenis om daarmee de verlossing door en liefde van Jezus Chris­tus te verkondi­gen (vroeger ‘verordeningen’ ge­noemd). We benadrukken dat het doen van de symbolische hande­lingen een opdracht van God is en deze weerspiegelen wat in ons leeft, en niet van wat in ons zou moeten leven. We worden er niet door veranderd. De gemeente erkent en praktiseert de volgende symbolische handelingen:

4.1 De doop.
De doop is het getuigenis tegenover de wereld, dat men met Christus is gestorven en opgestaan, een nieuw leven is begonnen, waarbij door Christus de zonden zijn vergeven. De gemeente leert en voert de doop uit door onder­dom­pe­ling aan gelovige mensen. Er wordt van uitgegaan dat iemand die betuigt Jezus als zijn per­soonlijke Red­der en Verlosser te hebben aangenomen, van de eerste gelegenheid om zich te laten dopen gebruik maakt. Hij laat zich aan de hand van de Bijbel informeren over de geloofs­doop. Men kan niet geko­zen worden in de lei­ding van de gemeente of tot diaken als men niet ge­doopt is.
(Rom. 6:2-4; Col. 2:12; Gal. 3:27; Matth. 28:19; Mark. 16:15-16; Hand. 2:38; 1 Petr. 3:21; Ef. 4:5-6)

4.2 Avondmaal.
Het doel van het avondmaal is dankzegging, herinnering en verkon­di­ging. We geven getuigenis dat we deel hebben aan zijn lichaam (brood) en dat Zijn bloed ons reinigde van zonden (wijn). We ge­denken hoe Jezus Zijn lichaam overgaf en Zijn bloed vloeide voor onze zonden. De gemeente viert regelmatig het avond­maal. Voordat we aan het avondmaal deelnemen, wordt er van ons verwacht dat we ons regelmatig onderwerpen aan een zelfonderzoek om te bezien of de ver­hou­ding met onze Heer en onze naaste in orde is. We vragen waar nodig vergeving bij God en bij mensen voor we deelnemen aan het avondmaal.
(1 Cor. 11:23-26, 28-31)

4.3 Voetwassing.
De gemeente praktiseert op aanwijzing van Jezus in Johannes 13 de voetwassing. In de regel wordt avondmaal en voetwassing in één dienst gevierd. De voetwassing vindt voor mannen en vrouwen in aparte ruimten plaats. In de voetwassing betuigen we onze dienstbare houding naar onze broeders, zusters en onze naasten in nederigheid, dienstbaarheid en offerbereidheid. Als we elkaar de voeten wassen, erkennen we dat we gelijk zijn, gemeenschap hebben onder elkaar en de ander hoger achten.

4.4 Handoplegging.
Om in saamhorigheid Gods genade te vragen voor een bepaalde zaak bij zegening, opdracht, genezing, toerusting door de Heilige Geest, benoemen van oud­sten, toedeling van een taak in de gemeente en uit­zending met een speciale opdracht prak­ti­seren oudsten en voorgangers hand­oplegging. Dit wordt gedaan tijdens het er bijbeho­rend gebed al dan niet in een open­bare samenkomst. De voorganger en/of oudsten kunnen op ver­zoek van ouders in een hoofdsamenkomst voor hun kinderen onder handop­leg­ging in gebed de Heer om een zegen vragen. We zien dit uitdrukkelijk niet als een vervanging van de in vele kerken gebruikelijke kinderdoop.
(1 Tim. 4:14; 2 Tim. 1:6; 1 Tim. 5:22; Hand. 13:1-3a, 6:1-6; Luk. 13:13; Hand. 9:17; Matth. 19:13-14)

4.5 Zalving.
Jezus geeft de leiding van de gemeente opdracht om als getui­ge­nis bij het speciale gebed voor genezing het hoofd van de zieke te zal­ven. De zieke dient de oudsten om zalving te vragen. Bij voorkeur vindt de zalving in beslotenheid plaats in verband met het erbij behorend zielzorgelijk gesprek.
(Mark. 6:13 en Jac. 5:14-15)

4.6 Vasten.
De gemeenteleiding kan de gemeente oproepen op bepaalde tijdstippen deel te nemen aan een collectief vasten voor een brandende gebedszaak. Deelname hieraan is altijd vrijwillig, het vasten bestaat uit het gedurende een afgesproken periode niet of beperkt eten om tijd in te rui­men voor speciaal gebed.
(Matth. 9:15; Matth. 6:17-18; Luk. 5:34-35 en Hand. 27:9)

5.  Gemeenteleiding

De gemeente is zelfstandig in haar handelen en is in haar doen en laten verant­woor­ding schuldig aan God. De leiding van de gemeente wordt gevormd door de kring van oudsten en het stichtingsbestuur, die van hun werkzaamheden verslag doen in de gemeen­te­vergaderingen.

5.1 De gemeenteleiding.
De kring van oudsten bestaat uit de pastor (voorganger) en de oudsten. Bijgestaan worden deze door medewerkers (diakenen) tijdens regelmatige ‘denktank’-vergaderingen. De gemeenteleiding is verantwoordelijk voor de gees­te­lijke en organisatorische leiding van de gemeente, draagt zorg voor de individuele en gemeenschapszielzorg en vertegenwoordigt de gemeente in openbare aangelegenheden. De benoeming van oudsten en medewerkers wordt met handoplegging bevestigd in een openbare samen­komst.
(1 Tim. 3:1-13; Titus 1:5-9)

5.2 De pastor (voorganger).
De pastor is belast met de woordverkondiging, gemeenteontwikkeling en –opbouw en de zielzorg. De pastor wordt beroepen na kennismaking met de gemeente, minimaal twee predicaties en gesprekken met de oudsten en de gemeente, waarin hij zijn visie voor gemeenteontwikkeling, gemeenteopbouw en evangelisatie kenbaar heeft gemaakt en verklaart te kunnen instemmen met deze leidraad. Benoe­ming, freelance, en ontslag vindt plaats in overleg met de broeder­raad van de gezamenlijke Nederlandse gemeenten en met die van de Freikirchlichen Bund der Gemeinde Gottes (D.).

5.3 De kring van oudsten.
Een oudste heeft tot taak te waken over de leer en over het geestelijk welzijn van de gemeente. Hij is sa­men met de andere oudsten en de pastor verantwoordelijk voor de zielzorg van personen, de algehele leiding van de gemeente en de benoeming en opdracht van kringleiders en alle anderen die op een of andere wijze in gees­telijk opzicht leidinggeven.
Samen met de andere oudsten en de voor­ganger vormt hij de kring van oudsten. Een oudste heeft leidingge­ven­de ­capa­citeiten en moet zeker voor de tijd van zijn beroeping bevlogen zijn om te voldoen aan de normen voor de persoonlijke levens­wan­del voor oudsten zoals deze in het Nieu­we Testament zijn aangegeven en de algemene gedragscode voor leidinggevenden in de gemeente (bijlage 2). De kring van oudsten is verantwoor­de­lijk voor vervanging van de pastor bij zijn afwezigheid.
De oudsten worden op voordracht van de kring van oudsten geko­zen door en uit de op dat moment in functie zijn­de medewerkers.
Zij moeten het vertrouwen heb­ben van de gemeente. Het aantal oud­sten is mini­maal twee en maximaal zeven. De kring van oudsten vergadert minimaal één maal per maand en ba­seert zijn be­sluit­vor­ming met uiterste prioriteit en zorg op de Bijbelse maat­­staven. Deze kring maakt tevens deel uit van het stichtingsbestuur. Het stichtingsbestuur heeft voor alle zaken de uit­ein­de­lijke verantwoordelijk­heid en be­slis­sings­be­voegd­heid.
(Hand. 20:28; 1 Petr. 5:2-5; 1 Tim. 3:1-7)

5.4 De medewerkersvergadering (‘denktank’)
De taak en verantwoordelijkheid van de denktank is het coördi­ne­ren en organiseren van alle activiteiten voor de ontwikkeling en op­bouw van de gemeente. Medewerkers moeten zeker voor de tijd van hun functioneren (beroeping) bevlogen zijn om te voldoen aan de normen voor de persoonlijke levens­wan­del die het Nieuwe Testament stelt aan een diaken, onderschrijft deze leidraad en statuten (bijlage 1) en de algemene gedragscode voor leidinggevenden in de gemeente (bijlage 2).
In de denktank dienen ruimschoots medewerkers van de gemeente vertegen­woor­digd te zijn. Het is wenselijk dat de meningen van de gemeenteleden daarin tot uitdrukking komen en uit verschillende kringen of groepen personen en zijn vertegenwoordigd.
(Hand. 6:1-7; 1 Tim. 3:8-13)

5.5 De gemeentevergadering
De gemeentevergadering bestaat uit alle wedergeborenen die deelnemen aan het leven in de gemeente en die hebben aangegeven met deze lei­draad voor het functioneren van de gemeente in te stemmen. Over Bijbelse beginselen en leervragen kan door de gemeentevergadering niet gestemd worden. In de jaarlijkse vergade­ring wordt in ieder geval verslag gedaan van activiteiten en worden de jaarstuk­ken en begroting vastgesteld. De deelnemers aan de gemeente­vergadering adviseren bij de keuze van de oudsten en bestuursleden en kan aan de kring van oudsten voorstellen doen voor kan­di­daten. Voorstellen en eventuele bezwaren tegen voorgestelde perso­nen moeten gemotiveerd en schriftelijk worden ingediend bij de voor­zitter van de kring van oudsten of bij een van de oudsten. De gemeente­verga­dering wordt tenmin­ste een­maal per jaar bijeengeroepen. De ver­ga­dering wordt voor­gezeten door de pastor of een daartoe aan­ge­wezen oudste.

5.6 Het bestuur van de stichting Evangelische Gemeente Gods in Brunssum.
Het stichtingsbestuur is de rechts­persoon voor het beheer van de eigendommen en het vermogen van de gemeente. Ze behartigt de zakelijke en financiële belangen en verte­genwoordigt de gemeente in het openbare zakelijke functioneren. Doel en functioneren van de stichting is statutair geregeld bij notariële akte (zie bijlage 1).

6.  Nadere afspraken voor het functioneren van de gemeente

6.1 De kring van oudsten kan in samenwerking met de medewerkers kring­leiders en medewerkers aanstellen. Bij hun aanstelling geldt een wederzijdse proeftermijn om te bezien of de opgave in overeenstemming is met hun per­soonlijke gave en de taak verantwoordingsvol kan worden ingevuld. De proeftermijn kan eventueel worden verlengd. Na de proeftermijn volgt een aanstelling voor onbepaalde tijd. Ook kringleiders en medewerkers moeten voldoen aan de eisen die aan diakenen worden gesteld.

6.2 Voor oplossing van specifieke probleemstellingen of de organisatie van complexe activiteiten kunnen werkgroepen of commissies van gemeenteleden in het leven geroepen worden al dan niet onder voorzitter­schap van een oudste of een diaken. Ze doen verslag van hun activiteiten aan het bestuur en de gemeentevergadering.

6.3 De gemeenteleiding roept min­stens eenmaal per jaar alle kringleiders en medewerkers bijeen, draagt zorg voor geestelijke begeleiding en nodige training en geeft faciliteiten voor een goede taakuitoefening. Deze bijeenkomst wordt minimaal twee weken voor de vergader­da­tum afgekondigd. De bij­eenkomst wordt voorgezeten door de pastor of een daartoe aan­ge­wezen oudste. Daarnaast zorgen de oudsten ervoor dat elke medewerker een vaste oudste als aanspreekpunt heeft.

6.4 Voor afkondiging van activiteiten, uitnodigingen e.d. en verdeling van informa­tie­mate­riaal van derden is steeds toestemming nodig van de kring van oud­sten.

6.5 Besluiten en belangrijke verhandelingen worden altijd schriftelijk vast­gelegd. Elk forum benoemt daartoe een notulist of secretaris. Ver­slagen en correspondentie worden ter archivering overgedragen aan de secreta­ris van het stichtingsbestuur.

6.6 De penningmeester van de gemeente is belast met de boekhouding van alle inkomsten en uitgaven van de ge­meente. Jaarlijks legt hij de staat van baten en lasten, balans en begroting voor aan het stichtingsbestuur en de gemeentevergadering.
Hij is gehouden tot geheimhouding van bijdragen die door ge­meenteleden overeenkomstig punt 3.1 zijn gegeven. Namen van begun­stigers kunnen slechts worden verstrekt aan de belastingdienst in ver­band met de controle op de aftrek van giften voor de inkomstenbelas­ting. De gezamen­lijke inkomsten en uitgaven moeten ordelijk geboekt worden. De in­kom­sten uit collecten moeten steeds door twee gemeente­leden worden geteld. De gemeen­teleiding is het uitvoerende orgaan voor wat betreft de beste­ding van de uitgaven van de gemeente. De gemeentekas dient ten minste eenmaal per jaar door twee afgevaardigden van de gemeentevergadering gecon­troleerd te worden. Zij doen van hun bevindingen verslag aan de ge­meen­te­vergadering en aan het stichtingsbestuur.

7.  Overgangs- en slotbepalingen

7.1 De op datum van ingang van deze leidraad in functie zijnde oudsten en medewerkers worden geacht hun functie voort te zetten.

7.2 Deze leidraad kan slechts worden gewijzigd in een ge­zamenlijke vergadering van de oudsten, stichtingsbestuur en gemeentevergadering met meerderheid van stemmen. In deze vergadering dienen minimaal alle oudsten en twee­ der­de van de medewerkers aanwezig te zijn.

7.3 Deze leidraad treedt in werking per 1 februari 2005 en een aangepast concept uit juli 2022. Vaststelling zal plaatsvinden in de volgende gemeentevergadering.

 

Bijlage 1. 

Statuten Stichting Gemeente Gods te Brunssum

artikel 1
De stichting is genaamd: Stichting Gemeente Gods. Zij heeft haar zetel in de Gemeente Brunssum.

artikel 2
Het doel van de stichting is het behartigen van de belangen van het werk van de Gemeente Gods in de Gemeente Brunssum en omgeving en in het bijzonder het bouwen en/of inrichten van vergaderlokalen voor leden van genoemde Gemeente, het bij elkaar brengen van gelden om die gebouwen te verwezenlijken en om alle andere activiteiten in de ruimste zin des woords, die uitgaan van genoemde Gemeente mogelijk te maken en te steunen, alsmede om de kosten verbonden aan de bijeenkomsten van de Gemeente Gods te helpen financieren.

artikel 3
De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:
1. het oprichtingskapitaal;
2. vrijwillige bijdragen welke worden gedaan door de aangesloten leden van de Gemeente Gods, alsmede schenkingen, legaten en erfstellingen;
3.gelden afkomstig van alle andere geoorloofde activiteiten.

artikel 4
1. Aan het hoofd van de stichting staat een bestuur van tenminste drie en ten hoogste negen leden.
2. De voorganger van de Gemeente Gods in Brunssum is ambtshalve toegevoegd aan genoemd bestuur, doch heeft uitsluitend een adviserende stem.
3. Uitbreiding van het bestuur tot het in lid 1 van dit artikel gestelde maximum geschiedt door besluit van de vergade­ring van het bestuur.
4. De functies der bestuursleden zullen in onderling overleg tussen deze worden verdeeld. Er zal in ieder geval een voorzitter, secretaris en penningmeester worden aangewezen. De functies van secretaris en penningmeester kunnen door één persoon kunnen worden uitgeoefend.
5. De voorzitter en een bestuurslid vertegenwoordigen de stichting in en buiten rechte.
6. De penningmeester is belast met het bewaren en beheren van de gelden der stichting. Hij is verplicht deze gelden niet met eigen of andere middelen te vermengen. Voor het geven van kwijting is de handtekening van de penningmeester voldoende.
7.Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten, tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoe­deren.
8. Het bestuur is niet bevoegd tot sluiten van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk mede­schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor de schuld van een derde verbindt, tenzij de statuten anders bepalen.

artikel 5
Het bestuur is bevoegd een huishoudelijk reglement vast te stellen tot nadere regeling van de werkwijze der stichting. Het huishoudelijk reglement zal geen bepalingen mogen bevatten welke in strijd zijn met de wet of deze statuten.

artikel 6
1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
2. Per einde van ieder boekjaar worden de boeken van de stichting afgesloten. Daaruit wordt door de penningmeester een balans en een staat van baten en lasten over het geëindigde boekjaar opgemaakt.

artikel 7
1. Ontbinding van de stichting kan geschieden wanneer een desbetreffend voorstel wordt aangenomen met een meerder­heid van drie/vierde van het aantal uitgebrachte stemmen in een opzettelijk daartoe bijeengeroepen vergadering, waarin tenminste drie/vierde van het aantal leden in persoon vertegenwoordigd is.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door het bestuur.
4. De vereffenaars dragen er zorg voor dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het register bedoeld in artikel 11 lid 3 boek II van het Burgerlijk Wetboek.
5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
6. Een eventueel batig saldo zal worden overgedragen aan Missionswerk der Gemeinde Gottes e.V. te Fritzlar (Bonds­republiek Duitsland) en na oprichting van een Europees overkoepelende rechtspersoon aan laatstgenoemde.
7. Na afloop van de vereffening blijven boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende dertig jaar berusten onder een openbaar gemeentearchief.

Verleden voor notaris mr. J.M.M. Kreijn te Brunssum op 22 juli 1988. Ingeschreven bij Kamer van Koophandel Zuid-Limburg onder nummer S-41070632.

 

Bijlage 2.

Gedragscode voor leidinggevenden in de gemeente

 1. Inleiding
De Bijbel laat er geen misverstand over bestaan dat zij die geroepen zijn leiding te geven, een grote verantwoordelijkheid dragen. Reeds in Deuteronomium 17: 14-20 worden de toekomstige koningen van Israël strikte regels voorgehouden betreffende het omgaan met macht, seksualiteit en geld. In Ezechiël 34 wordt indringend door de profeet gesproken over herders die zichzelf in plaats van de schapen weiden. Ook het Nieuwe Testament kent enkele duidelijke vermaningen aan het adres van hen die leiding geven, onder andere in 1 Timotheüs 3:1-7 , Titus 1: 5-9 en 1 Petrus 5: 1-3 . Duidelijk is dat leidinggeven gekwalificeerd wordt door het voorbeeld van onze Here Jezus Zelf, namelijk ‘in de gestalte van een dienstknecht’ (Filippenzen 2:7). De zonde houdt geen halt bij de kerkdeur en ook niet bij het hart van geestelijke leiders. Ook binnen de evangelische beweging is sprake van machtsmisbruik en manipulatie van mensen, van fraude en bedrog, van onzorgvuldige omgang met geld en middelen en van seksueel misbruik. Wij willen onze ogen daarvoor niet sluiten en al het mogelijke doen om dit te voorkomen en/of er een einde aan te maken. Daarom aanvaarden wij deze regels als minimale afspraken waarop leidinggevenden in onze kerk/gemeente aanspreekbaar zijn, opdat aan ieder bekend is ‘hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods’ (1 Timotheüs 3:15). Om niet telkens de vele synoniemen voor het begrip voorganger, oudste, ouderling of leidinggevende, te moeten gebruiken, is in deze tekst gekozen voor het woord leidinggevende, zonder dat daarmee over de andere benamingen een waardeoordeel wordt uitgesproken. Hetzelfde geldt met betrekking tot het gebruik van het woordje ‘hij’, we hebben ons aangesloten bij gangbaar spraakgebruik zonder in dit kader een uitspraak te doen over de uitoefening van bedieningen door mannen en vrouwen.

2. Algemeen
2.1
Zij die leiding geven in kerk of gemeente, zijn vanuit hun roeping en aanstelling verantwoordelijk voor de invulling en uitoefening van de bediening binnen de door hun eigen kerkgenootschap/gemeente gestelde regels en afspraken.
2.2 Integriteit en heiligheid moeten de leidinggevende kenmerken in zijn omgang met God en zijn persoonlijke handel en wandel, van de leidinggevende mag verwacht worden dat hij zelf als discipel van Jezus Christus leeft voor Gods aangezicht in alle persoonlijke en publieke relaties en dat hij daarin anderen ook door zijn voorbeeld wil leiden.

3. Relaties binnen de gemeente.
3.1a De leidinggevende zal zorgvuldig omgaan met het verschil in beroeps- en privérelaties. Hij zal daarbij altijd de nodige onafhankelijkheid van mensen en zijn verantwoordelijkheid tegenover God in het oog houden.
3.1b Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de leidinggevende, ter bescherming van zichzelf en anderen, om de grenzen aan te geven ten aanzien van wat wel en niet verantwoord is binnen een pastorale relatie en deze grenzen ook te bewaren en te bewaken.
3.2 De leidinggevende zal zich in het maatschappelijk verkeer zorgvuldig gedragen en betrouwbaar zijn.
3.3 De leidinggevende eerbiedigt de persoonlijk (fysieke en geestelijke) integriteit van de ander. Hij dient zich bewust te zijn van zijn vertrouwenspositie in pastorale situaties en de machtsongelijkheid die dat met zich kan meebrengen. Hij zal geen misbruik maken van de eventuele afhankelijkheid of  kwetsbaarheid van diegenen die aan zijn pastorale zorg zijn toevertrouwd.
3.4 De leidinggevende zal zich niet laten omkopen, noch erfenissen van gemeenteleden aanvaarden, De leidinggevende zal terughoudend zijn in het aannemen van giften en geschenken van gemeenteleden voor zichzelf. De leidinggevende zal giften en geschenken van gemeenteleden die alle redelijkheid te boven gaan niet accepteren.
3.5 De leidinggevende zal waken voor misbruik van de macht die voortvloeit uit zijn positie ten opzichte van derden, tegen het gebruik van manipulatie en tegen belangenverstrengeling.
3.6 De leidinggevende zal al hetgeen hem in het kader van zijn bediening vertrouwelijk ter kennis is gekomen, beschouwen als ambtsgeheim. Hij heeft ter zake tegenover derden behoudens zijn verantwoordelijkheid voor de wet- een zwijgplicht. De leidinggevende draagt er zorg voor, dat de geheimhouding van de gegevens van de ander en de bescherming van diens persoonlijke levenssfeer verzekerd zijn.
3.7 In de omgang met conflicten, binnen de gemeente – al dan niet zijn eigen persoon betreffend – zal de leidinggevende een bediening van vrede nastreven. Bij het oplossen van conflicten zal hij streven naar een wijs evenwicht tussen openheid en vertrouwelijkheid. In zijn werk als conflictbemiddelaar zal hij zich waar nodig laten bijstaan door commissies van wijze mannen\vrouwen van binnen en\of buiten de gemeente of een beroep doen op de denominatie waartoe zijn gemeente behoort, dan wel op de Vereniging Christen-Juristen voor Conflictoplossing, of vergelijkbare instanties die zich erop richten om conflicten regelmatig op te lossen, echter zonder inschakeling van de rechterlijke macht.
3.8 De leidinggevende zal er zorg voor dragen ook zelf pastoraat en\of begeleiding\supervisie te ontvangen. Hij zal – ook samen met anderen – zijn eigen functioneren regelmatig kritisch evalueren.

4. Relaties ten opzichte van collega’s
4.1
De leidinggevende zal zich collegiaal opstellen ten opzichte van allen die werkzaam zijn in de dienst van het evangelie en hij zal zich inspannen de eenheid in Christus zo concreet mogelijk met hen te beleven.
4.2 De leidinggevende zal zich onthouden van het publiekelijk uiten van kritiek op het functioneren van een collega. Tevens zal hij zich gereserveerd opstellen in het geval hem zulke kritiek ter ore komt. Wel zal hij, overeenkomstig Mattheüs 18:15-20, zijn verantwoordelijkheid nemen in geval van zonde of dwaling.
4.3 Wanneer een leidinggevende terugtreedt als voorganger van een gemeente en daar blijft wonen, zal hij distantie in acht nemen om zijn opvolger de ruimte te geven zijn bediening op zijn eigen wijze uit te oefenen..

Toelichting:
ad  3.2  Van leidinggevende mag worden verwacht dat zij zorgvuldig zijn in hun toezeggingen en afspraken en ook betrouwbaar zijn in hun contacten met bijvoorbeeld de overheid (fiscus). Individuele ontsporingen kunnen het aanzien van de totale beroepsgroep ernstig schaden en overleg over maatregelen die de groep als geheel aangaan, blokkeren.
ad  3.3 Deze bepaling impliceert onder andere dat de leidinggevende in een pastorale relatie gehouden is, zelfs als de ander dat verlangt of daartoe uitnodigt, niet metterdaad in te gaan op seksuele toenaderingspogingen, dan wel zelf dergelijke toenaderingspogingen te ondernemen.
ad  3.4 De leidinggevende moet vrij staan tegenover zijn gemeenteleden. Waar van toepassing is het vastgestelde rechtspositiereglement van het kerkgenootschap de waarborg van die vrijheid. De pastorale relatie mag niet worden belast door grote giften, geschenken of erfenissen. Uiteraard wordt hier niet bedoeld dat de leidinggevende geen blijk van waardering (bos bloemen, cd, boekenbon) zou mogen accepteren.
ad  3.6 Dit blijft ook gelden wanneer de leidinggevende om wat voor reden ook zijn bediening beëindigd heeft.

Algemene ethische code vastgesteld door de Evangelische Alliantie Nederland in 2001.

 

* Over de in deze strofe genoemde onderwerpen zijn/komen uitgebreide Bijbelstudies of folders beschikbaar.