Robert Severin

Openbaring 4

Gelukkig is wie dit voorleest, en gelukkig zijn zij die deze profetie horen en die acht slaan op wat hier gezegd wordt. Want de tijd is nabij (Openb. 1:3).

God houdt zich verborgen, maar Hij laat zich ook vinden. Zo is het ook met de geheimen van het boek Openbaring; ze zijn te ontrafelen en vaak met behulp van andere teksten in de Bijbel en onze geschiedenisboeken.
Voor Openbaring geldt misschien nog meer dan voor andere Bijbelboeken dat het belangrijk is niet de opvatting van de eigen denominatie of een of andere prediker of boek klakkeloos over te nemen. We hebben allemaal de zalving van de heilige Geest ontvangen, zegt Johannes.

Openbaring begint met de verschijning van Jezus aan Johannes op het eiland Patmos, waarna Hij de zeven brieven citeert aan de zeven gemeenten.
Hierna wordt Johannes in de geest mee naar de hemel genomen en krijgt hij Gods troonzaal te zien.

We gaan eerst eens kijken wat drie andere profeten in het Oude Testament hiervan gezien hebben.

Jesaja 6
In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel. Boven Hem stonden serafs. Elk van hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en twee om mee te vliegen. Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is Jahweh van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit.’ Door het luide roepen schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook.

Ezechiël 1
Dit is wat ik zag: een stormwind, komend uit het noorden, een grote gloeiende wolkenmassa, een vuur van bliksemflitsen. Daar middenin zag ik iets dat glansde als wit goud. In het midden van het vuur zag ik iets dat leek op een viertal wezens.

En dan geeft hij een uitvoerige beschrijving van die vier wezens, waarvan hij in hoofdstuk 10 trouwens zegt dat hij nu begrijpt dat het cherubs zijn.
Ze hebben 4 gezichten, 4 vleugels, handen aan de vleugels, wielen waarvan de velgen bedekt zijn met ogen. Ze vormen een eenheid en bewegen door de Geest. Ze dragen een koepel waarop Gods troon staat.

26 En boven de koepel zag ik iets dat leek op een troon van saffier, en daarboven, op die troon, zag ik een gedaante als van een mens. 27 Vanaf wat zijn lendenen leken te zijn naar boven toe zag ik iets dat glansde als wit goud en door iets als vuur omgeven was, en naar beneden toe zag ik iets als vuur, omgeven door een stralende gloed. 28 Zoals de boog die bij regen verschijnt in de wolken, zo zag die gloed eruit. Dit was de aanblik van de stralende verschijning van Jahweh, en toen ik dit alles zag, wierp ik me voorover op de grond.

Daniël 7
Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaatsnam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. 10 Een rivier van vuur welde op en stroomde voor Hem uit. Duizend maal duizenden dienden Hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor Hem.

Er staan dus 10x meer engelen vóór Hem dan dat er Hem dienen. Voor mij klinkt dat als een boodschap: het is 10x belangrijker in Zijn aanwezigheid te zijn dan voor Hem te werken.

Daniël ziet dus miljoenen engelen, Ezechiël ziet de vier cherubs die als een eenheid Gods troon dragen en Jesaja ziet de serafs boven de troon.
Waarschijnlijk is satan zo’n seraf geweest, een beschuttende cherub zoals Ezechiël hem noemt, met zijn hele lichaam bedekt met vurige edelstenen.
Het woord seraf wordt in de Bijbel trouwens vaker vertaald als slang (vanwege hun vurige beten).

Maar nu dan Openbaring 4
Hierna had ik een visioen. Er stond een deur open in de hemel. De stem die me eerder had toegesproken met het geluid van een bazuin, zei nu: ‘Kom hierboven, dan laat ik je zien wat er hierna gebeuren moet.’ Op hetzelfde moment raakte ik in vervoering. Er stond een troon in de hemel en daarop zat Iemand. Degene die daar zat had een uiterlijk als van jaspis en sarder, en rond de troon was een regenboog die eruitzag als smaragd. Om de troon heen stonden vierentwintig andere tronen, waarop vierentwintig oudsten zaten. Ze droegen witte kleren en hadden een gouden krans op hun hoofd. Van de troon gingen bliksemschichten uit en donderslagen en groot geraas. Voor de troon brandden zeven vurige fakkels; dat zijn de zeven geesten van God. Ook lag er voor de troon iets als een zee van glas, van kristal. Midden voor de troon en eromheen waren vier wezens, die van voren en van achteren een en al oog waren. Het eerste wezen zag eruit als een leeuw en het tweede als een jonge stier; het derde had een gezicht als een mens en het vierde leek een vliegende adelaar.
Elk van de vier wezens had zes vleugels, met overal ogen langs de randen en aan de binnenkant. Dag en nacht herhalen ze: ‘Heilig, heilig, heilig is Jahweh God de Almachtige, die was, die is en die komt.’ Telkens als deze wezens lof, eer en dank brengen aan degene die op de troon zit en die tot in eeuwigheid leeft, 10 werpen de vierentwintig oudsten zich neer voor Hem die op de troon zit, en aanbidden Hem die leeft tot in eeuwigheid, en leggen hun kransen voor zijn troon met de woorden: 11 ‘U komen alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want U hebt alles geschapen: Uw wil is de oorsprong van alles wat er is.’

Een engel roept hem dus naar boven met een stem als een bazuin. Dat bereidt hem voor op het ontzagwekkende dat hij te zien krijgt.
Er staat in de meeste vertalingen dat Johannes dan in geestvervoering raakt, maar in de grondtekst staat “raakte in de geest”. Dat heeft in eerste instantie niets met extase of emoties te maken, die kunnen er wel op volgen natuurlijk.

Het eerste wat hij op de troon ziet is “een Zittende”. De nadruk wordt op het zitten gelegd. Zitten spreekt van rust. Een echte heerser zit en heeft groot gezag. Hij maakt zich niet druk. Alles in de troonzaal is ook heel geordend. Iedereen weet zijn plaats.

De glorie van de troon wordt beschreven aan de hand van prachtige en heldere kleurrijke edelstenen. Edelstenen spreken van majesteit, rijkdom en schitterende schoonheid.

(aanvulling van Frédéric – tot de regenboog):
Jaspis is een woord waar vertalers moeite mee hebben. Edelstenen konden in de loop van de tijd een naamsveranderingen ondergaan. Jaspis is er één van; men denkt dat vroeger diamant jaspis heette. Er wordt ook gedacht aan een fonkelende, rode robijn.
In eerste instantie ga ik uit van jaspis. Deze steen is bekend om z’n bloedrode kleur. Ook sardius kan rood zijn. Qua materiaal is trouwens erg weinig verschil tussen jaspis en sardius. Misschien wilde Johannes de nadruk leggen op de kleur rood, maar aan de andere kant ook de schoonheid, omdat hij als beschrijving edelstenen gebruikt. Dus de persoon op de troon was rood. Dat doet denken aan Jezus, het Lam dat geslacht is (Openb. 5:12), Hem, die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed (Openb. 1:5).
Het woord dat is vertaald met Jaspis is ‘vuur gooien’. Daarom is de vertaling van de fonkelende, rode robijn ook geen gek idee of de diamant die schittert met schakeringen van de roodoranje kleur van sardius. Het moet in ieder geval een indrukwekkend en mooi beeld zijn.
Zou in dit geval het vuur de Heilige Geest zijn? Johannes de doper zei: die zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur (Lucas 3:16b). En inderdaad, na zijn dood en zijn heengaan gooide Jezus met vuur, oftewel zond Hij de Heilige Geest en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur (Hand. 2:3).

Je kunt gerust zeggen dat de persoon op de troon Jezus én de Heilige Geest in één was, doch tegelijk ook de Vader, want Jezus zegt in Joh. 10:30: Ik en de Vader zijn één en in Openb. 3:21 staat: gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon.”
In Openb. 3:21 zegt Johannes ook: Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon. In Joh. 17 lezen we het gebed van Jezus waarbij Hij in vers 24 bidt: Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn. Onvoorstelbaar!
Wij die nog op aarde zijn en verlost zijn uit onze zonden door zijn bloed en het vuur van de Heilige Geest hebben ontvangen, mogen ook schitteren: opdat u zuiver en smetteloos bent, onberispelijke kinderen van God te midden van een verdorven en ontaarde generatie, waartussen u schittert als sterren aan de hemel (Fil. 2:15).

En rond de troon een prachtige regenboog, symbool van het verbond met Noach, symbool van hoop dwars door de oordelen die gaan komen.
Johannes spreekt van een regenboog door smaragd, maar die is groen, maar Ezechiël zag die regenboog ook, maar dan zoals die eruit ziet na een regenbui op aarde (dus niet groen), dus hier wordt waarschijnlijk een doorzichtige steen bedoeld, maar allemaal perfect en schitterend in ieder geval!

Dan worden 24 oudsten genoemd.
Het moeten mensen zijn, want engelen worden niet oud, laat staan oudste.
Ze hebben witte klederen en kronen en zitten op tronen, zoals door Jezus beloofd in de brieven aan de mensen in de gemeenten die zouden overwinnen.
Ezechiël en Jesaja en Daniël zagen deze oudsten niet.

David stelde vlak voordat hij stierf onder de levieten 24 priesterafdelingen met hun 24 oudsten aan om dienst te doen in de tempel. En 24 groepen muzikanten en zangers om God voortdurend te prijzen in de tempel. Verder 24 opperpoortwachters met elk 24 poortwachters onder zich.
Maar het getal 24 komt ook in Openbaring zelf voor, namelijk bij het Nieuwe Jeruzalem. Daar zijn 12 stenen als fundament van de muren met de namen van de apostelen en 12 poorten met de namen van de 12 stammen van Israël. Hier zie je Gods volk in zijn volheid: de Joden en heidenen die ze samen vertegenwoordigen. Ik heb zelf altijd gedacht aan de 12 apostelen en 12 grote Godsmannen vóór Jezus’ tijd, maar de Bijbel zegt daar verder niets over.
Vierentwintig is in ieder geval een getal van volkomen vertegenwoordiging.
De gemeente van Jezus bevindt zich hier dus voor de troon van God.

Van de troon gaan bliksemstralen en donderslagen uit en groot geraas, net zoals van de berg Sinaï toen het verbond met Israël werd aangegaan. Dit spreekt van een ontzagwekkend God en van een aankondiging van oordelen.

En zeven vurige fakkels, de zeven geesten van God die voor zijn troon staan. Net zoals de 7-armige kandelaar in de tempel.
Jezus heeft de zeven geesten, staat een paar keer in Openbaring.

Dan een zee van glas. Ezechiël zag een uitspansel van helder ijskristal.
Het koperen wasvat in de tempel wordt ook ‘de koperen zee’ genoemd. In koper kun je jezelf spiegelen en met het water kun je je dan wassen, maar in de hemel hoeft dat niet meer.

Dan de cherubs. Deze vier symboliseren waarschijnlijk de schepping. Het getal ‘vier’ heeft betrekking op de aarde: vier seizoenen, vier windstreken, vier elementen.
Ze hebben zes vleugels (volgens Ezechiël vier) en overal ogen en vier verschillende gezichten – ze vertegenwoordigen de roofdieren, tamme dieren, mensen en vogels.
In Ezechiël 1 staat een uitvoerige beschrijving van ze.
(aangevuld door Hermien:) In Numeri 2 lezen we dat de stammen in groepen van drie rondom de tabernakel waren gelegerd. Elke groep had zijn vaandel. Hierop stonden een Leeuw (de groep van Juda – met Issaschar en Zebulon), een Adelaar (de groep van Dan – met Naftali en Asjer), een rund of stier (de groep van Efraïm – met Menasse en Benjamin) en een mens (de groep van Ruben – met Simeon en Gad) afgebeeld.
In het begin van de kerk werd de leeuw als een symbool van koninklijke macht gezien, het rund stond voor Jezus’ priesterschap, de menselijke figuur voor de menswording van Jezus, en de adelaar voor de Heilige Geest.

Het waren cherubs met twee vleugels die de ark van het verbond bedekten.

We zien hier dus door de vier profeten iets waarvan het tabernakel een afspiegeling was, zoals in Hebreeën 8:5 staat: Zij verrichten hun dienst [in de tempel] in wat de afspiegeling en de voorafschaduwing is van het hemelse heiligdom, zoals dat aan Mozes geopenbaard werd toen hij begon met het oprichten van de tabernakel.

Het hoofdstuk eindigt met de aanbidding van God door de vier wezens en de vierentwintig oudsten.
Telkens als de cherubs ‘Heilig, heilig, heilig is Jahweh God de Almachtige, die was, die is en die komt’  roepen,  werpen de vierentwintig oudsten zich neer voor Hem die op de troon zit, en aanbidden Hem die leeft tot in eeuwigheid, en leggen hun kransen voor zijn troon met de woorden: ‘U komen alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want U hebt alles geschapen: Uw wil is de oorsprong van alles wat er is.’

 

Openbaring 5

De vorige keer lazen we in Openbaring 4 de indrukwekkende beschrijving van Gods troon en troonzaal, met de vier wezens (cherubs), de 24 oudsten op hun tronen en de miljoenen engelen.

We gaan nu verder met hoofdstuk 5. Aan het begin van Openbaring zei Jezus:
Gelukkig is wie dit voorleest, en gelukkig zijn zij die deze profetie horen en hetgeen hier gezegd wordt bewaren.
Toen Maria de woorden van de twaalfjarige Jezus in de tempel niet begreep, staat er vervolgens dat ze de woorden in haar hart bewaarde. En zo ook met Openbaring: sommige woorden begrijpen we niet, maar we zijn gelukkig, staat er, als we de woorden ‘bewaren’ (dat woord wordt in de grondtekst gebruikt).

In Openbaring 5 staan we nog in de troonzaal en Johannes beschrijft:
Toen zag ik dit: Degene die op de troon zat had in zijn rechterhand een boekrol die aan beide kanten beschreven was en met zeven zegels was verzegeld. Ik zag een machtige engel die met luide stem uitriep: ‘Wie komt het toe de zegels te verbreken en de boekrol te openen?’ Maar er was niemand in de hemel of op aarde of onder de aarde die de boekrol kon openen en inzien. En ik huilde vele tranen dat blijkbaar niemand het waardig was om de boekrol te openen en hem in te zien. Toen zei een van de oudsten tegen mij: ‘Huil niet. Want de leeuw uit de stam Juda, de telg van David, heeft de overwinning behaald, en daarom mag Hij de boekrol met de zeven zegels openen.’

God heeft een boekrol in handen, aan beide zijden beschreven. Dat geeft de indruk dat er veel in staat beschreven. Er gaat veel gebeuren, God gaat veel doen.
Hij houdt het in zijn rechterhand, het is met die hand dat Hij gerechtigheid uitoefent.

Verzegeld met zeven zegels, dus volkomen verzegeld. Zeven is het getal van volkomenheid in de Bijbel.
In het Romeinse recht schenen testamenten ook zeven zegels te hebben en akten werden aan twee kanten beschreven, en we hebben bij deze boekrol ook tegelijk te maken met het testament van Jezus.

Een machtige engel brengt spanning in de situatie en roept uit wie de boekrol mag openen. Waarschijnlijk roept de boekrol een enorme nieuwsgierigheid en een groot verlangen op. Het zal gaan over rechtvaardige oordelen en verlossing en vele beloften waar enorm naar uitgezien wordt. Het gaat over de grote ontknoping van de eindtijd. Eindelijk!

Even lijkt het erop dat het gesloten zal blijven. Niemand is waardig, zelfs de getrouwste en door het bloed van het Lam gereinigde gelovige niet. Dat maakt dat Johannes door emotie overmand wordt en enorm begint te huilen. Maar hij wordt gauw getroost door een van de oudsten die hem op de Leeuw uit de stam van Juda wijst, de telg van David.

Midden voor de troon, tussen de vier wezens en de oudsten, zag ik een lam staan. Het zag eruit als geslacht en het had zeven horens en zeven ogen; dat zijn de zeven geesten van God die over de hele wereld zijn uitgestuurd.

Hij is de leeuw van Juda en het Lam. Als geslacht lam heeft de leeuw overwonnen.

Dan de zeven geesten van God.
In Hebreeën 1:1 staat:
Over de engelen zegt Hij: ‘Die zijn engelen maakt als geesten , en zijn dienaren als een vlammend vuur.’
Je zou die geesten dus ook met engelen kunnen vertalen of windvlagen.
In het boek Tobias zegt de aartsengel Rafael:
Ik ben Rafael, een van de zeven heilige engelen, die de gebeden der heiligen voor God brengen…
Dus kunnen met die zeven geesten zeven aartsengelen bedoeld worden. Maar ikzelf denk toch dat met de zeven geesten de volheid van de heilige Geest, die ook de Geest van Jezus wordt genoemd, is bedoeld.

Het lam ging naar degene die op de troon zat en ontving de boekrol uit zijn rechterhand. Op hetzelfde moment wierpen de vier wezens en de vierentwintig oudsten zich voor het lam neer. Ieder van hen had een lier en een gouden schaal vol wierook; dat zijn de gebeden van de heiligen.

In hoofdstuk 4 wordt de Vader aanbeden, hier zien we dat Jezus dezelfde aanbidding en eer ontvangt.

Het feit dat de gebeden, de wierook, op gouden schalen liggen geeft de indruk dat ze voor God heel waardevol zijn en zorgvuldig bewaard waren en niet zomaar in een houten kistje, maar op gouden open schalen.
Ik denk dat hier naast aanbidding veel gebeden bij zijn die schreeuwen om gerechtigheid, om Gods ingrijpen.

En de lier spreekt natuurlijk van lofzang en aanbidding.
9 En ze zetten een nieuw lied in: ‘U bent waardig de boekrol te ontvangen en zijn zegels te verbreken. Want u bent geslacht en met uw bloed hebt u voor God mensen gekocht uit alle landen en volken, van elke stam en taal. 10 U hebt voor onze God uit hen een koninkrijk gevormd en hen tot priesters gemaakt. Zij zullen als koningen heersen op aarde.’

Alle eer aan Jezus! Door zijn bloed heeft Hij ons van de satan gekocht, vergeven en nog veel meer dan dat: koningschap en priesterschap verleend!
Jezus heeft zichzelf totaal opgeofferd, Hij is pure liefde en door die reinheid, rechtvaardigheid en opofferende liefde is Hij waardig om de boekrol te openen, om de erfenis in ontvangst te nemen.

Daniël, een heel wonderlijke profeet, had hier 2600 jaar geleden al wat van gezien. Daniël heeft veel gezien en zelfs het jaar voorspeld dat de Messias zou komen en sterven (in hoofdstuk 9).
In Daniël 7:9-13 staat:
In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel Iemand gelijk een mensenzoon kwam. Hij naderde de oude Wijze en werd voor Hem geleid. 14 Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden Hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
En in vers 18: Daarna zullen de heiligen van de hoogste God het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap altijd behouden – voor eeuwig en altijd.

Aan het einde van het boek Daniël, in hoofdstuk 12, vraag Daniël hoe lang het zal duren tot het einde komt, maar hij begrijpt het antwoord niet en dan lezen we vanaf vers 8:
Ik hoorde het, maar begreep het niet en zei: ‘Mijn heer, hoe zal dit alles aflopen?’ Maar hij zei: ‘Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd. 10 Velen zullen zich laten reinigen, zuiveren en louteren, maar de wettelozen zullen wetteloos handelen; en geen van de wettelozen zal het begrijpen, maar de verlichten zullen het wel begrijpen.

Ook het volgende werd al door Daniël gezien, ik lees het in Openbaring, de laatste verzen van hoofdstuk 5:
11 Daarna hoorde ik het geluid van een groot aantal engelen rondom de troon, de wezens en de oudsten; het waren er oneindig veel, tienduizend maal tienduizenden, duizend maal duizenden. 12 Met luide stem riepen ze: ‘Het lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.’ 13 Elk schepsel in de hemel, op aarde, onder de aarde en in de zee, alles en iedereen hoorde ik zeggen: ‘Aan Hem die op de troon zit en aan het lam komen de dank, de eer, de lof en de macht toe, tot in eeuwigheid.’ 14 De vier wezens antwoordden: ‘Amen’, en de oudsten wierpen zich neer en aanbaden Hem die leeft in alle eeuwigheid.

Wat kunnen we daar nog aan toevoegen? Het beste is meedoen in zingen en aanbidden!

 

De Opname van de gemeente

We hebben samen al in Openbaring, het laatste boek van de Bijbel, hoofdstuk 4 en 5 bekeken. Nu zou Openbaring 6 moeten volgen. In dit hoofdstuk worden de zegels van de boekrol door het Lam verbroken en Gods toorn begint zich over de aarde uit te gieten.

Maar de gemeente dan? Waar is die? Krijgt die ook Gods woede over zich heen?
Het opvallende is dat er na Openbaring 3 niet meer over de gemeente als zodanig wordt gesproken. In hoofdstuk 2 en 3 werden de gelovigen in de gemeenten door Jezus aangespoord om te overwinnen en in hoofdstuk 4 zien we de 24 oudsten, als vertegenwoordigers van de gemeente, in de troonzaal gekroond op tronen zitten.

Is de gemeente dan tussen hoofdstuk 3 en 4 opgenomen?
Velen, vooral evangelische christenen, denken dat het wegvoeren van Johannes naar Gods troonzaal samenvalt met de opname van de gemeente. Johannes spreekt in Openbaring verder nergens over een opname. Jezus en Paulus spreken er wel over.

We kijken even wat Paulus hierover zegt in zijn uitleg over de eindtijd in 1 Thess. 4:
16 Wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan, 17 en daarna zullen wij, die nog in leven zijn, samen met hen op de wolken worden weggevoerd en gaan we in de lucht de Heer tegemoet. Dan zullen we altijd bij Hem zijn. 18 Troost elkaar met deze woorden.

En in het volgende hoofdstuk:
9 Want God heeft ons niet bestemd voor de toorn maar om redding te ontvangen door onze Heer Jezus Christus.

Dus hier lijkt het erop dat God ons ophaalt vóór zijn toorn over de aarde uitgegoten wordt.
In deze tekst wordt het woord ‘weggevoerd’ gebruikt, maar in de grondtekst staat ‘weggerukt’. Wegrukken doe je normaal voor gevaar.

Paulus spreekt hier over een bazuin, waar klinkt die in Openbaring?
En is de bazuin van 1 Korintiërs 15 in Openbaring te horen? De zevende bazuin is daar de laatste.
51 Ik zal u een geheim onthullen: wij zullen niet allemaal eerst sterven – toch zullen wij allemaal veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en zullen ook wij veranderen.

Er zijn verschillende gedachten over de opname en sowieso over Openbaring. Sommigen nemen niets letterlijk. Maar wat de opname betreft, heeft er al een letterlijk plaatsgevonden. Daar lees je makkelijk overheen. Dat staat in Matteüs 27:
50 Nog eens schreeuwde Jezus het uit, toen gaf Hij de geest. 51 Op dat moment scheurde in de tempel het voorhangsel van boven tot onder in tweeën, en de aarde beefde en de rotsen spleten. 52 De graven werden geopend en de lichamen van veel gestorven heiligen werden tot leven gewekt; 53 na Jezus’ opstanding kwamen ze uit de graven, gingen de heilige stad binnen en verschenen aan een groot aantal mensen.

Dat moet toch heel indrukwekkend geweest zijn. Ik neem aan dat deze heiligen daarna niet weer de graven ingegaan zijn, daar hadden ze niets meer te zoeken. Jezus heeft ze vast meegenomen naar de hemel. Zij zijn de eerstelingen van de oogst.

Jezus zelf vertelt als Hij het over de eindtijd heeft ook over de opname van de gelovigen, o.a. in Lucas 17:
34 Ik zeg jullie, die nacht zullen er twee in één bed liggen: de een zal worden meegenomen, de ander achtergelaten. 35 Van twee vrouwen die samen aan het malen zijn, zal de een worden meegenomen, de ander worden achtergelaten.’

Stel je voor wat dat voor een moment zal zijn. Heerlijk voor degenen die meegenomen worden en wat afgrijselijk voor degenen die achterblijven, vooral als het vóór de grote verdrukking plaatsvindt. Of gebeurt dit vóór het begin van het duizendjarig rijk?
Het gaat in ieder geval onverwachts gebeuren en ik zou beslist niet achtergelaten willen worden, wat er daarna ook gebeurt, want ik wil deel uitmaken van de groep die de bruid van Jezus zullen vormen.

Dus we worden opgenomen vóórdat alle zegels geopend worden, óf we worden op aarde in een veilig hoekje opgeborgen, want die toorn is toch niet tegen ons gericht? Maar aan de andere kant zijn christenen nooit in de geschiedenis apart gezet als oordelen in bepaalde perioden bepaalde gebieden troffen.
Ik denk dat het verstandig is je erop in te stellen dat er misschien nogal wat volharding van je gevraagd zou kunnen worden.

Ikzelf ben nooit zeker geweest van de opname vóór de grote verdrukking. Sommige mensen kunnen héél erg zeker zijn van dingen waarover de Bijbel niet eens zo duidelijk is.

Ik ben geestelijk opgegroeid in gemeenten die over het algemeen geloven in de opname vóór de grote verdrukking. Maar na Openbaring 4 wordt er nog gesproken van gelovigen op aarde, bijvoorbeeld in hoofdstuk 7: de 144.000 verzegelden van Israël (die later als eerstelingen aan God worden aangeboden). En in de hemel voor de troon van God staat dan al de ontelbare massa die hun kleren hebben gewassen in het bloed van het Lam. Zij komen uit de grote verdrukking – staat er – en die verdrukking gaat daarna verder.

En verderop in hoofdstuk 14 staat: Gelukkig zijn zij die vanaf nu in verbondenheid met de Heer sterven.
Er zijn dus nog steeds gelovigen op aarde en die staan er dus middenin als Gods woede over de aarde gaat.

En in hoofdstuk 16 staat: 15 ‘Ik kom onverwacht als een dief!’ Gelukkig is wie wakker blijft en zijn kleren aanhoudt: hij hoeft niet naakt rond te lopen en zich voor iedereen te schamen.
Dus daar ook nog steeds gelovigen op aarde. Zij zijn er zelfs bij als Babylon wordt verwoest.
En zij zijn erbij als de antichrist volop regeert.

In 2 Tess. 2 spreekt Paulus over die periode en over de wereldheerser, de antichrist en zegt:
Hij zal alles wat goddelijk en heilig is bestrijden en zich erboven verheffen, om in Gods tempel plaats te nemen op de troon en zich voor te doen als God zelf. Herinnert u zich niet dat ik u dit herhaalde malen heb gezegd toen ik bij u was? Dan weet u ook wat hem nog tegenhoudt en dat hij pas zal verschijnen op de voor hem vastgestelde tijd. Hoewel in het verborgene de wetteloosheid nu al werkzaam is, moet eerst dat wat hem tegenhoudt verdwijnen. Pas dan verschijnt hij…

Dat wordt dan zo uitgelegd dat de gemeente, de aanwezigheid van de heilige Geest hem tegenhoudt. Maar in Openbaring 13 wordt het openbaar worden van de antichrist beschreven en er direct achteraan in vers 10 wordt gezegd:
Hier komt het aan op de standvastigheid en trouw van de heiligen.
En daarna gaat het ook over het merkteken van het beest dat we niet moeten aannemen. Dus er zijn nog steeds gelovigen op aarde en dus ook de heilige Geest.
Dus wat hield hem eerst tegen? Lekker ingewikkeld allemaal.
Maar de vraag is natuurlijk ook of alles precies chronologisch is beschreven.

In onze eerste gemeente werd gezegd: als je trouw aan Jezus bent, word je als bruid opgehaald vóór de grote verdrukking. Als je een halfslachtig christen bent, mag je nog een tijdje op aarde blijven, dan ben je nog niet rijp om geoogst te worden. Dan word je als het ware door het vuur van de grote verdrukking heen gered. Er was zelfs de gedachte dat er verschillende opnames zouden zijn zoals er in Israël jaarlijks ook verschillende oogsten zijn.
Pasen en Pinksteren zijn trouwens oorspronkelijk Israëlische oogstfeesten. En op dit moment wordt in Israël en door veel christenen het Loofhuttenfeest gevierd. Dat is ook een oogstfeest, en tegelijk het feest van de terugkomst van Christus, het feest van de komende grote oogst van de gelovige zielen.

We moeten alles doen wat van ons afhangt om opgenomen, geoogst te kunnen worden, zoals staat in Openbaring 20:
Gelukkig en heilig zijn zij die deelhebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen. Zij zullen priester van God en van de Messias zijn en duizend jaar lang samen met Hem heersen.
Dat wordt dus een heerlijke opstanding. De tweede opstanding is na die duizend jaar, zegt Johannes, en dat is voor het laatste oordeel.
Maar hoe het allemaal precies zal gebeuren is niet het belangrijkste, maar het is wel de moeite waard om te bestuderen. God wíl dat wij zijn Woord bestuderen.
Maar het gaat er vooral om of we bij die eerste opstanding zullen zijn, of we bij de bruid van Jezus zullen horen, of we opgenomen of achtergelaten zullen worden.

Paulus zegt dat we onszelf moeten onderzoeken of de geest van Christus wel in ons woont, anders zijn we verwerpelijk. Dus we moeten onszelf onderzoeken. En dat kan ook met behulp van een paar teksten.

Jezus zegt: Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen.
Dus in Jezus geloven en Hem willen volgen.

En ook: Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered.
Besluiten zich te laten dopen is de eerste daad van gehoorzaamheid.

Paulus zegt: Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered. Als uw hart gelooft, zult u rechtvaardig worden verklaard; als uw mond belijdt, zult u worden gered (Rom. 10:9-11).
Hardop Hem als je Heer belijden, voor Hem uitkomen is dus essentieel.
En als je niet gelooft dat Hij is opgestaan, wil dat gewoon zeggen dat je Hem nog niet ervaren, ontmoet en ontvangen hebt, en dus nog niet gered bent.

De heilige Geest, die je ontvangt bij je bekering, zegt in je binnenste dat je een kind van God bent. En als je onzeker bent, bid dan en vraag eventueel hulp aan anderen. We kunnen samen bidden. Het is o zo belangrijk.

 

Openbaring 6

Er zijn 2 boeken in de Bijbel die het meeste onrust veroorzaken en waar diepe verdeeldheid over bestaat, dat is Genesis (de schepping) en Openbaring.
Eigenlijk niet zo raar, want dat zijn de twee boeken waar de satan het meest zenuwachtig van wordt: in Genesis wordt zijn oordeel uitgesproken en in Openbaring wordt die uitgevoerd, en die zenuwachtigheid straalt hij op de mensen af.

Openbaring niet lezen omdat er zoveel verdeelde meningen over zijn? Tuurlijk niet! Zalig ben je als je ermee bezig bent, zegt het Woord zelfs. En je kunt toch niet zomaar iets van het Woord wegschuiven? Het is zelfs de climax van de Bijbel.

We gaan nu verder met Openbaring 6.

 

In Openbaring 5 lazen we dat het Lam waardig werd geacht de zegels van de boekrol te breken en in hoofdstuk 6 zien we Hem direct daarmee beginnen en het gaat in een rap tempo en met snelle dieren: paarden.
Als je dit hoofdstuk doorleest, dan valt de gelijkenis op met de rede over de laatste dingen in onder andere Matteüs 24, waarin Jezus spreekt over oorlogen, pandemieën, aardbevingen, vervolgingen en tekenen aan de hemel. En dat ziet Johannes hier dus allemaal in zijn visioenen gebeuren.

Toen zag ik dit: het Lam verbrak een van de zeven zegels en ik hoorde een van de vier wezens roepen met een geluid als een donderslag: ‘Kom!’ Ik zag dit: een wit paard met een ruiter, die een boog droeg. Hij kreeg een zegekrans en trok op als een overwinnaar, de overwinning tegemoet.

Het begint al direct met een probleem, want over het eerste paard zijn er allerlei uitleggingen. De een gelooft bijvoorbeeld dat Jezus op het paard zit, maar het is raar dat een van de vier wezens Hem commandeert, de ander weet zeker dat het de antichrist is. Maar als je de andere paarden bekijkt, zie je dat daar geen personen op zitten, dus zal dat hier waarschijnlijk ook niet het geval zijn. En als we deze tekst vergelijken met Matteüs 24, dan zien we dat daar maar één positief ding vermeld wordt en dat is de prediking van het evangelie. Dus waarschijnlijk wordt dat hier ook bedoeld. En het evangelie gaat inderdaad overwinnend over de aarde. God gooit als het ware de reddingsboei in de opkomende storm.

Toen het Lam het tweede zegel verbrak, hoorde ik het tweede wezen zeggen: ‘Kom!’ Er verscheen een ander, vuurrood paard. De ruiter kreeg de opdracht om de vrede uit de wereld te verdrijven, zodat men elkaar zou afslachten. Hij kreeg een groot zwaard.
Het is een groot zwaard, een zwaard van verdeeldheid, groter dan dat we gewend waren als mensheid. Is dat al gebeurd of gaat dat gebeuren of is het al begonnen?

De hierna volgende zegel kan door misoogsten komen maar kan ook rechtstreeks een gevolg van dat zwaard zijn:
Toen het derde zegel werd verbroken, hoorde ik het derde wezen zeggen: ‘Kom!’ Ik zag dit: een zwart paard met een ruiter, die een weegschaal in zijn hand hield. Te midden van de vier wezens hoorde ik iets als een stem zeggen: ‘Een dagloon voor een portie tarwe en hetzelfde bedrag voor drie porties gerst. Maar laat wijn en olijfolie ongemoeid.’
Oorlog veroorzaakt hongersnoden. Maar wijn en olijfolie blijven. Dat lijkt te willen zeggen dat de hongersnood net niet hevig genoeg is dat wijngaarden en olijfbomen neergehaald moeten worden om tarwe te verbouwen. En deze producten werden gebruikt om gewonden te verzorgen. Dus misschien nog een stukje troost.

Toen het vierde zegel werd verbroken, hoorde ik het vierde wezen zeggen: ‘Kom!’ Toen zag ik een vaal paard. De ruiter heette Dood, en Dodenrijk vergezelde hem. Zij kregen toestemming om op een vierde deel van de aarde dood en verderf te zaaien, door middel van het zwaard, hongersnood, dodelijke ziekten en wilde dieren.
Het is soms heel moeilijk bepaalde dingen in te vullen. Sommigen zijn zeker van de uitleg en komen met allerlei details, anderen weer met heel andere verhalen. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat dingen zich herhalen. En ik geloof dat de zuivere uitleg zich gaat openbaren op het moment dat het er echt op aan komt.

De vorige eeuw leek erg op dit visioen, vind ik. In vers 8 staat dat een vierde deel van de wereld getroffen wordt en dat is toen toch ruim gebeurd. Mao Zedong, Stalin, Hitler en nog een paar tirannen vermoordden samen zo’n 150.000.000 mensen en de Spaanse griep doodde meer dan de twee wereldoorlogen bij elkaar. De Bijbel spreekt over weeën en dit zou je toch duidelijk een flinke wee kunnen noemen.
Alleen dat over de wilde dieren vind ik niet terug.
Momenteel nemen rampen toe, maar wat oorlogen betreft is het in de wereld en in Europa nog nooit zo rustig geweest als nu sinds zeventig jaar.
Stilte voor de storm?

Toen het Lam het vijfde zegel verbrak, zag ik aan de voet van het altaar de zielen van al degenen die geslacht waren omdat ze over God hadden gesproken en vanwege hun getuigenis. 10 Ze riepen luid: ‘O heilige en betrouwbare Heer, wanneer zult u de mensen die op aarde leven eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?’
Dat is opvallend, het is niet meer ‘je vijanden liefhebben’ – hier wordt echt geroepen om het oordeel, en nog wel luid ook. Ze zijn het kwaad helemaal zat. Ze roepen de heilige en betrouwbare Heer op om af te rekenen met onheilige en onbetrouwbare mensen. En ze zijn ongeduldig.

 11 Ieder van hen kreeg witte kleren. Verder werd hun gezegd nog een korte tijd geduld te hebben, totdat ook de andere dienaren, hun broeders en zusters die net als zij zouden worden gedood, zich bij hen gevoegd zouden hebben.
Ze worden klaargemaakt om samen met de anderen het nieuwe begin tegemoet te gaan. Witte kleren zijn het symbool van rechtvaardigheid en reinheid.
Hier zie je ook dat overleden mensen niet in een bewusteloze toestand op Jezus’ komst wachten, maar bewust met de gelovigen op aarde uitzien naar Zijn komst.

12 Ik zag, toen het zesde zegel verbroken werd, hoe er een zware aardbeving kwam. De zon werd zwart als een rouwkleed en de maan werd bloedrood.
Na het gebed van de martelaren worden de oordelen ineens heviger. Nu begint alles te schudden. Wat er hier beschreven wordt zou kunnen ontstaan door een zware vulkaanuitbarstingen en meteoorinslagen met een zonsverduistering.

13 De sterren vielen op de aarde, zoals late vijgen die door een stormwind van de boom worden gerukt.
Jesaja 34:4 geeft dezelfde beschrijving. Wat er valt kunnen geen echte sterren zijn. Johannes zag waarschijnlijk een zwerm meteorieten de dampkring binnenkomen.

14 De hemel week terug en rolde zich als een boekrol op. Geen berg of eiland bleef op zijn plaats.
Zou hier de hele kosmos verdwijnen? Dat is wel erg hevig. Joël zegt dat de sterren hun licht zullen intrekken. Dat past misschien beter, want in Openbaring 8 wordt nog van de zon, maan en sterren gesproken. Het gaat in ieder geval behoorlijk schudden. Ze hebben me vaak gezegd dat ik met beide benen op de grond moest staan, maar dan heb je hier een probleem: de grond gaat flink schudden.
David sprak hier al profetisch over in Psalm 46:1-2
God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood.
Daarom vrezen wij niet, al wankelt de aarde en storten de bergen in het diepst van de zee.
Dus we zijn gewoon niet bang…

Misschien kennen jullie het verhaal van Joshua. Hij was in strijd met de Amorieten en hij bad dat God de zon zou laten stilstaan en dat gebeurde, de zon en de maan bleven stilstaan, een dag lang. Nooit heeft God ooit een gebed zo verhoord als toen, staat erbij. Een berg in zee gooien is daar niets bij.
Men vermoedt dat toen de aarde gekanteld is en dat daardoor de dieren in Siberië van de een op de andere dag ingevroren zijn geraakt, omdat het klimaat op één dag tijd veranderde. Nu alles zo aan het veranderen is in het klimaat, waarschijnlijk door onze hebzucht, zou zoiets zomaar weer kunnen gebeuren, bijvoorbeeld door een veranderde gewichtsverdeling door het smelten van de polen.
Jesaja 24 sprak hier al over toen hij het over de eindtijd had:
19 De aarde kraakt en barst open, de aarde schokt en schudt heen en weer, de aarde kantelt en wankelt vervaarlijk. 20 De aarde zwalkt en waggelt als een dronkaard, ze zwaait heen en weer als een hut in de storm. Haar opstandigheid drukt zwaar op haar, ze valt en staat niet meer op.

En een interessant verschijnsel is ook dat de magnetische noordpool ineens veel sneller verschuift, meer dan 50 km per jaar. De aarde is onrustig aan het worden, het aantal aardbevingen neemt ook sinds 2000 toe (nu is er een om de 11 seconden op de wereld).

15 Koningen, machthebbers, legeraanvoerders, rijken, aanzienlijken, slaven en vrije mensen, iedereen trachtte zich te verbergen in grotten en tussen de rotsen in de bergen.
Het gaat voor de ongelovigen (er worden hier 7 standen genoemd, dus echt iedereen) behoorlijk eng worden en stand en positie maken hier niets meer uit, ze beven allemaal voor de Allerhoogste.

16 Ze riepen de bergen en de rotsen toe: ‘Val op ons neer! Verberg ons voor het oog van Hem die op de troon zit en voor de toorn van het Lam!
17 Want nu is de grote dag van hun toorn aangebroken, en wie kan die doorstaan?’
Flink angstaanjagend. En wat eigenlijk heel bijzonder aan deze tekst is, is dat hieruit blijkt dat de mensen weten wie hierachter zit. Atheïsme komt dan waarschijnlijk niet meer voor. Dit vindt waarschijnlijk plaats na een hele grote wereldwijde opwekking waarin iedereen tot het besef van het bestaan van God is gekomen. Iedereen weet dat Hij er is en hier de oordelen veroorzaakt, maar ze bekeren zich nog niet. Onvoorstelbaar.

In Psalm 50 zegt Asaf:
Hij komt, onze God, en zal niet zwijgen!
Laaiend vuur raast voor Hem uit, rondom Hem wervelt een storm.
En dat zien we gebeuren. Gods heiligheid nadert de aarde en dat veroorzaakt vuur en storm. Zoiets zien we ook in het verhaal van Elia op de berg Horeb (Sinaï), beschreven in 1 Kon. 19 waar het eerst begon te stormen en toen de aarde beefde en daarna vuur kwam voordat uiteindelijk God in een zachte bries verscheen.

En nu mogen we Hem ook op aarde verwachten, maar eerst komen de weeën, net zoals bij een geboorte. Maar wij persoonlijk zijn dat stadium al voorbij, wij mogen Hem al ontmoeten in die zachte bries, wij mogen al dicht bij Hem leven, we mogen Hem zelfs door zijn Geest in ons hebben. Wij zijn al wedergeboren voordat de aarde tot wedergeboorte komt. Wij zijn de eerstelingen van de oogst.

 

 

Openbaring 7

 

In de kerstweek worden vaker conflicten op de wereld tijdelijk gestopt om toch maar “Vrede op aarde” te kunnen zingen.
Hoofdstuk 7 van Openbaring lijkt daar ook een beetje op.

In het vorige hoofdstuk zagen we dat de zegels verbroken werden en dat honger. oorlog en dood in razend tempo over de aarde gingen. Maar in dit hoofdstuk stopt Jezus ineens met het openen van de zegels van de boekrol.
Bij het zesde zegel zagen we grote natuurrampen, en nu wordt er een soort adempauze ingelast, zoals je in de eerste verzen kunt lezen:
Hierna zag ik vier engelen bij de vier hoeken van de aarde staan. Zij hielden de vier winden van de aarde in bedwang, om te voorkomen dat er een wind over land of op zee of door de bomen zou waaien. Ik zag in het oosten een andere engel opstijgen, die het zegel van de levende God had. De vier engelen die de opdracht hadden gekregen om schade toe te brengen aan het land en de zee riep hij met luide stem toe: ‘Laat het land en de zee en ook de bomen nog ongemoeid!

Het gaat hier dus niet om een zacht briesje dat de engelen tegenhouden, maar om vernietigende orkanen.
Omwille van de kinderen van God wordt alles even stilgelegd. Het is stilte voor de storm. En in die stilte worden de zegels aangebracht om de gelovigen te beschermen tegen de oordelen die vanaf nu gaan komen, zoals we ook aan het einde van het vers kunnen lezen:
Eerst moeten wij het zegel van onze God op het voorhoofd van zijn dienaren aanbrengen.

Een zegel was in de oudheid een veel gebruikt eigendomsbewijs dat niemand mocht schenden. In Openbaring 14 staat de verzegeling op het voorhoofd de naam van de Vader en van het Lam dragen.
Deze zegels beschermen ook tegen de demonische aanvallen die later in Openbaring beschreven worden.

 Toen hoorde ik het aantal van hen die het zegel droegen: honderdvieren­veertigduizend in totaal, afkomstig uit elke stam van Israël.

Honderdvierenveertigduizend is 12 x 12 x 1.000 = een getal van volkomen volheid.
Israël bestaat uit twaalf stammen. Dus 12.000 uit iedere stam.
Hier zie je dat Israël in ere wordt hersteld, zoals voorzegd door Paulus.
God houdt zich aan zijn belofte – zoals altijd.

In Romeinen 11:25b-26a zegt de apostel Paulus:
Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Zo zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat…
Maar dat heel Israël is dan niet zo veel meer. Een rest van Israël zal behouden worden, hebben de profeten vaak voorspeld en dat zien we hier dus uiteindelijk gebeuren.

Er zijn mensen die zeggen dat het getal 144.000 niet letterlijk bedoeld is, maar dan is de schare die niemand tellen kan zeker ook niet letterlijk bedoeld?
En er zijn mensen die zeggen dat met de 144.000 niet Israël bedoeld is, maar het geestelijke Israël (de kerk), maar zijn de andere volkeren waar de ontelbare schare uit bestaat dan ook ‘geestelijk’ bedoeld, wat betekent dat dan?

De Joden waren 2.000 jaar lang op de voorgrond als Gods verbondsvolk en hebben er, op een paar hoogtepunten na, niet veel van gebakken.
De christenen waren daarna 2.000 jaar op de voorgrond en hebben er, op een paar hoogtepunten na, ook niet veel van gebakken.
Maar God is trouw gebleven en blijft trouw – aan Israël en aan ons, tot het einde.
En nu breekt de tijd aan dat de Joden en heidenen weer samen op gaan trekken en dan volop vrucht gaan dragen.

Bij de opsomming van de stammen van Israël in vers 5 t/m 8 vallen wat dingen op:
In het OT werd de stam Levi (stam van Mozes) in het rijtje vaak niet genoemd, omdat ze geen grondgebied hadden gekregen; zij waren apart gezet om zich aan de dienst van God te wijden en leefden van de tienden van de andere stammen.
En in plaats van Jozef werden vaak zijn twee zonen genoemd: Efraïm en Manasse.
Zo kwam je dan weer op het getal twaalf uit.

In deze opsomming in Openbaring wordt Levi wel genoemd.
De stam Dan staat er nu niet bij. Die hadden hun erfdeel nooit echt ingenomen en hadden veel aan afgoderij gedaan. Jakob vergeleek hen met een slang, een adder en riep daarna uit: Op uw hulp hoop ik, Jahweh! In de eerste vier eeuwen na Christus werd algemeen aangenomen dat de antichrist uit de stam Dan zou voortkomen.
In het duizendjarig rijk is Dan er volgens de profeet Ezechiël wel weer bij, en ook Efraïm die waarschijnlijk ook vanwege hun vele zonden in deze opsomming niet bij is. Maar Jozef, zijn vader, staat er hier dan wel weer bij, samen met zijn andere zoon Manasse.
En als eerste stam wordt Juda hier genoemd, terwijl Ruben de oudste was, maar dat is omdat uit de stam Juda veel koningen zijn voortgekomen en uiteindelijk Jezus.

Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niet te tellen was, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het Lam.

De 144.000 zijn dus de verzegelden uit Israël en de ontelbare menigte de gelovigen uit de heidenen. Deze laatste groep is al in de hemel en zijn uit de grote verdrukking gekomen en de 144.000 zijn dan nog op aarde.

Wat een feest eigenlijk dat die schare niet te tellen is! 

10 Luid riepen ze: ‘De redding komt van onze God die op de troon zit en van het Lam!’ 11 Alle engelen stonden om de troon en de oudsten en de vier wezens heen. Ze bogen zich diep neer voor de troon en aanbaden God 12 met de woorden: ‘Amen! Lof, majesteit en wijsheid, dank en eer en macht en kracht komen onze God toe, tot in eeuwigheid. Amen.’

Ze hebben Gods redding ervaren en roepen dat uit! En ieder keer is er weer lofprijzing rondom de troon van God, en niet omdat dat moet, omdat dat de eredienst is – nee, het komt recht uit het hart. In de hemel is geen schijn, geen schijnheiligheid, geen vormchristendom – alles is oprecht, alles is echt.
Ze noemen hier 7 dingen op die God toekomen, dus een volkomen lofprijs.

13 Een van de oudsten sprak mij aan: ‘Wie zijn dat daar in het wit, en waar komen ze vandaan?’ 14 Ik antwoordde: ‘U weet het zelf, heer.’ Hij zei tegen me: ‘Dat zijn degenen die uit de grote verdrukking gekomen zijn. 

Hier zien we dus dat deze hele grote groep uit de grote verdrukking komt. Er staat er niet bij dat ze vanwege hun getuigenis gedood zijn, maar op andere plaatsen in Openbaring wordt wel gesproken van martelaren. En je gaat dat hier ook denken omdat ze in zo’n hele korte periode gestorven zijn, of opgenomen.

Over het einde zei Jezus (in Mat. 24):
Dan zal men jullie onderdrukken en doden, en jullie zullen door alle volken worden gehaat omwille van Mijn naam. 10 Velen zullen dan ten val komen, ze zullen elkaar verraden en elkaar haten. 11 Er zullen talrijke valse profeten komen die velen zullen misleiden. 12 En doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen. 13 Maar wie standhoudt tot het einde, zal worden gered.

Dat klinkt dus niet heel gemakkelijk. De wereld zal ons werkelijk gaan uitspuwen.
In die tijd kun je bij vervolging geen asiel meer aanvragen in een ander land, alleen nog in de hemel en van God krijg je altijd asiel als je je bekeert en Hem gelooft.

En over die grote menigte staat er verder:
Ze hebben hun kleren wit gewassen met het bloed van het Lam.

God had gezegd dat als een mens zondigt er bloed moet vloeien, anders komt er geen vergeving. Zo ernstig is die situatie. Vroeger slachtten de Joden dieren in hun plaats om die verzoening te kunnen krijgen. Tweeduizend jaar geleden bood Jezus zichzelf aan om als zondebok om alle schuld van de hele mensheid op zich te nemen. Vanaf dat moment had en heeft de satan juridisch geen recht meer op ons. Wij zijn “wettelijk” gekocht met bloed, zoals ook staat in Openb. 5:
9 U bent geslacht en met uw bloed hebt U voor God mensen gekocht uit alle landen en volken, van elke stam en taal.

De apostel Johannes zegt ons dat als we in het licht wandelen en onze zonden belijden, we door het bloed gereinigd worden, zelfs ons geweten volgens de Hebreeënbrief.
Als we in gemeenschap met Jezus en de medechristen blijven, in liefde, en onze zonden belijden, ook aan elkaar, zal dat bloed ons uiteindelijk stralend wit maken. Met ‘witte kleren’ gekleed zoals de Bijbel dat zegt, tegelijk een teken van overwinning.

Daarom staan ze voor Gods troon en zijn ze dag en nacht in zijn tempel om Hem te vereren. En Hij die op de troon zit zal bij hen wonen. 16 Dan zullen ze geen honger meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet bevangen. 17 Want het Lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen.’

Deze belofte is geweldig.
In het paradijs zag je daar al iets van. Adam en Eva die genieten in de natuur en God die ’s avonds op bezoek komt.
Maar wanneer God onder ons zal komen te wonen, zal het veel intenser zijn. Dan zijn het geen bezoekjes meer, maar dan zijn we als bruid van Jezus één met Hem geworden en delen we in de hele erfenis.

Daar zal geen lijden meer zijn, geen honger en dorst en geen ondraaglijke hitte.
Dat wordt niet alleen letterlijk bedoeld, maar ook in onze ziel.
Alle overgebleven pijn gaat dan weg en komt nooit weer terug.
En die toestand zal eeuwig zijn.

Het staat er heel kort: En God zal alle tranen uit hun ogen wissen.
Maar hoe intens zal dat zijn!

Na mijn bekering hebben er bij mij heel wat tranen gevloeid, de meeste van dankbaarheid. Maar ook van innerlijke wonden die genazen.
Ik heb een samenkomst meegemaakt waarbij degene die voorging tot God bad om de ergste wonden van de mensen in de zaal te genezen. Er was ineens een geschreeuw en gehuil, en bij mij kwam ook een brok naar boven. En daarna zo’n diepe genezing en troost ineens. Het was een bijeenkomst met 500-700 mensen. De heilige Geest deed in een paar minuten waar normaal per persoon urenlange pastorale gesprekken nodig zijn. Dat was dus een klein voorproefje van wat komen gaat.

We maken allemaal een heleboel mee in ons leven. Wij allemaal hebben onze wonden opgelopen en er littekens aan overgehouden. Die wonden hebben misschien ons gedrag bepaald en uiteindelijk mede ons karakter:
– We houden bijvoorbeeld mensen op afstand omdat we diep gekwetst zijn geweest, en die reactie veroorzaakt ook weer wonden.
– Of we voelen ons flink geremd omdat we onszelf lelijk of dom vinden.
– Of we hebben erg veel pech gehad en allerlei ziekten.
– Of hebben een heleboel angsten en zorgen gekend.
– Of we zijn seksueel misbruikt geweest of op een andere manier mishandeld.
– Of we hebben veel liefdesverdriet meegemaakt.

Die lijst kunnen we heel lang maken. Maar Gods liefde kan dat allemaal aan.

Ik kan me voorstellen dat als God ons gaat troosten, er zwermen engelen rond zullen gaan met zakdoekjes om de tranen af te drogen en mensenzielen open te knuffelen.
Daar zal een enorme ontspanning optreden.

Wat is er mooier dan totaal doorzichtig te worden?
Je hoeft jezelf dan niet meer groot te houden, je hoeft je nergens meer voor te schamen en je hoeft nergens meer bang voor te zijn, ook niet voor elkaar.
Al het kwaad zal uitgebannen zijn: geen hoogmoed, geen minachting, geen wreedheid of ruwheid of dwang of intimidatie, geen angst, geen spot of pesterijen, geen jaloezie of wat dan ook.
We zullen als kinderen kunnen zijn, spontaan en helemaal open en voor altijd blij.

 

 

Openbaring 8

 

In de vorige hoofdstukken hebben we gezien dat het Lam, Jezus, begonnen was met het verbreken van de zegels van de boekrol. Tot nu toe zijn er in rap tempo zes zegels verbroken. Daarna zagen we een pauze zodat de 144.000 van de Israëlieten een zegel konden ontvangen als bescherming tegen de oordelen die nog gaan komen.

Wij weten niet wat wijzelf hier op aarde nog gaan meemaken van wat er voorspeld staat in het boek Openbaring, maar God vindt het belangrijk dat wij weten wat er komen gaat, anders had het niet in de Bijbel gestaan. God wil het graag met ons delen.

Door het lezen van Openbaring leren we God ook beter kennen, we zien hoe Hij reageert op mensen die niet willen luisteren en natuurlijk ook op mensen die wel willen luisteren. En we gaan zien wat er uiteindelijk in de climax van de menselijke geschiedenis gaat gebeuren, hoe Hij met de satan afrekent en hoe de hemel en de aarde zullen vergaan en wat voor nieuws we mogen verwachten.
Natuurlijk is dat alles maar een hele ruwe schets.

Maar we gaan nu dus verder met Openbaring 8, waar het zevende en laatste zegel wordt verbroken. En dan gaat er veel gebeuren.
Maar na het verbreken van het zevende zegel wordt het onverwachts stil, zoals we in het eerste vers kunnen lezen:
Toen het Lam het zevende zegel verbrak, viel er een stilte in de hemel, gedurende ongeveer een half uur.

Tot dan toe was er een onafgebroken lofzang van de vier wezens, cherubs, serafs, engelen, oudsten en van een menigte verlosten. Maar nu is er een volledige stilte.
Een heilige stilte, wilde ik zeggen, maar in de hemel is die natuurlijk altijd heilig.
Als je er zo onverwachts een stilte valt, dan is iedereen natuurlijk ineens heel afwachtend en klaar wakker. Wat gaat er gebeuren? Er is een verwachting en een besef dat dit een overgang is naar iets nieuws. In dit geval is het stilte voor de storm.

Een half uur stilte, alsof er een grote klok in de hemel hangt, maar dat is natuurlijk in de belevingswereld van Johannes.
In alle dynamiek die hij tot nu toe voor Gods troon gezien had, lijkt een half uur best wel lang.

Stilte is goed, ook in onze samenkomsten, zodat we de tijd hebt om op God af te stemmen. Probeer maar eens een half uur stil te zijn, ook in je hoofd. Dat is niet makkelijk en dat gaat voor onze jeugd nog moeilijker worden – die worden non-stop blootgesteld aan schermen en schermpjes. Ikzelf ervaar dat dat makkelijker is in de natuur, in Gods schepping.

Die stilte in Openbaring 8 doet me een beetje denken aan de mis in de katholieke kerk – voor de concentratie; dan worden er wat handelingen uitgevoerd, zoals het klaarmaken van de wierook, en daarbij is het stil.
Als je de volgende verzen leest in Openbaring, dan krijg je de indruk dat die handelingen ook in de genoemde stilte worden uitgevoerd.

We lezen:
Ik zag de zeven engelen die voor Gods troon staan. Ze kregen alle zeven een bazuin. Toen kwam er een andere engel, die met een gouden wierookschaal bij het altaar ging staan. Hij kreeg een grote hoeveelheid wierook om die op het gouden altaar voor de troon te offeren, samen met de gebeden van alle heiligen. De rook van de wierook steeg met de gebeden van de heiligen uit de hand van de engel op naar God.

Wat de engelen betreft, wordt er algemeen aangenomen dat dit de aartsengelen zijn.
In het nieuwe testament wordt alleen Michaël een aartsengel genoemd, maar Gabriël wordt ook als één van hen beschouwd.
In de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel zegt een engel in het boek Tobia (die staat niet in onze Bijbel): Ik ben Rafaël, een van de zeven engelen die in de nabijheid van de troon van de Heer verkeren.
En in het boek Henoch, waar Judas in zijn brief in het nieuwe testament naar verwijst, worden al de zeven aartsengelen bij name genoemd.

De zeven engelen die voor Gods troon staan krijgen hier dus een bazuin om de komende oordelen van God aan te kondigen en ze stellen zich op.
En ze zien er natuurlijk veel mooier uit dan we kunnen tekenen.

In het oude testament hadden de bazuinen een belangrijke rol.
Er waren er twee en alleen de zonen van Aäron (Mozes’ broer, de eerste hogepriester) mochten erop blazen.
Iedere keer kondigde de bazuin Gods wil aan: of het opbreken van de legerplaats, of het ten strijde trekken in de oorlog, of het bijeenroepen van een feestelijke samenkomst, of het brengen van brand- en vredeoffers.

Het tabernakel dat Mozes moest bouwen in de woestijn was een afspiegeling van wat zich in de hemel bevindt, staat er in de brief aan de Hebreeën.
En nu, in Openbaring komt Johannes die hemelse voorwerpen tegen, zoals het altaar, het wierookvat, de bazuinen, enz.

Door de instructies die Mozes van God ontvangen had, weten we dat de bazuinen van zilver waren, uit een brok gemaakt. Het zilver voor het tabernakel kwam van een soort losgeld dat iedere volwassen Israëliet moest betalen, het is dus een beeld van het losgeld dat Christus voor ons heeft betaald.
Dus bij iedere aankondiging van deze oordelen, klinkt het geluid van verlossing door.
Er is nog altijd een mogelijkheid om zich te bekeren. Wat mooi.

De engelen staan nu dus klaar met hun bazuinen.

Toen kwam er een andere engel, die met een gouden wierookschaal bij het altaar ging staan. Hij kreeg een grote hoeveelheid wierook om die op het gouden altaar voor de troon te offeren, samen met de gebeden van alle heiligen.

Wierook branden gebeurde veel in de huizen. Ze hadden toen natuurlijk ook meer last van stank dan wij vandaag hier. De geurzin was in die cultuur meer ontwikkeld. Wij lezen de houdbaarheidsdatum, hun roken er alleen aan.

In de tabernakel of tempel was wierook ook belangrijk.

Exodus 30:
34 Jahweh zei tegen Mozes: ‘Neem balsemhars, cistushars en galbanum, en naast deze specerijen zuivere wierook, van alles een gelijke hoeveelheid, 35 en bereid daaruit reukwerk, een mengsel zoals een reukwerker dat maakt. Meng er zout door, het moet zuiver en heilig zijn.

Ik heb zitten puzzelen wat er precies in zat en wat de betekenis ervan is, maar dat wordt allemaal niet echt duidelijk. Wat wel zeker was, is dat het heel lekker rook.

We hadden in Openbaring 5: 8b al gelezen dat de wierook de gebeden van de heiligen was, maar hier staat dat de wierook vermengd werd met de gebeden, veel wierook zelfs.

Wierook werd dus ook gebruikt om slechte geuren te verdrijven. Onze gebeden zijn niet allemaal zuiver; het ruikt wel eens een beetje naar eigenbelang, eigen eer, oordelen over anderen. En met al die hemelse wierook erbij krijgt het toch een aangename geur voor God. Er zou mirre bij gezeten hebben en dat is het beeld van het lijden van Christus, dus onze gebeden worden geheiligd door het offer van Jezus.

En er werd zout bij gedaan, misschien een beeld van het uitzuiveren van onze flauwheid.

5a Toen nam de engel de wierookschaal, vulde hem met vuur van het altaar en wierp dat op de aarde.

Dat verwacht je niet, dat ze daarvoor gebruikt gaan worden.
Veel van de gebeden door de eeuwen en jaren heen zijn een roep om gerechtigheid geweest. Er wordt ook zoveel onrecht gepleegd op aarde onder de mensen. God leek lang niet in te grijpen, leek alles maar te tolereren. Maar al die gebeden lagen dus in gouden schalen te wachten en branden op een gouden wierookaltaar, een teken hoe kostbaar die gebeden voor God zijn. En het wierookaltaar staat ook vlak voor de troon van God.
En nu gebruikt God dus die gebeden, Hij laat het oordeel tegen alle ongerechtigheid op aarde beginnen, gooit het vuur naar beneden.

Wij bidden, maar laat het maar aan God over hoe en wanneer Hij verhoort, dat hoeven we Hem niet voor te schrijven.

5b Er volgden donderslagen, groot geraas, bliksemschichten en een aardbeving.

De ongerechtigheid heeft zijn grens dus bereikt. God grijpt in. Hij is niet onverschillig. Het deed Hem zelf groot verdriet. Maar nu is dan eindelijk de tijd rijp geworden om in te grijpen, de maat is vol en Gods woede is groot.

De zeven engelen, ieder met een bazuin, maakten aanstalten om erop te blazen.
Toen blies de eerste engel op zijn bazuin. Er kwam hagel en vuur, gemengd met bloed, en dat werd op de aarde geworpen. Een derde deel van de aarde brandde af, evenals een derde deel van de bomen en al het groen.

Dat is een ecologische ramp van ongekende grootte. Gras en bomen zijn natuurlijk ontzettend belangrijk.

In Openbaring 6, bij het verbreken van het derde en vierde zegel, zagen we dat een vierde van de aarde getroffen wordt, maar hier zien we dat het om een derde gaat. Dus de oordelen worden heviger.

De tweede engel blies op zijn bazuin. Iets dat eruitzag als een grote berg, waar de vlammen uitsloegen, werd in zee gegooid. Een derde deel van het water werd bloed, een derde deel van alle in zee levende wezens ging dood en een derde deel van de schepen verging.

Water dat bloed wordt en de hagel van de eerste bazuin doen denken aan de plagen van Egypte. Bij deze bazuin zie we een berg de zee in duiken – misschien door een enorme vulkaanuitbarsting?
Over de supervulkaan onder het Yellowstonepark in Amerika stond in de krant laatst:
“Een grote knal kan meer dan 1.000 kubieke kilometer rotsen en as uitspugen. ….. Veel leven op aarde zou daardoor uitsterven.”
En er zijn meer supervulkanen op de wereld.

10 De derde engel blies op zijn bazuin. Uit de hemel viel een grote ster, die zo fel brandde als een fakkel. Hij viel op een derde deel van de rivieren en op de waterbronnen. 11 De naam van de ster is Alsem. Dat derde deel van het water werd alsem. Veel mensen stierven door het water dat bitter geworden was.

In Jeremia 9:12b-14 zei God:
12b Ze hebben niet naar Mij geluisterd en niet volgens mijn wet gehandeld, 13 maar hebben zich laten leiden door hun koppige hart. ……. 14 Daarom – dit zegt Jahweh van de hemelse machten, de God van Israël: Ik geef dit volk alsem te eten en giftig water te drinken.

En dat zien we hier gebeuren. Alsem is een hele smerige en giftige plant.
Hij viel op een derde deel van de rivieren – waarschijnlijk wordt er bedoeld: hij tastte een derde deel van de rivieren aan en het water werd ondrinkbaar. Weer een ramp die verschrikkelijk groot is.
Het opvallende is dat de naam Tsjernobyl in het Russisch ook alsem/bitter schijnt te betekenen.

12 De vierde engel blies op zijn bazuin. Een derde deel van de zon, van de maan en van de sterren werd getroffen, waardoor dat deel verduisterd werd. Een derde deel van de dag en ook van de nacht was er dus geen licht.

Ook dit kan het gevolg zijn van een grote vulkaanuitbarsting die heel veel as uitstoot en zo het licht van de hemel verduistert en de warmte van de zon tegenhoudt. Als een supervulkaan uitbarst zou daardoor zelfs een ijstijd kunnen beginnen.
Maar het kan ook zijn dat de hemellichamen rechtstreeks getroffen zullen worden.

In Jeremia 10:2 zegt God in ieder geval:
Volg andere volken niet na, raak niet van slag door tekenen aan de hemel, ook al jagen die de hele wereld schrik aan.

Dat is een bemoediging en dat hebben we ook nodig. Wij hoeven nergens bang voor te zijn, maar hoe moeilijk is dat vaak. Onze God is almachtig, Hij is liefde en Hij heeft ons beloofd dat uiteindelijk niets ons enig kwaad zal kunnen doen, maar hoe moeilijk is dat te geloven als we midden in een storm zitten en iedereen van angst kermt. Maar dat is een keuze, een overgave.

Stefanus, de eerste martelaar, was vol van geloof en van de heilige Geest, staat er.
Hoe werd hij dat? Door overgave. En als we onszelf helemaal overgeven, dan heerst geloof en liefde in ons hart en de liefde bant alle vrees uit.

 



 

 

Zuurdesem

 

Zuurdesembrood is gezond. Dat is bekend, vooral in Duitsland waar je het volop kunt krijgen. Zuurdesem schijnt goed voor de darmen te zijn.
Wij kennen vooral bakkersgist of biergist om brood te laten rijzen, maar vroeger was zuurdesem gangbaar.
Men liet een beetje bloem met water gisten en vermengde het daarna met het deeg. Daarvan werd vlak voor het bakken weer wat opzij gelegd voor het volgende brood, enz. Ieder gezin had zijn eigen zuurdesem.
De Israëlieten hadden dat van de Egyptenaren geleerd en later had die gewoonte zich overal verspreid.

Eén keer vergelijkt Jezus het Koninkrijk van God met zuurdesem dat alles doortrekt. Verder zijn de vergelijkingen met zuurdesem in de Bijbel vooral negatief, als beeld van de zonde.
De Joden moesten bijvoorbeeld bij de uittocht de zuurdesem in Egypte achterlaten en ongedesemd brood eten bij het Pascha.
En Paulus zegt in een van zijn brieven:
Weet u niet dat al een beetje desem het hele deeg zuur maakt?
Doe de oude desem weg en wees als nieuw deeg (1 Kor. 5:6-7).

Dus wat hij zegt is alles van de wereld radicaal weg doen uit je leven, zoals slechte gewoonten en verkeerde gedachten! Dus radicale bekering en vernieuwing in het denken. Als een vers nieuw brood overnieuw beginnen. Zo niet, dan verzuur je weer helemaal.

In de brief aan de Galaten gaat Paulus tekeer tegen mensen die anderen weer een slavenjuk proberen op te leggen door ze te laten gehoorzamen aan allerlei regeltjes, o.a. de besnijdenis en allerlei wetten over eten en ‘heilige’ dagen en zegt daarover:
In Christus Jezus is het volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is. Belangrijk is dat men gelooft en de liefde kent, die het geloof zijn kracht verleent. U was zo goed op weg, wie heeft u verhinderd de waarheid te blijven volgen? Niet Hij die u geroepen heeft. Bedenk goed: Al een beetje desem maakt het hele deeg zuur (Galaten 5:6).

En wat zegt Paulus over die mensen die anderen hun vrijheid in Christus willen afnemen: Ze moesten zich laten castreren, die onruststokers!
Eigenlijk zei hij gewoon: Oprotten! want gecastreerde mannen mochten van hun eigen wet niet in de gemeente komen.

Jezus waarschuwde voor verkeerde zuurdesem en zei:
Wees op je hoede voor de zuurdesem van de Farizeeën en de Sadduceeën! (Matteüs 16:6)
Markus vertelt hetzelfde verhaal, maar daar zei Jezus volgens hem:
Pas op, hoed je voor de zuurdesem van de Farizeeën en voor de zuurdesem van Herodes (Markus 8:15)
Misschien vormen de sadduceeën en de herodianen een gelijk soort gevaar – dat is niet zo duidelijk. Misschien heeft Hij ze alle drie apart genoemd.
Maar het meeste waarschuwde Hij in ieder geval voor de farizeeën.

Het opvallende is dat Hij zijn leerlingen hierover aansprak, juist degenen die het dichtste bij Hem stonden. Dus zelfs voor de meest toegewijde mensen is dit gevaar aanwezig en ik denk iedereen van ons wel meer of minder van dat soort zuurdesem in zich heeft.
Dus laten we het maar gaan bekijken.

 

We beginnen met de FARIZEEËN.

Bij dat woord hebben we een hele negatieve associatie, we willen er zeker niet voor worden uitgescholden.
Jezus heeft ze vaak in het openbaar aangepakt en met ze gediscussieerd om zo ook hun macht over het volk te breken, want macht hadden ze en meestal dus niet op de goede manier. Ze legden het volk een zwaar juk op dat ze zelf niet eens droegen.

Johannes de Doper noemden hen en de sadduceeërs al adderengebroed, en Jezus noemde ze witgepleisterde graven, huichelaars, blinde leiders, wetsverachters, moordenaars, slangen en adderengebroed. Wauw. Dat zul je maar allemaal over je heen krijgen. Is dat nou liefde?
Opvallend is trouwens dat Johannes de Doper of Jezus hoeren en tollenaars nooit uitschold.
Of dat schelden liefde is? Ja. Allereerst liefde voor het volk, want de farizeeën gingen zelf volgens Jezus het Koninkrijk niet binnen en hielden ook nog anderen tegen om binnen te gaan. Ze onderdrukten het volk en vormden een barricade. Ze waren vijanden van de liefde en genade en waarheid die Jezus bracht.
En Jezus had ook liefde voor de farizeeën zelf. Alleen door harde woorden konden ze nog (eventueel) wakker gemaakt en gered worden.

Maar er waren ook goede farizeeën, zoals Nikodemus aan wie Jezus de wedergeboorte uitlegde, en Gamaliël, die voor de apostelen opkwam en leraar van Paulus was geweest. En Jozef van Arimathea, een belangrijk lid van het sanhedrin die farizeeër of sadduceeër was en die heel moedig voor een waardige begrafenis voor Jezus had gezorgd samen met Nikodemus.
En natuurlijk Paulus, die er trots op was als farizeeër opgeleid te zijn geweest.

De partij van farizeeën bestond sinds de tweede eeuw voor Christus en hebben  o.a. de Talmoed bijgehouden (opgeschreven mondelinge overlevering met allerlei commentaren en uitleggingen van de Torah) en zo de joodse godsdienst en cultuur bewaard.
De farizeeën bestonden uit leken en priesters die zich richtten op onderwijs van het ‘gewone volk’.
Ze zaten ook in het sanhedrin in Jeruzalem (een soort bestuursorgaan met rechterlijke macht), maar hadden daar minder macht dan de sadduceeën.

In Lucas 12:1 zegt Jezus:
Hoed je voor de zuurdesem, dat wil zeggen de huichelarij van de Farizeeën.

Hij zegt dus dat ze stiekem zijn, huichelaars, die van buiten prachtig zijn als witgepleisterde graven maar van binnen vol doodsbeenderen. Ze doen van alles om de schone schijn op te houden, zoals lange gebeden opzeggen.
Ze houden van de eer van mensen.

Is dat ook ons probleem? De buitenkant mooier laten schijnen dan dat we van binnen zijn?
Maken wij ons er ook meer druk over wat mensen van ons denken dan wat God van ons denkt? Gek hè dat we gevoeliger kunnen zijn voor wat mensen denken? Stiekem kunnen we zonden lang volhouden, ook al weten we dat God ze ziet, maar o wee als anderen er ineens van op de hoogte zijn, dan begint ons lijden pas echt.

Na die tekst over hun huichelarij gaat Jezus verder:
Niets is verborgen dat niet onthuld zal worden, en niets is geheim dat niet bekend zal worden.  Alles wat jullie in het duister zeggen, zal in het licht worden gehoord, en wat jullie binnenskamers in iemands oor fluisteren, zal vanaf de daken bekend worden gemaakt.

Dat heeft mij altijd gestimuleerd, ook voordat ik christen was, om geen dingen te doen of te denken die het daglicht niet kunnen verdragen, want alles komt toch aan het licht en dan sta je flink voor schut als blijkt dat je anders bent dan dat je doet voorkomen.
Dus laten we maar lekker open en eerlijk zijn samen.

Een ander probleem van de farizeeën was dat ze tradities boven het woord van God stelden en zo Gods Woord krachteloos maakten. En aan liefde en barmhartigheid dachten ze dus helemaal niet.
In Matt. 15:6-9 sprak Jezus ze aan vanwege een regeltje die ze bedacht hadden zodat je je ouders niet hoefde te ondersteunen:
Zo ontkracht u het woord van God uit eerbied voor uw eigen traditie. Huichelaars, wat is Jesaja’s profetie toch toepasselijk op u: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij; tevergeefs vereren ze Mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen.

Dit kom je eigenlijk vrij veel tegen in kerken, de gewoonte om zich niet door het Woord te laten corrigeren, maar de traditie boven alles te stellen en dat ook heel emotioneel te verdedigen.
Ik was in een vol-evangelische gemeente en daar was het de Afrikanen verboden te jubelen (een soort indianengeluid dat ze lieten horen als God wat geweldigs deed of een spreker iets geweldigs over God zei).
Maar in Spreuken staat er: Gelukkig het volk dat de jubelroep kent!
Andere kerken verbieden het dansen, terwijl de Bijbel zegt: Dans voor de Heer.
En hoe lang hebben de kerken muziek niet geweerd?
Velen bieden weerstand tegen profetie, tongentaal en het doen van krachten, terwijl het Woord dat juist zeer aanmoedigt.
Of achter elkaar gaan zitten en te kijken en te luisteren naar het optreden van band en dominee, terwijl het Woord zegt dat voor iedere samenkomst iedereen wat heeft.
Of zoals de herziene Statenvertaling, die niet alle correcties heeft doorgevoerd in de nieuwe vertaling om, naar eigen zeggen, de oude statenbijbellezers niet voor het hoofd te stoten. Toen ik dat hoorde vielen me de oren van het hoofd. Op die punten hebben ze de liefde voor Gods Woord op de tweede plaats gezet.
En noem maar op, allemaal te veel om op te noemen gewoon.
We houden als christenen soms minder van het Woord dan dat we denken.

En misschien het ergste van het farizeïsme is de neiging om verlossing te zoeken in het gehoorzamen van allerlei wetjes, het zogenaamde wetticisme, en daarbij ook nog de nadruk te leggen op allerlei bijzaken.

Het schijnt, wat ik een jood heb horen zeggen, dat er in Jezus’ woorden tegen de farizeeën nogal wat humor verborgen zit.
Bij een passage in Matteüs 23 is het voor ons ook wel duidelijk:
Blinde leiders zijn jullie, die de mug uitziften, maar een kameel wegslikken.
De mug is het kleinste onreine dier en de kameel het grootste, en die wil je allebei eigenlijk niet in je wijn hebben – daarom gebruikten ze filters. Maar de kameel slikten ze zo door – stel je eens voor.

Wetticisme en liefde en barmhartigheid gaan niet goed samen. Mensen die wettisch zijn, zijn ook fel in het veroordelen van anderen en in manipulatie door op het geweten te werken en zo druk uit te oefenen.
In het volgende fragment zien we het wetticisme en de reddende barmhartigheid elkaar tegenkomen: De roeping van Levi.

Mensen die stiekem en schijnheilig zijn, wettisch en op macht uit zijn, vervolgen en kruisigen Jezus, en dat hebben de farizeeën dus gedaan.
Maar dat doen wij ook met Jezus die in ons woont, als we niet uitkijken.
Paulus waarschuwde in de brief van de Galaten hier fel tegen.

Zo zie je in het groot ook vaak dat gevestigde kerken die aan macht en tradities hangen de ware gelovigen vervolgden en vervolgen.

 

Nu de SADDUCEEËN.

Zij zijn net zoals de farizeeën in de tweede eeuw voor Christus ontstaan, maar verdween als partij nog in de eerste eeuw.
Zij behoorden tot de rijke elite en hadden veel politieke macht.
Zij vormden de partij van de hogepriesters en overpriesters en Herodes stelde meestal een van hen aan als hogepriester.

De mondelinge overlevering zoals vastgelegd in de Talmoed had voor hen geen gezag – alleen de Torah en die pasten ze ook niet aan de moderne tijd aan.
Ze waren harder in hun houding tegenover het gewone volk. Zij voelden zich dus nog verder boven het volk verheven.

Jezus waarschuwt dus ook voor hen.
Zo hoeven we ons ook niet te laten intimideren door geestelijke leiders en predikers, want we zijn allen broeders en zusters, elkaars gelijken.

Zij geloofden niet in de lichamelijke opstanding en niet in engelen en geesten. Ze stonden meer onder invloed van het Griekse denken.
Jullie dwalen wel heel erg, zei Jezus tegen hen toen het over de opstanding ging.

Dus als hun deeg in ons werkt, zijn we niet bezig met het eeuwige leven en houden we ook geen rekening met de geestelijke wereld, en is ons denken beïnvloed door de moderne tijd en buigen we gedeeltelijk voor de wereld.

 

De familie HERODES

Die familie stamde af van Esau, de broer van Jakob.

Het liefste was Herodes de Grote, die leefde in de tijd van Jezus’ geboorte, ook hogepriester geweest om alle macht naar zich toe te trekken, maar dat kon niet omdat hij geen Israëliet was. Maar hij stelde ze wel zelf aan, uit de partij van de sadduceeën dus, en kon ze naar believen weer afzetten.

Deze familie van koningen werkte heel nauw met de Romeinen en waren erg wreed.

Wat is hun zuurdesem?
Praalzucht, luxe, werelds genot zoals veel eten en vrouwen.
Machtshonger en daarvoor samen met de vijand werken.
Ze deden ook religieuze dingen zoals de tweede tempel renoveren om bij het volk in de smaak te vallen.

Als je wat van hun deeg toelaat, van die liefde voor de wereld, dan kan dat je hele toewijding aan God verpesten.
In het Hooglied staat dat de kleine vossen de wijngaard verderven.
Die vos, zo schold Jezus Herodes Antipas uit. Hij was degene die Johannes de Doper had onthoofd en meewerkte aan de veroordeling van Jezus.

Farizeeën en Herodianen en Sadduceeën waren geduchte vijanden van elkaar, maar om Jezus uit de weg te ruimen werkten ze allemaal samen.
En het doel van hun zuurdesem in ons is om hetzelfde te doen: Jezus doden.

Dus als Jezus waarschuwt voor hun zuurdesem, dan mogen we dat heel serieus nemen. Want een klein beetje zuurdesem beïnvloedt alles, en het zijn dus de kleine vossen die de wijngaard verderven.
Dus radicaal zijn is de oplossing!
Dat is goed voor onze geestelijke gezondheid, goed voor de liefde, dat maakt God blij en dat maakt onszelf blij.

 



Gods leiding in ons leven

 

Dit is natuurlijk een heel uitgebreid onderwerp en iedereen heeft weer zijn eigen invalshoek. Zo’n boodschap vermengt zich dus automatisch met een stukje persoonlijk getuigenis.

Gods leiding herkennen is een belangrijk onderwerp als je zijn dienaar wil zijn.
Maar hoe weet je nou wat God wil?

Ik vind het opvallend wat er in het verhaal van Jezus over de rijke man en de arme Lazarus staat. Beide mannen waren gestorven en zaten nu in de wachtkamer van het hiernamaals.

De rijke man vroeg aan Abraham:
Dan smeek ik u, vader, dat u Lazarus naar het huis van mijn vader stuurt, want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen. Abraham zei: Ze hebben Mozes en de profeten: laten ze naar hen luisteren! De rijke man zei: Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen. Maar Abraham zei: Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.’
(Lucas 16:27-31).

De Bijbel is dus in principe genoeg, zegt Jezus in deze parabel.
Typisch hè? We zouden denken, flink wat wonderen erbij, dat is de oplossing. Maar we hebben in Groningen in het begin ook veel wonderen gezien, maar veel mensen zijn toch afgevallen.

In de Bijbel staan een heleboel algemene aanwijzingen hoe we moeten leven. Als we ons daardoor laten leiden, komen we al een heel eind, zo ver zelfs dat we gered kunnen worden, de heilige Geest en het eeuwige leven kunnen ontvangen en hier een gezegend leven kunnen hebben.

Maar God kan ook specifieker tot ons spreken, ook door de Bijbel heen.

In mijn hippietijd las ik één keer in de Bijbel, misschien 5 minuten. Het ging over de boom van kennis van goed en kwaad en over de boom van het leven.
Die laatste was mij eerder nog nooit opgevallen. “Die eerste boom heb ik al”, dacht ik, “en die andere wil ik ook hebben!” Dat zette me aan om met vernieuwde kracht verder te zoeken. Zes maanden later had ik die boom!

Of een ander voorbeeld hoe God door een tekst heel specifiek kan spreken, was een paar jaar later toen ik in een bedrijf werkte. Tijdens de pauze kreeg ik de drang om het Evangelie uit te roepen. Opgewonden en zenuwachtig ging ik in een hoekje zitten en zei: “God als U wilt dat ik spreek, geef me dan een tekst daarover als ik de Bijbel opensla”. De eerste tekst die ik las was: Verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen.
Nou ja, duidelijker kan niet, dus ik ging terug en ben in de kantine op een stoel gaan staan en ben begonnen te spreken met mijn bijbeltje in de hand.

God kan ook rechtstreeks tot ons spreken. Dat zien we bijvoorbeeld in het leven van Abraham toen God hem zei op reis te gaan. Hij kende God waarschijnlijk voor die tijd niet eens. Ik heb me wel eens afgevraagd hoe hij die stem dan gehoord had. Maar toen dacht ik aan mijn eigen leven.
Drie maanden voor mijn bekering, toen ik nog niet in God geloofde, bracht ik wat dagen van vasten in het bos door en nadat ik beloofd had de waarheid te dienen – wat die ook was – hoorde ik een stem in mijn binnenste die zei: “Ga naar het noorden”.
Die stem klonk zacht maar heel beslist, boezemde veel vertrouwen in, klonk eigenlijk heel gewoon alsof het mijn eigen stem was maar ook weer niet, maar was tegelijk vol gezag maar zonder enige dwang. Eigenlijk vertelde die stem al een heleboel over hoe Gods is.
We vertrokken in een woonwagentje naar het noorden en daar aangekomen zei diezelfde stem drie maanden nadat ik hem voor het eerst had gehoord nu weer en met diezelfde rust en beslistheid: “Roep Jezus aan”. Dat probeerde ik en kwam (tot mijn eigen grote verbazing) tot bekering.
Dat was dus duidelijk Gods stem geweest.

In het leven van Abraham zien we verder dat God ook door visioenen, dromen en engelen tot hem sprak. Datzelfde zien we ook bij de eerste christenen, zoals Joël ook voorspeld had voor de kinderen van God.

Mijn vrouw had vroeger duidelijke dromen van God. Ik heb dat zelf één keer meegemaakt – die was toen heel indringend.
Echte visioenen kan ik me niet herinneren, wel beelden bij gedachten.
De keren dat ik engelen tegenkwam, hadden ze geen gesproken boodschap.

God spreekt ook tot ons door gedachten en gevoelens in ons binnenste, en dan moeten we Gods stem goed onderscheiden – en dat is niet altijd even makkelijk.
Ons vlees wil namelijk ook graag een woordje meespreken. Dat zien we bijvoorbeeld als iemand een nieuwe relatie krijgt. Dan komt er ineens een overvloed aan bevestigende tekens en stemmen op iemands pad.
En de duivel kan ook heel vroom doen en Gods stem imiteren.
Het leren onderscheiden van Gods stem vraagt dus ook om eerlijkheid en onderscheid van geesten en natuurlijk een gedegen kennis van de Bijbel, waar we alles – zo mogelijk – aan moeten toetsen.

Henk Binnendijk vergeleek het luisteren naar Gods stem met een horloge dat je kwijtraakt in een hooiberg: dan moet je de tijd nemen en heel stil worden en heel goed luisteren naar het tikken van het uurwerk om die terug te kunnen vinden.

Ik kende een evangeliste bij wie alle gaven goed werkten, o.a. die van profetie en openbaringen. Ze zei dat ze eigenlijk nooit bad, maar wel dagelijks twee uur de tijd nam om naar God te luisteren. En dankzij die oefeningen kon ze anderen heel effectief dienen.

God spreekt dus door de Bijbel of rechtstreeks tot ons, maar ook door andere mensen of ze nou wijs zijn of niet, gelovig of niet en soms door ezels dus, zoals de ziener Bileam had ervaren. God kan iedereen en alles gebruiken.

Er was een tijd dat ik minder in de Bijbel las en ik zat op een middag in een woordenboek te neuzen toen mij ineens opviel dat ik al bladerend allerlei woorden zag die samen een perfecte zin vormden en die duidelijk een boodschap van God voor mij was.

God spreekt ook door omstandigheden, Hij stuurt je dan een bepaalde kant op. Of door een stuk lijden, een pak voor de broek die je weer op het rechte pad brengt.

En God spreekt natuurlijk ook door krachten heen, door wonderen.
En God weet precies hoe iemand aan te spreken, Hij spreekt vele talen. Dat vind ik zo mooi. Hij spreekt eenieder aan op zijn eigen niveau.
Ik had eens een beroepsbokser uit Rwanda mee naar de kerk genomen.
Bij de oproep om gebed legde iemand hem de handen op en hij sloeg met een klap tegen de grond – knock-out. Dat werd zijn bekering. Die taal snapte hij.
Ik heb hetzelfde zien gebeuren bij iemand die heel fanatiek in een of andere oosterse vechtsport was.

En God spreekt door tekens.
Gideon vroeg of God een teken wilde geven en dat lezen we in de Bijbel vaker dat God zo werkte. Ik heb zelf vaak om tekens gevraagd vanuit mijn onzekerheid en best wel vaak gekregen.
Ik was eens in een lastige situatie met iemand die Jezus niet volgde en die wilde voor een bepaalde beslissing dat we samen een muntje zouden gooien. Ik zei, oké, maar dan bid ik eerst om Gods leiding. De persoon gooide, maar was het niet eens met de uitslag en gooide nog eens vier keer en iedere keer met dezelfde uitslag, en dat was duidelijk Gods wil.

Maar we hebben niet steeds een stem of teken nodig om in Gods wil te leven.
Ik was vroeger erg onzeker en zocht voor alles bevestigingen.
God is me daarin veel tegemoetgekomen en heeft vaak tot me gesproken.
Maar natuurlijk moest ik leren me ook op een andere manier te laten leiden.
Op een avond zei God door een profetie tot mij: “Je bent als een trein op de rails. Ik zal je leiden als je rijdt. Zo gauw je gaat rijden, zal Ik waar nodig de wissels omzetten.”
Dat gaf een stukje rust. Gewoon leven dus, wandelen met God en Hij leidt dan.

God werkt met onze vrije wil, wil dat we onszelf zijn en als mens tot ontplooiing komen. Hij wil geen robot van ons maken. Hij wil dat wij iets reflecteren van Gods wezen en dat kan zich alleen ontwikkelen als we vrij zijn, ons vrij voelen.
Het viel me eens op dat er geschreven staat dat God ’s avonds in het paradijs langskwam bij Adam en Eva. Overdag dus niet. Hij gaf ze de ruimte, liet ze vrij.

Maar als we zijn stem heel persoonlijk leren horen en ernaar handelen, dan geeft dat wel kleur aan het leven en soms nog veel meer dan dat. Onder zijn persoonlijke directe leiding zijn we veel effectiever en dat is alleen maar positief.
Iemand die ik ken stond op het punt zelfmoord te plegen – het touw hing klaar – en toen werd er aangebeld en een onbekende man zei: “God zegt dat je niet moet doen wat je van plan bent”. En hij is tot bekering gekomen.

Natuurlijk is het ook wel eens moeilijk, confronterend om zijn stem te horen. Hij kan je ook dingen vragen waar je geen zin in hebt of niet durft.
God heeft me regelmatig aangezet om te evangeliseren.
Op zich was het fijn om de drang van de heilige Geest te ervaren, maar ik kreeg het er ook weleens benauwd van.
Ik woonde in Schinnen op een plein waar eenmaal per jaar de kermis kwam. “Eigenlijk zouden al die kermislui het Evangelie moeten horen”, dacht ik. En die gedachte bleef heel sterk hangen, dat had ik wel vaker zo ervaren. Maar nu werd ik angstiger dan normaal.
Ik ben ermee naar de voorganger gegaan en hij zei dat ik het toch maar moest doen. Ik deed het en had geweldige gesprekken, de heilige Geest werkte volop.
Als je evangeliseert ben je aan de frontlinie en dat gaat gepaard met benauwdheden en angst, dat is een tegenaanval van de satan, dat is normaal.
Maar vaker ging ik niet meer op die stem in – dat vond ik wat te heftig worden – en daardoor hoorde ik die stem ook minder.
Dat is natuurlijk wel een gevolg als je niet naar zijn stem luistert, dan gaat Hij ook niet meer spreken, totdat je weer gehoorzaamt.

God spreekt heel graag tot ons, meer dan dat we denken. En daarom zegt God door de mond van Paulus dat de belangrijkste gave waar we naar moeten streven die van profetie is. Petrus zegt het wat algemener en zegt:
Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God.
Dat moet ons algemeen streven zijn als we Hem dienen. Daar hebben anderen tenminste wat aan.
Profetieën hebben mij vroeger erg opgebouwd, maar jammer genoeg werkt deze gave tegenwoordig nauwelijks meer. Maar Gods woord blijft staan: Streef naar de gaven van de Geest, vooral naar die van profetie.

Het is vandaag Moederdag. Wat met opvalt is dat op Vaderdag in de kerk vaak extra aandacht gegeven wordt aan God als onze Vader. Op Moederdag krijgt God geen extra aandacht. Maar God schiep de mens naar zijn beeld als man en vrouw. God is net zozeer een Moeder als een Vader. Dat ervaar ik bij de heilige Geest. Hij wordt een trooster genoemd, een raadsman, hij onderwijst en corrigeert – vaak dingen die een moeder doet.
En dat zien we terug in wat Paulus zegt over degene die de belangrijkste gave van de heilige Geest gebruikt:
Maar iemand die profeteert spreekt tot mensen, en wat hij zegt is opbouwend, troostend en bemoedigend (1 Kor. 14:3). En dat heeft iedereen zo nodig.

Luisteren naar zijn stem vraagt dus om oefening, je kunt naar die gave streven, ook in je dagelijkse leven.
Ik merk dat God vaker spreekt in hele kleine dingetjes.
Gisteren in de winkel bijvoorbeeld leek het alsof een stemmetje zei dat ik tomaten mee moest nemen. Nee, dacht ik, die heb ik niet nodig. Maar Jonathan ging koken die avond en vond het zo jammer dat er geen tomaten waren.
Soortgelijke situaties heb ik vaak meegemaakt. Alsof God me wil oefenen in schijnbaar heel onbenullige dingen om goed naar Hem te leren luisteren.

We kunnen onszelf oefenen door Hem in alles te betrekken bij ons dagelijks leven, Hem advies te vragen, ook over hele kleine praktische dingen. God heeft overal de tijd voor. En zo raken we erin geoefend Hem te horen. En dan zal ons gebed ook meer vermengd zijn met luisteren. Tot grote vreugde van God en een verrijking voor onszelf en onze kerk en de mensen om ons heen die ernaar verlangen zijn stem te horen.

 



Groei naar volwassenheid

 

Het leven is zo bijzonder, en dat komt allemaal uit een zaadje.
Wijzelf zijn ook zaadjes waar van alles uit kan komen als we ons overgeven.

Een belangrijke eigenschap van leven is groei. Waar leven is, is groei.
Als een levend wezen niet groeit, is er iets heel ernstigs aan de hand: gebrek aan eten, drinken, zuurstof of een of andere gekke ziekte. Normaal groeit iets of iemand door tot volwassenheid, en bomen blijven vaak ook dan nog groeien.

In het geestelijk leven lijkt het veel vaker voor te komen dat iemand niet doorgroeit, waarschijnlijk omdat daar de vrije wil een grote rol speelt.

Het geestelijke leven begint met de wedergeboorte. Johannes zegt in hfst. 1:12
Wie Hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij de volmacht gegeven om kinderen van God te worden.
Iemand die Jezus aangenomen heeft, is dus niet automatisch een kind van God, maar mag het wel worden.
De geboorte als kind van God gebeurt vaker na een tijd van gehoorzaamheid en het zoeken van intimiteit met God.
Zo ontstaan kinderen ook niet door de huwelijkssluiting op het gemeentehuis maar door de intimiteit die volgt.

Als iemand Jezus aanneemt maar vervolgens God niet echt zoekt, blijft hij als het ware in de baarmoeder wonen en dan hebben we meestal te maken met een ongedoopte gelovige zonder daden.
Word je wel geboren, dan spreekt de apostel Johannes in zijn eerste brief, hoofdstuk 2 vers 12-17 over drie groeistadia die dan volgen:
Kindertjes, ik schrijf u dat uw zonden u vergeven zijn omwille van zijn naam.
Ik schrijf u, vaders: u kent Hem die er is vanaf het begin.
Ik schrijf u, jongeren: u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen.
Kindertjes, ik schrijf aan u omdat u de Vader kent.
Vaders, u schrijf ik omdat u Hem kent die er vanaf het begin is.
Jongeren, u schrijf ik omdat u sterk bent, het woord van God blijft in u, en u hebt het kwaad overwonnen.

We beginnen met de kinderen.
Zij weten en leren aannemen dat ze vergeven zijn en dat God van ze houdt.
Ze hebben God leren kennen, ze hebben Hem ontmoet en (her)kennen Hem.
Ze drinken melk en laten zich knuffelen en kunnen soms flink wat herrie maken en de luier vol maken.

Van de ouderen, de vaders, wordt ook gezegd dat ze Hem kennen.
Maar hier wil dat zeggen dat ze met Hem een relatie opgebouwd hebben.
Interessant is dat er niet meer over hen wordt gezegd dan dat ze God kennen.
Daar draait alles om, dat is het doel en dat omvat alles.
Daar beginnen de kinderen mee en daar ‘eindigen’ de ouderen mee. Maar omdat God oneindig is, is dit proces van Hem leren kennen natuurlijk ook oneindig.
En het woord vader impliceert dat ze geestelijke kinderen voortbrengen of eventueel adopteren en opvoeden.

Zoals ik al zei, kunnen we in iedere groeifase blijven steken.
Als je altijd op je gevoel afgaat en niet op het woord van God en niet vanuit het geloof leeft, dan blijf je een kind. Bij mij is het gevoel lang een grote rol blijven spelen. Ik wilde altijd van alles voelen, zocht daarin bevestiging.
En als je altijd afhankelijk van anderen bent, wat die zeggen en preken en bidden en niet zelf de Bijbel neemt om te onderzoeken en tijd neemt om naar God te luisteren, dan blijf je ook een kind.
Of als je altijd met jezelf bezig bent, dan is dat ook een signaal dat je niet groeit.

Er zijn mensen die altijd achter grote predikers aanlopen en op conferenties teren en dat is op zijn tijd natuurlijk heerlijk.
Je kunt het met schapen vergelijken: lammetjes volgen de schapen, maar de schapen volgen de herder. Zij kennen zijn stem. Zo hoort dat.
Want het gevaar van schapen volgen is dat die ook zomaar de verkeerde kant op kunnen lopen. Het verbaast me hoe mensen en soms een hele kerk massaal een valse leraar of profeet achterna kunnen lopen.
Dat is natuurlijk totaal onvolwassen gedrag.

In hoofdstuk 2 vers 27 maakt Johannes duidelijk dat we het zaad van volwassenheid eigenlijk al in ons dragen. Hij zegt:
Wat uzelf betreft: de zalving die u van Hem ontvangen hebt, blijft in u, u hebt geen leraar nodig.
Zijn zalving leert u alles naar waarheid, zonder bedrog. 
Blijf daarom in Hem, zoals zijn zalving u geleerd heeft.
De heilige Geest is in ons – Hij die alles weet en alle wijsheid heeft woont in ons. Hij verkondigt ons de waarheid, Hij brengt ons alles te binnen wat Jezus geleerd heeft. Hij is de antenne die waarschuwt als iemand wat verkeerds leert of jijzelf wat verkeerds doet.

We blijven elkaar natuurlijk wel nodig hebben. We zijn een deel van het lichaam en we hebben allemaal verschillende gaven om elkaar aan te vullen.

Dan spreekt Johannes over de jongeren, die staan gelovend midden in de strijd.
Over hen zegt Johannes: jullie zijn sterk, het woord van God blijft in jullie, en jullie hebben het kwaad overwonnen.
Zij staan dus midden in de geloofsstrijd.
Sterk zijn betekent weerstand bieden aan verleidingen en dwaalleren, sterk zijn in de vervulling met Gods Geest, sterk zijn in het kennen en geloven van Gods Woord.
Ik heb vaak de indruk dat dwaalleren gewoon ontstaan door luiheid – gewoon te lui om de Bijbel te lezen en tijd te nemen om naar Gods stem te luisteren.

De boze, of het kwaad, overwinnen we meestal door weerstand te bieden met het schild van geloof. Want de overwinning is er allang dankzij het kruis van Jezus. De duivel probeert ons altijd bang te maken voor van alles en nog wat en te laten twijfelen. Maar door het geloof komen we en blijven we in die overwinning die al behaald is.
Johannes zegt hierover in hoofdstuk 5 vers 4:
Want ieder die uit God geboren is, overwint de wereld. En de overwinning op de wereld hebben wij behaald met ons geloof.

Door Jezus, door de Bijbel te blijven geloven in alles wat Hij zegt, overwinnen we de duivel. Hij liet Adam en Eva struikelen door ze aan Gods woord en Zijn liefde voor hen te laten twijfelen – daar moeten we dus niet in trappen. En als we Gods woord geloven, gaan we natuurlijk ook handelen naar dat geloof.

Na de kinderen, jongeren en vaders toegesproken te hebben, gaat Johannes verder in vers 14:
Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, want alles wat in de wereld is – zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht -, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid.
Deze vertaling, die half een interpretatie is, vind ik niet eens zo slecht.
In de oude vertaling staat het anders. Daar wordt de wereld samengevat als: begeerte van het vlees (daarbij dacht ik dan aan seks), begeerte van de ogen (daarbij dacht ik dan weer aan vrouwen) en een hovaardig leven. Maar door deze nieuwere vertaling zien we dat wat ruimer ligt, het betreft zelfzucht, hebzucht en praalzucht gaat. Een hoop gezucht dus.

Als we de duivel met zijn verleidingen en onze eigen begeerten niet onder controle krijgen en steeds maar weer terugvallen in onze zonden, dan lijken we op een grote jongen die nog met een luier rondloopt omdat ie maar niet zindelijk wil worden. Maar ik denk ook dat we op een bepaald gebied volwassen kunnen worden terwijl we op een ander gebied achterblijven. Maar uiteindelijk moeten we helemaal volwassen worden. Bij iedereen loopt dat proces anders, in een andere volgorde, of loopt dat proces helemaal niet.

Ik denk dat ieder christelijk kind dit liedje wel kent: “Lees je Bijbel, bid elke dag, als je groeien wilt.”
Zelf al biddend de Bijbel lezen dus, anders blijft ons geloofsleven een zielig plantje.

Veel mensen hebben helemaal geen zin om te groeien, want groeien doet pijn. En als we volwassener worden, krijgen we ook meer verantwoordelijkheid. Dat moet je ook maar net willen.

Ik hoorde iemand op een andere manier de drie groeistadia beschrijven.
Als kind is het “ikke en Jezus”.
Als jongeling is het “Jezus en ik”.
Als volwassenen is het “Jezus alleen!”
Dat is groeien in zelfverloochening ook, in dienstbaarheid.

Waar sta ik? Groei ik wel? Wil ik wel groeien? Ben ik vruchtbaar? Breng ik kinderen voort? Verzorg en ondersteun ik anderen in het geloof?

In Hebreeën 5:12 staat:
Werkelijk, u had toch inmiddels allemaal leraar moeten zijn! In plaats daarvan hebt u er zelf een nodig om u opnieuw de grondslagen van het woord van God bij te brengen; het is met u zo ver gekomen dat u weer aangewezen bent op melk in plaats van op vast voedsel.

Naar de tijd gerekend hadden we nu zo’n beetje allemaal leraar moeten zijn, kunnen we anderen ondersteunen, bemoedigen, vermanen, onderwijzen, enz. Hoeveel tijd er bedoeld is, staat er niet bij, tien jaar misschien?

In de cursus Organische kerk wordt erop gewezen dat eigenlijk de hele kerk in onvolwassenheid gevangen wordt gehouden door de manier waarop samenkomsten worden gehouden. Er wordt meestal alleen gekeken en geluisterd naar het optreden van de band en de prediker in plaats van met elkaar te delen en elkaar op te bouwen door allerlei bedieningen en gaven heen. Dat zou groei naar volwassenheid veel meer stimuleren. En het is jammer. De heilige Geest woont in iedereen en wil zich door iedereen uiten en van velen weten we gewoon niet – en zeker in een grotere kerk – wat God in die persoon geplant heeft voor iedereen. Er is daardoor een stuk geestelijke armoede. Wij denken dat de leiders alles moeten doen, maar het is de gemeente die alles moet doen en de leiders stimuleren en begeleiden dat. Zo zegt Paulus dat ook als hij het over de vijfvoudige bediening heeft.

Maar hoe de omstandigheden ook zijn, we kunnen alles uit het leven halen wat er in zit. We kunnen groeien en laten we dat ook doen.
Als we dicht bij Jezus blijven als een takje aan de wijnstok, dan al zijn sap door ons heen stromen en dan komt het allemaal goed – voor ieder individueel, maar ook voor de als gemeente.
Dus we gaan dapper verder.

Ik denk dat we onszelf inderdaad goed met bomen kunnen vergelijken. Die blijven doorgroeien, ook al zijn ze volwassen. Laten wij hetzelfde doen.

Ik eindig met de eerste verzen van Psalm 1:
Gelukkig de mens die niet meegaat met wie kwaad doen, die de weg van zondaars niet betreedt, bij spotters niet aan tafel zit, maar vreugde vindt in het Woord van Jahweh en zich verdiept in zijn Woord, dag en nacht.
Hij zal zijn als een boom, geplant aan stromend water. Op tijd draagt hij vrucht, zijn bladeren verdorren niet. Hij zal in alles wat hij doet voorspoedig zijn.

Amen!

 

 



Liefde

 

Ik weet het nog goed: we hadden op een zaterdag op de Dam in Amsterdam getuigd en gepreekt en ’s avonds waren we twee aan twee de straat opgegaan en de cafés ingegaan. We hadden daar ook een koffiebar in de Warmoesstraat. ’s Nachts gingen we met onze bus weer weg terug naar Groningen. We reden over de Afsluitdijk en ik begon voor het eerst in Hooglied te lezen. En tijdens het lezen ging langzaam de zon boven de zee op. Mooier kan het niet. Hooglied is een lied over de liefde, geschreven door Salomo, dat je midden in de Bijbel kunt vinden. Eigenlijk is dit lied over de liefde tussen twee geliefden tegelijk een lied over de liefde tussen Jezus en de gemeente.

Mooi eigenlijk dat onze God een God van liefde is. Ik kan er met mijn verstand niet bij. Ik had het veel logischer gevonden als Hij neutraal was geweest. Maar Hij is Liefde. Hij heeft ervoor ‘gekozen’ liefde te zijn, want liefde is een keuze. Maar Hij kan ook niet anders kiezen, want God is liefde, zegt Johannes. En liefde betekent ook zichzelf opofferen. Hoe is God op dat idee gekomen, zou je je af kunnen vragen. God is volmaakt in zijn liefde, Hij gaat heel ver en is heel vurig en diep en kwetsbaar in zijn liefde.

In Markus 12: 28-34 staat:
Een van de schriftgeleerden […] kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’
Jezus antwoordde: ‘Het eerste is: Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Het tweede hieraan gelijk is dit: Heb uw naaste lief als uzelf. Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’

God geeft ons nooit een opdracht die Hij zelf niet vervult. Hij zal nooit iets van ons eisen wat Hij zelf niet is of doet.
Hij heeft zelf lief met heel zijn hart, heel zijn ziel, heel zijn verstand en al zijn kracht. Dus kun je je bij Hem altijd veilig voelen – als je je hebt bekeerd.

Mensen die van zichzelf zeggen dat ze eigenlijk nooit, of bijna nooit, iets fout doen, nauwelijks zondigen en eigenlijk goed zijn, moeten nog eens goed naar deze tekst kijken. Dan schrompel je toch wel een stukje in elkaar. Op die manier heeft niemand lief, hooguit bij vlaagjes.

Wat mij opvalt, is dat Jezus dat tweede gebod – je naaste liefhebben als jezelf – gelijkstelt aan het eerste gebod.

In zijn eerste brief schrijft Johannes 4:20-21:
Als iemand zegt: ‘Ik heb God lief’, maar hij haat zijn broeder of zuster, is hij een leugenaar. Want iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, liefhebben als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft. We hebben dan ook dit gebod van hem gekregen: wie God liefheeft, moet ook de ander liefhebben.

Er staan vrij veel teksten hierover in de eerste brief van Johannes, het is een hele mooie brief om helemaal te lezen.
In hoofdstuk 4:7-8 zegt de ‘liefdsapostel’:
Geliefde broeders en zusters, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort. Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde.

Verder zegt hij in hoofdstuk 3:23:
Dit is zijn gebod: (dus hij vat alles samen) dat we geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben, zoals Hij ons heeft opgedragen.
“Zoals Hij ons heeft opgedragen” kun je lezen als een bevestiging dat Hij ons dat opgedragen heeft, maar je kunt het ook zo lezen dat Hij bedoelt dat we moeten liefhebben op de manier zoals Hij gezegd heeft, en Hij heeft gezegd dat wij elkaar moeten liefhebben zoals Hij ons liefheeft en dat gaat wel heel erg ver.

In al deze teksten in zijn brief heeft Johannes het nauwelijks over God liefhebben. De ander liefhebben is al een bewijs dat we God liefhebben.
Ieder die de Vader liefheeft, heeft ook lief wie uit Hem geboren zijn (1 Joh. 5:1b).

Dus hou je ook van jezelf als je uit Hem geboren bent. En gek genoeg hebben we daar in onze cultuur moeite mee. Niet iedereen, sommigen zijn helemaal dol op zichzelf. Geeft niet, als je maar net zo dol op de anderen bent.
We hebben de neiging te denken dat dat een soort nederigheid is als we onszelf niet zo liefhebben, maar dat is dezelfde zonde als de ander niet liefhebben. En als je jezelf niet echt liefhebt, kun je de ander ook niet echt liefhebben. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je egoïstisch of narcistisch moet worden, maar het betekent dat je goed voor jezelf moet zorgen, op geestelijk, lichamelijk en emotioneel vlak. Iemand die alleen maar zichzelf wegcijfert is toch een beetje de weg kwijt.

Wat ik heel vaak heb horen zeggen is: “Ik kom voor God naar de kerk en niet voor de mensen”. Dat klinkt zo’n beetje van “die mensen kunnen me wat”. En zo’n opmerking komt natuurlijk voort uit teleurstellingen.
Het kan zijn dat je God en zijn Woord liefhebt maar niks van de gemeente wil weten. Dat kan een tijdje goed gaan, maar als je van Jezus houdt maar niet van zijn lichaam, dan gaat dat op een gegeven moment mis met je geloofsleven.
Dat wil niet zeggen dat het allemaal makkelijk is, soms zelfs verre van dat. En soms denk je misschien dat het onmogelijk is.

In 1 Petrus 1 vers 22-23a staat:
Nu u gehoorzaam bent aan de waarheid, is uw hart gelouterd en kunt u oprecht van uw broeders en zusters houden; heb elkaar dan ook onvoorwaardelijk lief, met een zuiver hart, als mensen die opnieuw zijn geboren…
Het kan dus, zegt Petrus. Wat mij vaak geholpen heeft om anderen te accepteren en lief te hebben, is te beseffen dat God helemaal gek op die persoon is en alles voor hem of haar over heeft.

Is het toch nog erg moeilijk, dan zegt Paulus in Kolossenzen 3:13:
Verdraag elkaar. Daar kunnen we dan mee beginnen. Maar toch, direct daarna zegt hij dan toch: en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven.
En dat kan moeilijk zijn als iemand je diep gekwetst heeft.

Ik was jaren in een gemeente waar de vrouw van de voorganger een bloedhekel aan mij had. Dat kwam denk ik onder andere omdat ik haar in de positie die zij zichzelf toegeëigend had niet zo serieus nam. Ze heeft over mij geroddeld, geoordeeld en zelfs leugens verspreid die tot op vandaag doorwerken. Ze heeft zelfs mensen verboden om met mij om te gaan. Ik heb haar al eens gezegd: Je houdt net zoveel van de Heer als dat je van de broeder houdt waar je de meeste moeite mee hebt.
Maar ik moet haar vergeven en de hemel gunnen. Zo’n proces kan soms lang duren, tenminste bij mij.
Ik heb al eens eerder met flinke vernederingen te maken gehad, maar ik ben nooit op de vlucht gegaan. We moeten Jezus trouw blijven én de gemeente.

En dan gaat Paulus verder na zijn opmerkingen over het verdragen en vergeven en zegt in vers 14:
En bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt.
We kunnen er niet aan ontkomen, we moeten elkaar liefhebben.
Interessant hè, hier staat dat de liefde ons één maakt, dus niet zozeer het theologisch met elkaar eens zijn.

Onze eerste gemeente bestond uit een heel kleurrijk gezelschap en er zaten ook hele rare snuiters tussen, en de een fanatiek bekeerd en de ander half. Hoe kon zoiets nou een eenheid vormen? En dat vroeg iemand ook aan de voorganger. En hij antwoordde heel wijs: de eenheid ligt in het dienen van elkaar.

Paulus zegt hier in deze tekst: kleed u in de liefde, het is een kleed dat je aantrekt. Het is een keuze, ook dat dienen. Als je wacht op gevoelens, dan kun je soms lang wachten. Dat is in een huwelijk ook zo. Daar val je ook vaker terug op stomweg trouw zijn, voor elkaar blijven kiezen, elkaar respecteren. Dat kleed trek je dan aan.
In het vers daarvoor, vers 12, spreekt Paulus ook in die geest:
Omdat God u heeft uitgekozen, omdat u zijn heiligen bent en Hij u liefheeft, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld.

We kunnen het kleed van Gods liefde aandoen, maar we kunnen die liefde niet zelf maken. Het komt van God. Het is de eerste vrucht die God in ons wil laten groeien, de belangrijkste. Zoals Paulus ook zegt in de eerste Korintiërsbrief:
En nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde. Jaag de liefde na…

David zegt in de eerste psalm over de mens die niet met zondaars omgaat:
Hij zal zijn als een boom, geplant aan stromend water. Op tijd draagt hij vrucht, zijn bladeren verdorren niet.
Het begint natuurlijk allemaal wel met geloof en hoop, dat zijn onze wortels. En dan gaan we, als we op de goede plek staan, vrucht dragen.

Iemand legde eens heel simpel het verschil tussen de hemel en de hel uit, en dat geldt in zekere mate ook al op aarde:
Wij zijn dus de boom en God is de zon. En als je aan het water bent geplant – en dus van de heilige Geest drinkt – dan word je helemaal blij van de zon, dan ga je bloeien en vrucht dragen. Maar als je in de droge woestijn staat – los van God – dan is de zon je vijand, dan verdor je aan alle kanten.
Dus het draait erom in God geworteld te zijn door het geloof, en dat houdt vanzelf ook gehoorzaamheid in. Dan drinken we van zijn heilige Geest en dan gaat de vrucht, de liefde groeien.

God geeft ons geboden uit liefde, dus als we daaraan gehoorzamen, geven we ruimte aan Gods liefde hier op aarde en groeit tegelijk de liefde in ons.

Ik heb gemerkt dat een belangrijke strijd – en zeker de eerste jaren dat je christen bent – is te geloven dat God van je houdt.
Laten we het vanuit God bekijken.
Stel je voor, je bent verliefd op iemand en houdt veel van die persoon, maar die ander gelooft niet dat je liefde echt is – dat is op den duur heel kwetsend, heel pijnlijk, want je wordt eigenlijk voor leugenaar en onoprecht uitgemaakt.
En dat ervaart God dus ook als je twijfelt aan zijn liefde.

God heeft ons bedacht en heeft ons gemaakt. Hij is een God van liefde en houdt natuurlijk van zijn schepselen en waarom zou Hij niet van ons houden? Vanwege ons gedrag? Daar is Jezus voor gekomen en gestorven.

In Joh. 17:23 staat: Ik in hen en U in Mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt gezonden, en dat U hen liefhad zoals U Mij liefhad.
God had die klunzige helden even lief als zijn perfecte Zoon – als we dat eens goed laten doordringen. Dat is toch bemoedigend. God houdt gewoon van ons, Hij kan niet anders. Dat is toch perfect! En Hij heeft geen lievelingetjes.
Als dat doordringt, dan geneest dat een boel in ons, dan worden we met die liefde gevuld en kunnen we daarvan weer uitdelen. Als we onszelf kunnen accepteren, kunnen we anderen ook makkelijker accepteren. Als we innerlijk niet genezen zijn, als God met zijn liefde niet alle hoeken in onze persoon heeft kunnen bereiken, dan gaan we anderen verwonden zoals we dat zelf ook zijn. Dus uit liefde voor de ander is het ook heel belangrijk dat we Gods liefde voor onszelf toelaten.

Maar het doel van de liefde is de ander. God verlangt naar onze liefde en wij zijn zo geschapen dat onze liefde Hem in zijn hart kan raken. Hij verlangt naar onze aandacht, onze lofprijs.
En omdat Hij zoveel van zijn kinderen houdt, raken we Hem ook net zo veel als we van zijn kinderen houden.
Als iemand van mij houdt, maar niet van Jonathan of mijn andere kinderen, dan ben ik niet happy. En dat is met God ook zo als we niet van zijn kinderen houden, hoe stom ze soms ook kunnen doen.

Dus zegt Jezus in Johannes 15:
Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader Mij heeft liefgehad. Blijf in Mijn liefde:
je blijft in Mijn liefde als je je aan Mijn geboden houdt, zoals Ik Me ook aan de geboden van Mijn Vader gehouden heb en in Zijn liefde blijf.
Dit zeg Ik tegen jullie om je Mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals Ik jullie heb liefgehad.
Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden.
Jullie zijn Mijn vrienden wanneer je doet wat Ik zeg.

 



 

Bouwen op het fundament

Veel dingen in onze cultuur komen uit de Bijbel, veel uitdrukkingen ook, meer dan dat we denken. Maar ook veel films en verhalen en zelfs sprookjes zijn vaak gebaseerd op Bijbelverhalen.

Zo ook het sprookje van de drie biggetjes en de boze wolf.
De biggetjes gingen zelfstandig wonen en bouwden ieder een huis, de één van stro, de ander van hout en de ander van steen. De wolf blies de eerste twee huisjes om en vrat de biggetjes op. Maar het derde biggetje had goed gebouwd, was niet lui geweest en had zijn tijd niet met feesten doorgebracht.

Tegenwoordig wordt het verhaaltje zo verteld dat de twee eerste biggetjes vluchtten naar het stenen huis van het derde biggetje en zo gered werden. Dat is om er de scherpe kantjes vanaf te halen, om het verhaal wat aardiger te maken. Eigenlijk doen we dat ook bij de prediking van het evangelie: we halen de scherpe kantjes eraf en waarschuwen bijvoorbeeld niet meer voor de hel, want God is immers zo aardig.

Zo’n verhaal over het bouwen van een huis, vertelt Jezus ons in Mat. 7:24-27

Wie deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots. Toen het begon te regenen en de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en het huis van alle kanten belaagd werd, stortte het niet in, want het was gefundeerd op een rots. En wie deze woorden van Mij hoort en er niet naar handelt, kan vergeleken worden met een onnadenkend man, die zijn huis bouwde op zand. Toen het begon te regenen en de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en er van alle kanten op het huis werd ingebeukt, stortte het in, en er bleef alleen een ruïne over.’

Jezus vraagt ons te geloven, maar doen is dus net zo belangrijk.
Trouwens, uit je daden blijkt wat je gelooft of niet. Denk maar eens aan Noach. Stel je voor: Noach preekt over de zondvloed die komen gaat en hij waarschuwt de mensen zich te bekeren. De mensen zeggen dan: “wat een mooie preek”. En vervolgens gaan ze weg, kopen geen ticket voor de boot en gaan door met alles waar ze mee bezig waren. Ze bewijzen daarmee dat ze hem niet geloofden.
Zo kun je bij anderen, maar ook bij jezelf vaak aan je daden zien wat je echt gelooft en wat niet.

Maar niet alleen je geloof en je daden zijn belangrijk, ook je hartgesteldheid. Hierover spreekt Paulus in 1 Kor. 3:12-13

Of er op dat fundament nu verder wordt gebouwd met goud, zilver en edelstenen of met hout, hooi en stro, van ieders werk zal duidelijk worden wat het waard is.

En nu wordt het een beetje moeilijker, want hoe weet je of je goed bouwt of niet. Je moet dan wel heel eerlijk zijn tegenover jezelf om dat te ontdekken en zo open voor God staan dat Hij daar zijn vinger op kan leggen.

In 1 Korintiërs 13:3 wordt over de liefde gesproken en daarin kom je een heel verbazingwekkende uitspraak tegen:

Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam om te worden opgeofferd – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.

Dus wat hier staat, is dat je jezelf kunt opofferen zonder liefde en dus zonder enige waarde. Hoewel het wel prettig is natuurlijk om zo iemand tegen te komen als je in nood zit.

Een vrouw bijvoorbeeld die altijd loopt te bedienen, wordt geprezen om haar liefdevolle dienstbaarheid. Maar misschien heeft ze dat door omstandigheden thuis al altijd moeten doen en is dat gewoon de rol waarin ze zich veilig voelt; dus eigenlijk niets geestelijks aan.
Of een voorganger die volop evangeliseert en als een bewogen man wordt gezien, maar misschien wil hij gewoon een grote kerk hebben om zichzelf te bewijzen tegenover zijn collega’s of wil hij meer in de collectezak vangen.

Zulke dingen kunnen we vaak moeilijk beoordelen bij elkaar, maar ook bij onszelf. Paulus zegt dat het niet uitmaakt waarom iemand iets doet, als Christus maar verkondigd wordt. En hij zegt verder: ook ik beoordeel mijzelf niet, maar het is God die mij oordeelt.
Maar de persoon zelf lijdt dus natuurlijk wel schade als hij niet met onbrandbaar materiaal bouwt, verkeerde overwegingen heeft.

Vooral zichtbare bedieningen kennen valstrikken.
Net voordat Jezus sprak over het bouwen van het huis op een fundament, had Hij het over mensen die profeteerden, boze geesten uitdreven, enz. en die niet door Hem gekend waren. Het woord ‘kennen’ heeft trouwens in het Hebreeuws en Grieks een veel intiemere betekenis, namelijk gemeenschap (geestelijk of lichamelijk) hebben. De wonderen die zij deden waren wel echt omdat ze in Jezus’ naam gebeurden, maar zijzelf hadden geen persoonlijke gemeenschap met Jezus.

Zoals Paulus ook zei (1 Kor. 13:2)
Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.

Die profetieën zijn wel echt, die kennis ook en dat geloof ook, maar zonder liefde. Iemand kan dus een indrukwekkende bediening hebben waar velen van profiteren, terwijl hijzelf de boot mist.

Eigenlijk is er een taak waar veel minder verleidingen bij komen kijken, een taak die niet zo zichtbaar is en een taak die je ook niet gauw doet uit eigenbelang. Dat is bidden – voorbede doen in je binnenkamer.
De binnenkamer was in Israël de voorraadkamer midden in het huis – daar kwam de meeste tijd niemand, daar kon je dus rustig zitten bidden in het donker.

We horen het vaak, gebed is het hart, de motor. We doen ons best, maar echte bidders zijn we niet, nog niet. Misschien geloven we er ook niet echt in, niet genoeg in ieder geval, anders zouden we het meer en intenser doen.

Laatst viel mij een tekst op uit Handelingen (6:2-4)

Daarop riepen de twaalf apostelen de voltallige gemeenschap van leerlingen bijeen en zeiden: ‘Het is niet goed dat wij de zorg dragen voor de gemeenschappelijke maaltijden, want daardoor verwaarlozen we de verkondiging van Gods woord. Kies daarom, broeders en zusters, uit uw midden zeven wijze mannen die goed bekendstaan en vervuld zijn van de heilige Geest. Aan hen zullen we deze taak opdragen, terwijl wij ons zullen wijden aan het gebed en aan de verkondiging van het woord van God.’

Interessant, voor de superkoffiebar waren dus mensen nodig die wijs waren en vervuld met de heilige Geest. Maar het gaat mij vooral om de tekst erna, waarin de apostelen zeggen dat ze zich op de eerste plaats willen wijden aan gebed.
Gebed is dus duidelijk het allerbelangrijkste, en vervolgens de verkondiging van het Woord.

Ik heb het regelmatig meegemaakt dat God me iemand aanwees die ik het Evangelie moest brengen. Dat kostte me iedere keer weer strijd, iedere keer had ik er weerstand tegen, durfde ik niet of zo en ervoer allerlei aanvallen. Ik moest dan echt bidden en smeken totdat ik op een punt kwam dat ik helemaal bereid was te gehoorzamen. En dan bidden voor de persoon zelf. Daarna was de spanning eraf, kwam ik de persoon tegen of zocht hem op, kreeg een opening en dan gebeurde er ook altijd wat. Ik heb zo een tijdlang heel wat mensen tot de Heer kunnen brengen.
Maar het begon dus met gebed. Door gebed haalde ik eigenlijk al de overwinning in de hemelse gewesten, waren de betreffende boze geesten daar verslagen en de rest ging dan vanzelf.

Als we allerlei dingen kunnen doen zonder te bidden, dat heeft dat meestal niet veel geestelijke gehalte. Of iemand anders heeft daarvoor gebeden.

Mijn dochter, had vroeger een vriendinnetje en haar moeder had veel problemen met dat meisje. Ik kende ze nauwelijks, maar had de moeder op een gegeven moment aan de telefoon en ze klaagde over haar dochter. “Weet je wat”, zei ik, “ik kom langs en dan gaan we samen op de knieën en dan geef je je over aan God”.
Ik ging direct, we gingen op de knieën en ze bekeerde zich. Zo simpel.
Maar achteraf bleek dat een echtpaar in Zeeland jarenlang intensief voor haar had gebeden. Ik was dus alleen maar even een schakeltje geweest.
Zij hadden het echte werk gedaan. Het echte werk gebeurt op de knieën.

Iemand zei eens: Engelen doen niets totdat wij bidden. Het staat niet in de Bijbel, maar wie weet is het zo. In ieder geval wijst veel erop dat God op ons gebed wacht om iets te doen.

Een tijdje geleden waren Miep en ik bij haar nichtje omdat ze steeds een akelige aanwezigheid in het huis boven voelde, en ook omdat haar kinderen steeds naar het ziekenhuis moesten. We hadden afgesproken, maar toen we aankwamen, was ze alweer naar het ziekenhuis met haar dochtertje. Maar haar moeder was er wel. Toen we op de kamers boven de boze geesten aanspraken, zag ik voor het eerst sinds vele jaren weer engelen. Ze zagen eruit als werklui in overall en renden langs ons heen, ze hadden duidelijk haast. Misschien hadden ze heel ongeduldig op ons gebed zitten wachten om iets te mogen doen.
Eén van de engelen legde even zijn hand op mijn borst toen hij voorbijkwam. De tranen sprongen in mijn ogen. Op hetzelfde moment liepen bij de zus van Miep de tranen over de wangen. “Bestaat God dan echt?” vroeg ze ineens. Blijkbaar was zij op datzelfde moment ook door een engel aangeraakt.

Na ons bezoek daar was die akelige aanwezigheid weg en zijn de kinderen niet meer ziek geweest.
De engelen hadden dus goed werk kunnen leveren.

Het is fijn als je zo even achter de schermen kunt kijken en kunt zien wat er gebeurt. Vroeger zag ik dat vaker, maar daardoor besef ik nu wel dat er echt wat gebeurt als we bidden, als we in geloof bidden tenminste, en als we vurig en bewogen bidden. En daar zit ook een probleem. We zijn vaak zo lauw, zo van: we bidden wel en misschien doet God wat en misschien doet Hij niks, we zien wel. Dan denkt God misschien ook: we zien wel.

Kerken kunnen lekker actief zijn, van alles organiseren, maar als er weinig gebed is, zijn er geen werkelijke vruchten door hun inspanningen.
Een rondreizende prediker zei eens dat hij altijd heel goed merkte of er in een kerk weinig of veel gebeden werd. In kerken waar weinig gebeden wordt, gebeurt weinig, hoe goed je als prediker ook bent, maar een slechte spreker die in een kerk komt waar veel gebeden wordt, kan veel doen.

Ik geloof dat God wacht op ons gebed, wacht op onze eenheid, op ons gezamenlijk bidden, en als we zover zijn, zal Hij zijn leger engelen sturen.

De kerkgeschiedenis leert het ook: steeds als er veel in eenheid gebeden wordt, gebeuren er grote dingen.

Ik lees wat voor over een evangelische gemeente van een tijd geleden op Oost-Timor, bij Indonesië:

Ik behoor tot de presbyteriaanse kerk, en daar hadden we de zaken keurig voor elkaar. Als we naar de kerk gingen, stond alles op papier. De dominee las een gedeelte, en wij ook. We wisten precies wanneer we moesten opstaan of gaan zitten, wanneer we moesten bidden of zingen. Ik waardeerde die orde in de kerk zeer.

Ongeveer 200 mensen van alle leeftijden waren voor gebed samengekomen in onze kerk. Toen we aan het bidden waren, gebeurde er plotseling iets vreemds. We hoorden een geweldig geruis als van een geweldige windvlaag.
De zuster naast mij begon te bidden en tegelijkertijd hoorde ik hoe vele anderen ook begonnen te bidden. Je moet weten, dat wij in onze kerk altijd precies om de beurt baden.
De predikanten keken bezorgd.

Toen hoorde ik de brandklok luiden. De dorpelingen renden naar de kerk met emmertjes water omdat ze vlammen zagen.

Voor mij zat een zuster die de handen opstak. “Heer, die zuster verstoort de orde in uw kerk”, dacht ik. Wij gedroegen ons altijd heel ordelijk. Overal begonnen mensen de handen omhoog te heffen en de Heer te aanbidden. Verschillende mensen begonnen in vreemde talen te spreken. Op een gegeven moment deden steeds meer mensen dat en stonden op om de Heer te prijzen.

Jarenlang waren we door de predikanten voor de gek gehouden dat we de doop in de heilige Geest al hadden ontvangen. Die avond beseften we dat we er zelf om moesten vragen en we hadden er honger naar.

De dorpelingen die aangekomen waren ontdekten dat de vlammen geen echte vlammen waren. En ze vroegen zich af wat er aan de hand was dat iedereen zo door elkaar bad. In plaats van met 200 waar we nu met ruim 1000 mensen in de kerk en velen bekeerden zich.

Een jongeman die pas een paar dagen bekeerd was, begon te preken, tot ontsteltenis van verschillenden.
Hij haalde de profeet Joël aan en zei dat er hier nu gebeurde wat er geprofeteerd was, en aan het einde van de preek zei hij dat we de volgende dag erop uit moesten trekken om het evangelie te prediken. Toen kon ik mij niet meer inhouden. Ik zei: “Dat kan toch niet, we zijn alleen maar bekeerd en hebben geen Bijbelschool gehad. Dat is onmogelijk.”

De volgende dag vertrokken 70 groepen om het evangelie op het eiland te verkondigen. Zelfs groepen die alleen uit kinderen bestonden.
Er volgden grote tekenen en wonderen en velen bekeerden. Er werden doden opgewekt, er daalde vuur uit de hemel, er werd op water gelopen, enz.

En dat begon allemaal met een bidstondje, waar ogenschijnlijk iedereen was.

Het gaat wel wat kosten als de opwekking begint – we zullen uit ons veilige rustige hoekje gehaald worden.
Maar wat kan dat de moeite waard worden!

 

 



Broodvermenigvuldiging

Een verhaal over Elisa. Een profeet die leefde rond 800 voor Christus.

In 2 Koningen 4:42-44 lezen we een mooi verhaal:
Op een keer kwam iemand uit Baäl-Salisa Elisa opzoeken. Hij bracht twintig gerstebroden voor de godsman mee, gebakken van meel uit de nieuwe oogst, en een zakje vers graan. Elisa droeg zijn bediende op dit als maal aan de profeten voor te zetten. Toen de bediende protesteerde dat het beslist niet genoeg was voor honderd personen, zei Elisa nogmaals: ‘Zet het de profeten voor, ze zullen er een maaltijd aan hebben. Want dit zegt Jahweh: Ze zullen ervan eten en nog overhouden ook.’ Toen zette zijn bediende het de profeten voor, en zij aten ervan en hielden nog over, zoals Jahweh had gezegd.

In dit hoofdstuk, gedurende een periode van hongersnood in Israël, gebeuren grote wonderen door Elisa. Het laatste is dus deze maaltijd op de profetenschool.

Het waren gerstebroden die vermenigvuldigd werden.
Gerst is het symbool van nieuw leven in de Bijbel, de gersteoogst is de eerste oogst in het jaar, vlak voor joodse Paasfeest en 50 dagen voor de tarweoogst.
Gerst werd ook gebruikt voor het beweegoffer in de tempel, altijd de ochtend na de sabbat (8ste dag) – het wordt daarom ook uitgelegd als een symbool van de opstanding.
En als de gerst niet rijp was en dus nog niet geoogst kon worden, kon het joodse Paasfeest niet gevierd worden, dan moest het een maand uitgesteld worden. Zo belangrijk was gerst.

Bij de wonderbare broodvermenigvuldiging van Jezus werd ook gerstebrood gebruikt. Daar zit natuurlijk die boodschap ook in van nieuw leven en opstanding, en dan denk je ook aan het feit dat Jezus zich met brood vergelijkt dat eeuwig leven geeft en zich vermenigvuldigt zodat we nooit meer honger zullen hebben.

Alle 4 de evangeliën spreken over dit vermenigvuldigingswonder.
Matteüs en Markus spreken nog van een tweede soortgelijk wonder.
Het is interessant om die twee met elkaar te vergelijken.

Bij het eerste wonder zijn er 5 gerstebroden en 2 visjes voor 5.000 mannen en misschien 20.0000 vrouwen en kinderen. Een ongelofelijke massa. Ze worden in groepjes van 50 gezet. En uiteindelijk blijven er 12 manden over.

Bij het tweede wonder zijn er 7 broden en ‘n paar visjes voor 4.000 mannen en er blijven 7 manden over.

We hebben laatst ook gezien dat getallen op zich een boodschap brengen in de Bijbel.

Bij de eerste vermenigvuldiging speelt het getal 5 een grote rol: 5 broden, 5.000 man die zitten in groepen van 50.
Het getal 5 is het symbool van het leven, van genade, van barmhartigheid, van de Geest – het is ook de 5e letter van het alfabet die toegevoegd werd aan de naam Abram en Sara nadat ze de belofte van een zoon hadden gekregen.
En 50 is het getal van Pinksteren (7×7+1).

En 5 broden en 2 vissen kunnen ook verwijzen naar de 5 boeken van Mozes en de 2 stenen tafelen. Dat klinkt dus allemaal erg Joods, maar deze broodvermenigvuldiging was ook voor de Joden, voor de 12 stammen van Israël; er bleven ook 12 manden over, een overvloed voor iedere stam.
En Jezus sprak door dit wonder dus over genade, leven, opstanding, hoop en overvloed. Dit wonder gebeurde vlak voor het joodse Paasfeest.

Gerst werd dus als eerste geoogst en zo zijn de Joden de eerstelingen van de oogst van Jezus.

Dit wonder gebeurde in de geboortestreek van Jezus.

Het tweede wonder was voor de heidenen: 4.000 mannen – 4 is het getal van de wereld, de 4 windstreken. Hier richt Jezus zich in feite dus tot de hele wereld, net zoals de 4 Evangeliën.
Dat wonder gebeurde waarschijnlijk ten noorden van Israël, op heidens grondgebied. Jezus was daar in die tijd in ieder geval rondgetrokken en had daarom zeker veel heidenen onder zijn gehoor.
En er blijven 7 manden over, dat spreekt ook van overvloed, het getal van de volkomenheid, dus volkomen verzadigd.
Drie dagen waren deze mensen Jezus gevolgd, er was dus sprake van een grote honger onder de heidenen naar Gods Woord. Zij dreigden te bezwijken maar zelfs toen gingen zij niet weg.

Bij die beide wonderen lees je dat Jezus met ontferming over de mensen was bewogen. Hij had erg met ze te doen en had behalve gepredikt ook vele zieken genezen.

Maar nu het wonder zelf.

Stel je eens voor dat je er zelf bij was geweest als apostel.
Je bent een stoere gespierde jongen, een visser, en je krijgt van Jezus een mandje in je handen geduwd met wat brood en visjes en een paar duizend hongerige mensen die je met grote ogen aankijken. Je staat daar en je voelt net roodkapje.
Ze hebben zich vast heel erg onzeker gevoeld. Die hele situatie sloeg nergens op. “Geef jullie ze te eten” had Jezus gezegd.  En ik vraag me af of Petrus hier ook als haantje de voorste heeft gestaan.

Wij zijn dwaas omwille van God, zegt Paulus,

en ook: Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen.

En ergens anders staat er: wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas.

En daarvoor staat er: Hij heeft besloten hen die geloven te redden door de dwaasheid van onze verkondiging.

Dwaas zijn is dus een onderdeel van het christen-zijn.
Het is gewoon gek om anderen de waarheid te verkondigen, alsof we meer zijn, maar zo wil God het.

En het pad van het bovennatuurlijke opgaan ziet er ook gek uit.

Iemand die eens langs de weg lag en niet meer ademde, legde ik de handen op in plaats van mond-op-mondbeademing te doen, bijvoorbeeld. En het werkte ook nog, gelukkig.
Of in een samenkomst in tongen gaan spreken, dat klinkt ook niet verstandig.
En daarom doen de meeste mensen ook niks bovennatuurlijks, want het is iedere keer toch wel weer een beetje alsof je het diepe in springt en naar je gevoel niet weet of dat goed afloopt en dan sta je nog meer voor paal.
Maar dit is een afsterven aan jezelf, dat belangrijk voor de geestelijke groei.

Een prediker sprak over leren profeteren en hij vergeleek het me een jonge arend die voor het eerst het nest uit moet. Zo’n nest is heel hoog gebouwd en daar tuur je dan een kilometer naar beneden. Op een gegeven moment krijg je een zetje, je valt maar dan sla je je vleugels uit en ja hoor, daar ga je.
Of je kukelt echt naar beneden, maar dan duikt je moeder onder je en vangt je weer op – en dan mag je het later weer proberen.
En dat is ook het vervelende, het lukt niet altijd. Maar dat zal God je niet verwijten.
Het kan zijn dat je in tongen spreekt en dat er geen vertaling komt, of dat jouw eigen vertaling niet erg klopt. Of de profetie is vermengd geraakt met wat eigen gedachten.
Daarom bestonden er bijvoorbeeld in de tijd van Elisa profetenscholen, zoals we net hebben gelezen. En tegenwoordig bestaan ze nog. Maar de gemeente zelf is ook een school.

Of je bid voor een zieke en die kijkt je na het gebed nog even ziek aan. De Bijbel zegt dat in geval van ziekte de oudsten de zieke met olie moeten zalven en dat het gelovige gebed de zieke zal oprichten. Maar we gaan toch niet tegen een oudste zeggen dat hij niet meer voor zieken mag bidden omdat de laatste keer de zieke niet is genezen? Zo zeggen we ook niet dat als iemand profeteert of in tongen spreekt en er gaat iets mis, dat die persoon zijn mond moet houden.

Petrus liep over het water en even later ging het mis – maar hij deed het toch maar. Vanwege die aard kon hij leider worden. Hij durfde uit liefde voor paal te staan.

En hier ook zien we dus de apostelen gehoorzamen, ze gingen door dat dode punt van dwaasheid en onzekerheid heen. Je hoort ze niet protesteren, en dat is toch wel bijzonder. Maar die dachten natuurlijk ook: Jezus krijgt het op zijn dak als het niet werkt.

Jezus brak het brood en gaf het aan zijn leerlingen en zij deelden het verder uit. Jezus geeft ons ook zichzelf en alles wat erbij hoort en wij mogen alles weer uitdelen en het blijkt dat wat Jezus ons geeft, we dat uit kunnen delen en er altijd genoeg is.  Dat geldt trouwens vaak ook op materieel en financieel gebied.

In Prediker 11:1-2 staat:
Werp je brood uit over het water, want je vindt het later weer terug. Verdeel je brood in zeven delen, zelfs in acht, want je weet niet welke ramp de aarde treffen zal.
Het is altijd goed uit te delen en je wordt ervoor beloond. Pot niet voor jezelf op, want als er een ramp komt, dan heeft het geld nergens toe gediend.

In Spreuken 19:17 staat:
Wie barmhartig is voor een arme leent aan Jahweh, die zal hem zijn weldaad vergoeden.
Dus geven aan een arme is lenen aan God, en je krijgt het van Hem terug als je het zelf nodig hebt en misschien zelfs met rente. Maar daarvoor moet je het niet doen, en ik denk ook niet dat het werkt als je het om een andere reden doet dan uit liefde.

Als je liefde geeft aan iemand, zul je door God rechtstreeks of via iemand anders weer met liefde gevuld worden.
Als je predikt, word je zelf mee gezegend en daarna weer opnieuw gevuld.
Als je wonderen doet idem dito.
En als je geld weggeeft, zul je steeds weer krijgen om uit te kunnen delen.
Maar het voelt allemaal aan als een beetje in het diepe springen. En zeker als je je tienden geeft terwijl je van een uitkering leeft, maar als je het vrijwillig en met plezier geeft, werkt dat ook.

Sinds ik in Afrika ben geweest, stuur ik altijd geld op en dat is vaak genieten.
Ik heb eens wat geld gestuurd voor een tv-toestel en luidsprekers en een microfoon en ze hebben dat weekend daarmee een evangelisatiecampagne georganiseerd en de week daarna was er een nieuwe gemeente met 150 man in een islamitische stad vol tovenarij.
Of eens geld voor een gitaar naar iemand daar gestuurd die er sinds die tijd van leeft.
Of geld voor een naaimachine en ze verdient haar geld nu in dit beroep.
Iedere keer reageren de mensen daar met heel veel dankbaarheid als ik wat stuur. En naar ik hoor bidden ze steeds dat ik dan nog maar heel lang mag blijven leven en veel geld mag blijven verdienen. Dat is voor hun gunstig, maar voor mij dus ook. Maar nogmaals, daarvoor moet je het niet doen.

Stromen van levend water zullen uit je binnenste vloeien, zegt Jezus over de inwoning van de heilige Geest. Dat houdt ook niet op, het blijft zich vermenigvuldigen. Alles wat van God komt is een oneindige bron en daarvan kunnen we dus oneindig uitdelen. Geef en je zult gegeven worden.

Het meer van Galilea geeft het water van de Jordaan door en zit vol leven, vol vis. De Dode Zee ontvangt alleen maar en geeft niets door en daar leeft dus helemaal niets, helemaal dood.
Wij kunnen kiezen op welk meer we willen lijken.

Gek hè, je denkt dat je verliest als je geeft, maar het is net het omgekeerde.
Degene die alles voor zichzelf houdt verliest.
En wie uitdeelt wordt zelf verfrist en verrijkt.

Denk eens aan dat jongetje dat die broden en visjes bij zich had en die aan Jezus had gegeven! Wat lief dat hij zo’n open hartje had en alles wilde delen, terwijl dat met zo’n menigte helemaal nergens op sloeg. Hij gaf alles wat hij had, een beetje dom. Net zoals die weduwe die haar hele inkomen in de offerkist gooide. En toen zag hij dat zijn eten werd vermenigvuldigd, hijzelf kreeg genoeg en nog duizenden ook. Dat is hij zeker zijn hele leven nooit meer vergeten, dat verhaal zal hij zeker honderden keren verteld hebben, zelfs aan zijn kleinkinderen.

Jezus zelf zegt dat het zaliger is om te geven dan om te ontvangen.
Dus Jezus’ leerlingen hebben die dag echt genoten en het jongetje helemaal!

Maar het geven gaat nog verder. Niet alleen van wat we hebben maar ook onszelf, tot het uiterste. Niet voor onszelf leven, maar voor God en de anderen. Net zoals Jezus ons heeft voorgedaan, en de apostelen trouwens.

In Lucas 9:24 staat:
Ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden.

Dus de egoïst verliest alles en de gever ontvangt alles in overvloed.

 



Apostelen

 

Openbaring 21:10-17
Ik raakte in vervoering, en hij nam mij mee naar een heel hoge berg en liet me de heilige stad Jeruzalem zien, die uit de hemel neerdaalde, bij God vandaan.
De stad schitterde door Gods luister, met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis. Ze had een grote, hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stond een engel. Op de poorten waren namen geschreven: de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen.
Vanuit het oosten gezien waren er drie poorten, vanuit het noorden drie, vanuit het zuiden drie en vanuit het westen drie.
De stadsmuur had twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam.
Degene die met mij sprak had een gouden meetstok om daarmee de stad, de poorten en de muur op te meten. De stad was vierkant, even lang als breed. Hij mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte. Hij mat de stadsmuur: honderdvierenveertig el, in gewone mensenmaat, die ook engelenmaat is.

 

Jezus koos twaalf apostelen

Het getal twaalf komt vaak voor in de Bijbel, zoals we ook in deze tekst zien: 12 aartsvaders van de 12 stammen van Israël. De 12 apostelen dus en de tweeënzeventig (6 x 12) die uitgezonden werden, maar ook de 48 levietensteden (4 x 12), de 24 priesters die David aangesteld had voor de dienst in de tabernakel en de 24 zanggroepen.
En in Openbaring zien we de 24 oudsten op de 24 tronen in de hemel, de 144.000 uitverkorenen onder de Joden (12 x 12.000), enz. enz. enz.

Twaalf is een getal van volheid: 3 (getal van de hemel) x 4 (getal van de aarde) = 12.

Het is interessant om te zien wat de Bijbel allemaal met getallen doet, dat is een taal op zich.

Behalve dat het er dus 12 zijn, vallen er nog andere dingen op bij Jezus’ keuze van de apostelen.

 

Hij kiest mensen die volop aan het werk zijn

Ze staan midden in het leven, hardwerkende mensen zo te zien. Wat we lezen werden er in ieder geval vijf van hen zo van het werk weggeplukt, behalve Nathanaël, die zat lekker onder de vijgenboom.
Jezus heeft hardwerkende mensen nodig, die ervoor gaan, die geleerd hebben in eigen onderhoud te voorzien, die met geld om kunnen gaan, die verantwoordelijk­heid kunnen dragen. Luie mensen zijn niet bruikbaar.

 

Ze twijfelen niet als Jezus ze roept

Matteüs 4:18-22:
En Jezus liep langs de zee van Galilea en zag twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, het net in de zee werpen, want zij waren vissers.
En Hij zei tegen hen: Kom achter Mij, en Ik zal u vissers van mensen maken.
Zij lieten meteen de netten achter en volgden Hem.
Hij ging vandaar verder en zag twee andere broers, Jakobus en Johannes in het schip met hun vader Zebedeüs, terwijl zij hun netten aan het herstellen waren, en Hij riep hen. Zij lieten meteen het schip en hun vader achter en volgden Hem.

Ze laten dus direct het bedrijf en hun familie achter.
In het evangelie van Lukas kunnen we wel lezen dat die dag Jezus in hun boot tegen de schare had gepredikt en dat een wonderbare visvangst had plaatsgevonden.

En later Levi in Mat. 9:9:
En Jezus ging vandaar verder en zag iemand in het tolhuis zitten, die Mattheüs heette; en Hij zei tegen hem: Volg Mij! En hij stond op en volgde Hem.

Ze twijfelen dus niet om te gaan. Allemaal gewone mensen, maar schijnbaar toch al geestelijke bulldozers. Ze waren zeker voorbewerkt door de heilige Geest om dat te kunnen doen, maar toch.

Ik vraag me weleens af. Heeft God al vóór de schepping deze mensen uitgekozen? Waarschijnlijk wel. Zij hadden bepaalde eigenschappen die Jezus hard nodig had, en waarschijnlijk dat dus dat vermogen om zich volledig over te kunnen geven.

 

Het zijn ongeletterde mensen

(dat betekent trouwens niet dat ze analfabeet waren, maar weinig geleerd).

Jezus kiest dus geen Thora-studenten uit Jeruzalem uit, maar eenvoudige mensen uit een onbeduidende streek.

I Kor. 1:26-29:
Denk eens aan uw roeping, broeders en zusters. Onder u waren er niet veel die naar menselijke maatstaf wijs waren, niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren. Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen.

Mijn eerste voorganger had alleen de lagere school gehad, maar door zijn werk zijn honderden, misschien wel een paar duidend, tot bekering gekomen en bevrijd en genezen.
Opleiding en intelligentie kunnen handig zijn maar Gods kracht ook behoorlijk in de weg zitten.
Kerken hebben vaak de neiging om mensen met een natuurlijk talent in de kerk aan het werk te zetten; bijvoorbeeld de leraar geschiedenis kan dan ook goed Bijbelleraar worden. Of een personeelschef zal wel goed leiding in de Gemeente kunnen geven – maar dat soort beslissingen komen niet uit geestelijk denken voort. God kiest juist vaak mensen voor een taak waar ze van nature geen raad mee weten zodat ze zich afhankelijk opstellen van de heilige Geest en Gods kracht dan zo door ze heen kan werken.

 

De apostelen zijn allemaal Joden.

Het Joodse volk blijft duidelijk ook in het Nieuwe Testament aan de basis van Gods werk.
In de eerste brief van Petrus, het eerste vers, noemt hij de Joden die verstrooid zijn ook nog de uitverkorenen, dat blijven ze dus.
Dat blijkt ook uit het nieuwe Jeruzalem waar de poorten tot in eeuwigheid de namen dragen van de twaalf zonen van Israël.

 

Veel familie

Op de eerste plaats Johannes de Doper die vóór Hem optrad om de weg te banen, hij was de neef van Maria.
En van de twaalf waren de twee Jacobussen en Johannes neven van Jezus.
En de schrijvers van de brief van Judas en van de brief van Jacobus waren zelfs broers van Jezus, maar zij behoorden niet tot de twaalf, zij waren pas later gelovig geworden.

Je ziet in de kerk ook vaker dat een familie gebruikt wordt, zoals de familie Hoekendijk. Een zoon is Opwekking begonnen, de ander het conferentieoord Dalfsen, een zus heeft veel kinderbijbels en boeken geschreven, de vader heeft in Nederland de Pinksterbeweging opgestart.

Maar ik weet niet wat voor een boodschap daarin zit. Misschien dat ze elkaar zo een beetje nederig houden.

 

Ze zijn allemaal mannen

Er is geen waardeverschil tussen man en vrouw in de Bijbel, er is wel sprake van een rolverdeling.
We zien tegenwoordig duidelijk dat de satan de man en de vrouw als beeld van God onderuit haalt.
Op seksueel gebied wordt alles door elkaar gehutseld, maar ook in de rolverdeling: mannen worden vrouwelijker en vrouwen worden mannelijker.

Er zijn er die de rolverdeling als cultuurgebonden uitleggen, maar wat te doen met die opmerking van Paulus in I Tim. 2:11-14:
Ik sta haar dus niet toe dat ze zelf onderwijst of gezag over mannen heeft; ze moet bescheiden zijn. Want Adam werd als eerste geschapen, pas daarna Eva. En niet Adam werd misleid, maar de vrouw; zij overtrad Gods gebod.

Dat laatste heeft dus niets met cultuur te maken, maar met een verschillende volgorde in schepping en door de zondeval een verschillende soort “erfzonde”.

Maar vrouwen kunnen heel actief en vruchtbaar zijn: driekwart van de zendelingen bijvoorbeeld is vrouw. Een vrouw offert haar leven eerder op. De mannen zijn vaak te trots.

 

Zij zijn, op Johannes na, allemaal doodgemarteld

Het woord voor “getuige” in het Grieks is “marturon” – daar komt het woord “martelaar” vandaan.

In Lukas 21 spreekt Jezus over de eindtijd. Vers 12, 16 en 17:
Maar vóór dit alles zullen ze de handen aan u slaan en u vervolgen, door u over te leveren in de synagogen en gevangenissen, en u zult voor koningen en stadhouders geleid worden omwille van Mijn Naam.
En u zult ook door ouders, broers, familieleden en vrienden overgeleverd worden, en zij zullen sommigen van u doden.
En u zult omwille van Mijn Naam door allen gehaat worden.

Dit wisten de apostelen dus, maar ze gingen er toch helemaal voor, eigenlijk recht op hun dood af. Dát is overgave.

In 2 Timoteüs 3:12 staat:
Allen die vroom en in eenheid met Christus Jezus willen leven, zullen worden vervolgd.

Dus als we niet vervolgd worden, moeten we even achter onze oren krabben.
We maken het de duivel schijnbaar niet zo moeilijk.

De eerste christenen beschouwden het als een eer om voor Christus als martelaar te sterven.

 

We weten heel weinig over de twaalf apostelen.

Alles draait zo’n beetje om Paulus. Wat de anderen gedaan hebben, weten we nauwelijks en dan niet uit de Bijbel maar uit andere geschriften.
Wie kent alle apostelen uit zijn hoofd? Het zijn nota bene de twaalf belangrijkste mensen van de gemeente van aller tijden, zij vormen in Christus het fundament van de hele kerk, en wij kennen ze niet of bijna niet? Raar hè?
Maar dat is eigenlijk hetzelfde als we iemand ontmoeten: we zien de huid en de ogen, de vorm en natuurlijk de uitstraling, en horen wat hij of zij zegt, maar we zien niet de lever, de nieren, de longen, enz. – allemaal hele vitale organen zonder welke de persoon helemaal niet kan leven. Ook de motor, het hart, is helemaal onzichtbaar.

En zo is het in de gemeente ook. Vaak hebben mensen die onzichtbaar zijn zelfs de belangrijkste rol, zoals de voorbidders.
Billy Graham had daar een openbaring over. Hij zag zichzelf in de hemel en een onbekende vrouw die tot grotere glorie was verheven. Hij was verbaasd en vroeg: Wie is dat? Hij kreeg als antwoord dat zij altijd voor zijn bediening had gebeden en dat hij zonder haar niets zou zijn geweest. Maar over haar worden geen boeken geschreven.

Misschien voel je jezelf onbeduidend en heb je inderdaad een kleine rol, maar weet dan dat als het kleinste tandwiel in een uurwerk het niet doet, de trotse wijzers voor schut staan.

 

Karakterverandering

Petrus was in het begin de meest onstabiele persoon van allemaal, en Jezus gaf hem de naam Cefas, ‘rots’. En dat is hij geworden. Uit zijn brieven blijkt hij een stabiele, gerijpte persoonlijkheid te zijn geworden. Toen hij in de gevangenis werd gegooid schreeuwde hij niet zoals in de boot in de storm, integendeel.
Hij was van een haantje de voorste een nederige man geworden. Zijn ego was gebroken toen hij Jezus had verloochend.

Sommige dingen in ons karakter veranderen direct als we de heilige Geest ontvangen, andere dingen moeten groeien.

Johannes werd samen met zijn broer door Jezus zonen van de donder genoemd, ze waren ambitieus en hadden Jezus Het woord apostel betekent “gezant”.
Ze hadden op een bepaald moment Jezus voorgesteld om vuur uit de hemel te laten komen om bepaalde mensen te vernietigen.
Maar later schrijft Johannes het meeste van allemaal over de liefde. Ook hij heeft een grote verandering ondergaan.

En van de anderen weten we niet zo veel.

 

Overgave

Ik denk dat je kunt concluderen dat de belangrijkste eigenschap van al die apostelen hun overgave was. Als je je helemaal geeft, kan God alles van je maken wat Hij wil.

Als je graag een stuk voor jezelf houdt, dan respecteert God dat. Maar je loopt dan een boel mis en de mensen om je heen ook. En er ligt zo veel vrede en vreugde in totale overgave, ondanks de pijn die zelfverloochening met zich mee kan brengen.

De apostelen ondergingen vanwege hun overgave een grote verandering in hun karakter.

Het valt me op dat er vaker christenen sterven die eigenlijk nog helemaal niet af zijn. Er zijn duidelijk nog gebreken in hun karakter, waarschijnlijk hebben ze dat nooit echt aan God overgegeven. Ik denk dat ons wel of niet overgeven een grote invloed op ons eeuwig leven heeft.

De apostelen waren twaalf bulldozers die de wereld in zijn getrokken en een enorme invloed hebben gehad op vele miljoenen levens. Geen duivel en geen mens kon ze tegenhouden. God kon vanwege hun overgave met grote kracht door ze heen werken en vele wonderen doen en vele gemeenten bouwen.
Hun werk is het fundament geworden van alles wat daarna gebouwd is.

En als wij in volle overgave leven kunnen we in ieder geval een fantastische relatie met Jezus hebben en zullen wij Jezus’ karakter krijgen.
En daarbij kan de heilige Geest ons zo nodig volop gebruiken.

 

Hieronder een overzichtje

 

1

Sim(e)on Petrus

rots / steen  

 

Zonen van Johannes (Jona) uit Betsaïda, woonden later in Kapernaüm.

 

Werkten samen met Jacobus en Johannes in een vissersbedrijf aan het meer van Tiberias.

 

Petrus, Johannes en Jacobus stonden het dichtste bij Jezus.­­­­­­

 

Hij schreef 2 brieven.

Jezus gaf hem de naam Kefas (“rots” in het Aramees), waarvan Petrus is afgeleid. Hij werd ook de eerste apostel genoemd.

Apostel van de Joden, oudste in Jeruzalem, heeft als eerste aan de heidenen gepredikt – kreeg de sleutels van het Koninkrijk.

Omgekeerd gekruisigd in Rome door Nero.

2

Andreas

de mannelijke, de moedige
Eerst discipel van Johannes de Doper. Predikte in Bithynië, Galatië en Pontus. Stichter van de kerk in Byzantium en wordt gezien als de patriarch van de orthodoxe kerken.

Gekruisigd in 60 aan een X-vormig kruis (Andreaskruis) in Patras (Griekenland).

3

Jakobus (de Meerdere, oudere)

(Jakobus ‘de Rechtvaardige, Mindere, jongere’ is de broer van Jezus, auteur van de Brief van Jakobus)

hielenlichter  

Zonen van Zebedeüs (Zabdai) en Maria Salomé uit Kafar Nachum

Salomé was een zus van Maria, ze zijn dus neven van Jezus.

(Jakobus was de oudste van de twee).

 

Jezus gaf hun de naam Boanerges (zonen van de donder).

[Predikte in Spanje]. Leider van de gemeente te Jeruzalem.

In 44 omstreeks Pasen door Herodes Agrippa I met het zwaard gedood (Hand. 12:2)

4

Johannes

God is genadig
Schreef het Evangelie van Johannes, 3 brieven (in Efeze) en Openbaring (op Patmos)

Hij stierf als enige apostel een natuurlijke dood (op hoge leeftijd).

5

Filippus

paardenliefhebber  

Uit Bethsaïda

Eerst discipel van Johannes de Doper. Predikte in Phrygië  (Turkije), Griekenland en in het Nabije Oosten.

Hij stierf in Hiërapolis (Turkije) aan een T-vormig kruis.

6

Bartholomeüs / Nathanael

Bartholomeüs = zoon van de ploegvoren

Nathanaël = God heeft gegeven

 

Zoon van Tolomeüs uit Kana.

Jezus zei over Nathanaël: “dit is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog”.

Hij predikte in Armenië, Mesopotamië en India.

Levend gevild, ondersteboven gekruisigd en onthoofd.

7

Mattheüs /Levi

geschenk van Jahweh  

Zoon van Alfeüs, was

tollenaar in Kafernaüm

Schreef het Evangelie van Mattheüs.

Gepredikt in Syrië en onthoofd door de koning van Ethiopië.

8

Thomas (Judas Thomas Didymus)

tweeling
Gepredikt in India. In een oven gegooid en doorstoken.

 

9

Jakobus

hielenlichter/volhouder  

Zoon van Alfeüs en Maria Clopas [zus van Maria, neef van Jezus].

Waarschijnlijk opvolger van andere Jakobus als voorganger in Jeruzalem.

Tijdens het paasfeest in 62 ter dood veroordeeld en gestenigd.

10

Simon Kananeüs (Zelotes / de Zeloot / de IJveraar)

God wordt gehoord

 

 

Zoon van Jacobus.

Was eerst waarschijnlijk een visser.

In Perzië doodgemarteld en in stukken gezaagd.
11

Judas (Thaddeüs/Lebbeüs)

Judas = geprezen

Taddeüs = zachtaardig

Samen met Simon het evangelie in Syrië, Mesopotamië en Perzië gepredikt.

In Perzië doodgeslagen met een knuppel en daarna onthoofd met een bijl.

12

Judas Iskariot

Judas = geprezen

Iskarioth = man uit Kerioth

De enige uit Judea;

de andere apostelen kwamen allemaal uit Galilea

Was de beheerder van de kas, waaruit hij stal.

Heeft Jezus verraden en daarna zelfmoord gepleegd.

13

Mattias

geschenk van Jahweh
De apostelen hebben hem door het lot te werpen direct na de dood van Judas en voor de doop in de heilige Geest als vervanger van Judas gekozen.

In 63 de marteldood gestorven door steniging in Jeruzalem.

14

Paulus (Saulus van Tarsus)

Saulus = verlangd, gewenst

Paulus = klein, gering

Uit Tarsus.

Zoon van een Farizeeër, opgeleid door Gamaliël, bezat het Romeinse staatsburgerschap door geboorte.

 

Hij vervolgde voor zijn bekering de gemeenten.

Het lijkt erop dat Jezus hem als plaatsvervanger van Judas heeft gekozen. Hij noemt zichzelf de “laatgeborene” van de apostelen, die meer dan alle andere apostelen gezwoegd heeft (I Kor. 15:10) en van wie vele brieven in de Bijbel staan.

Predikte in Klein-Azië en Griekenland, richtte zich op de heidenen.

In Rome berecht en onthoofd door Nero.

 

 

 

15

Jakobus (de Mindere, de Rechtvaardige, de jongere)

hielenlichter/volhouder  

Broer van Jezus

Schreef 1 brief.

Apostel genoemd (Gal. 1:19). Niet de marteldood gestorven.

16

Judas

geprezen  

Broer van Jezus

 

 

Schreef 1 brief

 

 

Het einde of het begin?

 

image472

Zie, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde,
aan wat vroeger was zal niet meer gedacht worden.
Er zal alleen maar blijdschap zijn en groot gejuich om wat Ik schep
(Jesaja 65:17)

 

Dus God gaat gewoon weer opnieuw scheppen. Wij maar denken dat straks de aarde vergaat en we braaf naar de hemel gaan, maar God gaat weer een nieuwe aarde scheppen en voor wie zou die dan zijn?

Er gaan straks een heleboel nieuwe dingen gebeuren; dat wat wij het einde noemen is eigenlijk het begin.
Zie, Ik maak alle dingen nieuw, zegt Jezus in Openbaringen.

Maar wanneer?

Er staan een heleboel profetieën in de Bijbel over de eindtijd, dus God vindt dit onderwerp klaarblijkelijk erg belangrijk – dus wij ook.
Maar doordat er veel (onvolledige) teksten zijn, zijn er ook vele theorieën, maar dat is geen reden om er dan maar niet mee bezig te zijn.

Ook de discipelen van Jezus waren nieuwsgierig naar het einde, zoals we kunnen lezen in Matteüs 24:
Op de Olijfberg aangekomen ging Hij zitten met zijn leerlingen om zich heen, en nu ze onder elkaar waren vroegen ze: ‘Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we uw komst en de voltooiing van deze wereld herkennen?’

Het is typisch dat ze dat op de Olijfberg vroegen, want van daaruit is Jezus later naar de hemel gevaren en de engelen zeiden toen dat Hij op dezelfde wijze zal terugkeren. En in Zacharia 14 stond al voorspeld dat Hij op die berg zijn voeten zal neerzetten als Hij met alle heiligen en engelen terugkomt. En ook vanaf diezelfde Olijfberg was Hij op een ezel de intocht in Jeruzalem begonnen zoals de profeet Zacharia had voorspeld:
Juich, Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin…. Hij zal vrede stichten tussen de volken. Zijn heerschappij strekt zich uit van zee tot zee, van de Rivier tot de einden der aarde.

Zacharia zag in dit visioen niet dat er een gat van 2.000 jaar zou zijn tussen de twee zinnen, en dat is het probleem waarover we kunnen struikelen. We moeten namelijk alle teksten bij elkaar leggen om een totaaloverzicht te kunnen krijgen.

Zo zag Petrus het gat van 1.000 jaar niet in de volgende tekst:
De dag van de Heer zal komen als een dief. De hemelen zullen die dag met luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen op, de aarde wordt blootgelegd en alles wat daarop gedaan is komt aan het licht….

Hij ziet Jezus’ terugkomst en het einde van de wereld op dezelfde dag gebeuren, maar Micha, Jesaja, Paulus en Johannes zagen de periode tussen die twee gebeurtenissen.

Maar goed, nu terug naar de Olijfberg. Jezus antwoordde zijn discipelen op de vraag naar het tijdstip van het einde door te spreken over allerlei misleidingen die zullen komen, dan over oorlogen, aardbevingen, hongersnoden als begin van de weeën, dan over de hevige vervolging van christenen en Hij zegt dat het einde komt als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken. En dankzij goede vervoersmiddelen, tv, radio en internet en gaat dit nu hard.
En er zullen in die tijd ook tekenen zijn aan zon, maan en sterren.

Maar de precieze dag kunnen we niet berekenen, want Jezus zegt in Matteüs 24:
Niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het.

Maar hij komt voor de christenen niet als een dief in de nacht, dat kunnen we lezen in I Thessalonicenzen:
Maar u, broeders en zusters, u leeft niet in de duisternis, zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief.

Wij zullen Hem dus waarschijnlijk als bruid aan voelen komen en door de uitvoerige beschrijving van de Bijbel ook weten wanneer het vlak voor de deur staat.

In Paulus’ tijd verwachtten ze dat Jezus ieder moment terug kon komen, maar daarom zei hij in 2 Thessalonicenzen:
De dag van de Heer breekt niet aan voordat velen zich van het geloof hebben afgekeerd en de wetteloze mens verschenen is, hij die verloren zal gaan.
(Een grote afval kan alleen plaatsvinden als er een massale opwekking is geweest, en die is nu wereldwijd op gang aan het komen – er zijn nog nooit zoveel bekeringen geweest als nu over alle continenten tegelijk).

De wetteloze mens zal alles wat goddelijk en heilig is bestrijden en zich erboven verheffen, om in Gods tempel plaats te nemen op de troon en zich voor te doen als God zelf.
En even verder staat:
De komst van de wetteloze mens is het werk van de satan en gaat gepaard met groot machtsvertoon en valse tekenen en wonderen, en allen die verloren zullen gaan, zal hij met zijn kwaadaardigheid verleiden.

Hier spreekt Paulus over de antichrist, de grote komende wereldleider die vele mensen zal misleiden. En zoals Johannes beschrijft is dat ook het moment dat de mensheid zal moeten kiezen voor of tegen het beest met zijn merkteken, voor of tegen de mammon.
Dat hebben we allemaal nog niet gehad, en ook niet de twee getuigen die drie-en-een-half jaar op zullen treden, dus het is onwaarschijnlijk dat Jezus morgen al terugkomt.

Er zijn mensen die zulke profetieën, zoals over het duizendjarig rijk, heel vaag en geestelijk uitleggen. Maar als we naar de Bijbelse profetieën kijken die al uitgekomen zijn, dan zijn die behoorlijk concreet uitgekomen. En dan kunnen we verwachten dat de profetieën over de eindtijd ook niks vaags of supergeestelijks zijn:
– Jezus’ beenderen werden niet gebroken zoals voorspeld, Hij is doorboord, zijn klederen zijn verloot, hij is echt op een ezel Jeruzalem binnengekomen, Hij is in het jaar gestorven dat Daniël voorspeld had, Hij is echt in Bethlehem geboren, echt een Nazareeër genoemd zoals voorspeld, enz., enz., enz.

En dan niet te vergeten al die politieke profetieën die de profeten uitgesproken hebben, niks vaags aan. Daniël is daar een voorbeeld van; hij had voorspeld dat de 4e koning van Perzië oorlog met Griekenland zou voeren, en dat deed de koning van Esther dus ook. En daarna de beschrijving van Alexander de Grote – behoorlijk duidelijk.

Jezus zegt over de eindtijd dat die zal lijken op de dagen van Noach:
Ze aten, ze dronken, ze huwden, ze werden uitgehuwelijkt, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging en de vloed kwam die iedereen verzwolg.
Voor de gewone mensen totaal onverwachts dus.
En enkele verzen verder zegt Hij:
Ik zeg jullie, die nacht zullen er twee in één bed liggen: de een zal worden meegenomen, de ander achtergelaten. Van twee vrouwen die samen aan het malen zijn, zal de een worden meegenomen, de ander worden achtergelaten.’
Ook dat zal letterlijk gebeuren. Het leuke van deze tekst is dat je hier kan zien dat Jezus in een ronde aarde geloofde: aan de ene kant is het nacht en wordt er geslapen en aan de andere kant wordt er gewerkt.

Als Jezus terugkomt, zal dat zijn met alle heiligen en engelen, dus moeten die allemaal al naar Hem toen zijn gegaan vóór zijn terugkomst. Daarom o.a. wordt er gezegd dat bij deze opname zijn bruid opgehaald wordt voordat de oordelen over de aarde zullen gaan en dat dan zeven jaar lang het grote bruiloftsmaal in de hemel zal worden gevierd, zoals beschreven in Openbaringen 19.

 

Het duizendjarig vrederijk

Als Jezus terugkomt, dan is dat op de Olijfberg, gaat Hij door de Gouden Poort Jeruzalem binnen, zal Hij van daaruit heersen en wij met Hem, zeggen Paulus en Johannes en Jezus zelf in Openbaringen. Dat gebeurt dus op aarde, in de hemel hoeven wij niet te heersen.

In Openbaringen hoofdstuk 20 vertelt Johannes over deze periode:
Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de onderaardse diepte en zware ketenen in zijn hand. Hij greep de draak, de slang van weleer, die ook duivel of satan wordt genoemd, en ketende hem voor duizend jaren. Hij gooide hem in de diepte, sloot de put boven hem en verzegelde die, opdat de volken niet meer door hem misleid zouden worden tot de duizend jaar voorbij waren; daarna moet hij korte tijd worden losgelaten.

Ook zag ik tronen, en aan hen die erop zaten werd recht gedaan. Het zijn de zielen van hen die onthoofd waren omdat ze van Jezus hadden getuigd en over God hadden gesproken; zij hadden het beest en zijn beeld niet aanbeden en ook zijn merkteken niet op hun voorhoofd of hun hand gekregen. Zij waren tot leven gekomen en heersten duizend jaar lang samen met de Messias. De andere doden kwamen niet tot leven voordat de duizend jaar voorbij waren. Dit is de eerste opstanding. Gelukkig en heilig zijn zij die deelhebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen. Zij zullen priester van God en van de Messias zijn en duizend jaar lang samen met Hem heersen.

Wanneer de duizend jaar voorbij zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. Dan gaat hij eropuit om de volken aan de vier hoeken van de aarde, Gog en Magog, te misleiden. Hij brengt hen voor de strijd bijeen, een menigte zo talrijk als zandkorrels aan de zee. Ze trekken op, over de hele breedte van de aarde, en omsingelen het kamp van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalt neer uit de hemel en verteert hen.

En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid.

Toen zag ik een grote witte troon en Hem die daarop zat. De aarde en de hemel vluchtten van Hem weg en verdwenen in het niets.

Hierna wordt het Laatste Oordeel beschreven.

Dus de strekking van dit verhaal is duidelijk: eerst het Vrederijk en dan het einde van de wereld en dan het oordeel.
En daarna worden er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde geschapen.

In Micha 4 en 5 wordt dit Vrederijk beschreven, en ook in Jesaja 65:
Er zal alleen maar blijdschap zijn en groot gejuich om wat ik schep. Ik herschep Jeruzalem in een jubelende stad en schenk haar bevolking vreugde. Dan zal Ik over Jeruzalem jubelen en Mij verblijden over mijn volk.

Geen geween of geweeklaag wordt daar nog gehoord. Geen zuigeling zal daar meer zijn die slechts enkele dagen leeft, geen grijsaard die zijn jaren niet voltooit; want een kind zal pas sterven als honderdjarige, en wie geen honderd wordt, geldt als vervloekt. Zij zullen huizen bouwen en er zelf in wonen, wijngaarden planten en zelf van de opbrengst eten; in wat zij bouwen zal geen ander wonen, van wat zij planten zal geen ander eten. Want de jaren van mijn volk zullen zijn als de jaren van een boom; mijn uitverkorenen zullen zelf genieten van het werk van hun handen. Zij zullen zich niet tevergeefs afmatten en geen kinderen baren voor een verschrikkelijk lot. Zij zullen, met heel hun nageslacht, een volk zijn dat door Jahweh is gezegend.

Ik zal hun antwoorden nog voor ze Mij roepen, Ik zal hen verhoren terwijl ze nog spreken. Wolf en lam zullen samen weiden, een leeuw en een rund eten beide stro en een slang zal zich voeden met stof. Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg – zegt Jahweh.

Zoiets is nog niet gebeurd.

Hier wordt er gesproken over vrede en overvloed, maar nog wel met de dood, daarom is dit nog niet de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarvan Petrus en Johannes spreken.

Als we rekenen vanaf Adam, dan bestaat de mensheid 6.000 jaar, dat is als 6 dagen, en straks begint de rustdag, de sabbat, het duizendjarig vrederijk als afsluiting, onze zondag.

 

Israël

Israël speelt op het einde weer een centrale rol.

In Ezechiël 16 staat:
Dit zegt Jahweh God: Door je niet te houden aan ons verbond heb je je eed gebroken, en daarom zal ik je behandelen zoals je verdient. Toch zal ik aan dat verbond blijven denken, het verbond dat ik met je gesloten heb in de dagen dat je nog jong was. Daarom zal ik nu een verbond met je sluiten dat eeuwig zal duren.

Dat verbond is voor ons begonnen, maar voor hen als natie nog niet, dat komt nog.

Jezus zal dus op de wolken terugkomen en neerdalen op de Olijfberg en van daaruit Jeruzalem binnengaan en gaan regeren, dus geen wonder dat de satan in dat gebied zoveel druk uitoefent en alle eeuwen lang probeert het Joodse volk te vernietigen.
Volgens de Bijbel zal de wereldpolitiek zich meer en meer op Israël gaan richten en uiteindelijk zal er tot een massale oorlog tegen dit volk besloten gaan worden.

In Zacharia 12 kun je daarover lezen:
Zo spreekt Jahweh, die de hemel heeft uitgespannen en de aarde heeft gegrondvest, die de mens het leven heeft gegeven: Ik zal van Jeruzalem een beker wijn maken die de omringende volken bedwelmt. Als Jeruzalem wordt belegerd, zal ook Juda onder de voet gelopen worden. Op de dag dat alle volken op aarde tegen Jeruzalem oprukken, zal ik van de stad een zware steen maken waaraan haar belagers zich vertillen.

En Zacharia vervolgt in hfst. 14
Daarna zal Jahweh uittrekken en de strijd tegen die volken aanbinden, net als weleer.
Die dag zal Hij zijn voeten op de Olijfberg planten, ten oosten van Jeruzalem….
En Jahweh, mijn God, zal verschijnen met al de zijnen. Op die dag zal er geen licht zijn; de hemellichamen verliezen hun glans. Op die ene dag, die alleen Jahweh kent, zal er geen onderscheid zijn tussen dag en nacht. Pas tegen het vallen van de avond zal er weer licht gloren.
Als die tijd aanbreekt, zal er in Jeruzalem zuiver water ontspringen: de ene helft zal in het oosten in zee uitmonden en de andere helft in het westen, zowel in de zomer als in de winter.
En Jahwe zal koning worden over de hele aarde. Dan zal Jahweh de enige God zijn en zijn naam de enige naam.

En daar kijken we nu naar uit. De eerste stap van wat ons te wachten staat, en wat voor een! En dat kan heel binnenkort gaan gebeuren.

Deze tijd kun je vergelijken met een vrouw die moet bevallen: het doet af en toe goed pijn, maar als het kind geboren is, is de pijn vergeten en is er alleen maar blijdschap.

Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man en Hem opwacht. Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak ik nieuw!’ – Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar.’ – Toen zei Hij tegen mij: ‘Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft geef ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn. Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood.’

 

 

 



De onzichtbare wereld

 

Door geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het woord van God bereid is, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet-zichtbare (Hebr. 11:3).

Wij richten ons niet op de zichtbare dingen maar op de onzichtbare, want de zichtbare dingen zijn tijdelijk, de onzichtbare eeuwig (2 Kor. 4:18).

Hij heeft ons samen met Hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus (Ef. 2:6) (en daar is ook de geestelijke strijd).

Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelse gewesten, in Christus, met alle geestelijke zegeningen heeft gezegend (Ef. 1:3).

Dat klinkt allemaal heel geestelijk en bovennatuurlijk en dat is het ook.
Die realiteit is niet met zintuigen waar te nemen.
Door de wedergeboorte zijn wij geestelijke wezens geworden en hebben we geestelijke zintuigen gekregen, maar die moeten geoefend worden.

In de 18e eeuw begon in Frankrijk, Nederland, Engeland en Duitsland de Verlichting (Eeuw van de Rede), een reactie op het verstikkende autoritaire geloof.
Het heeft in Europa veel goeds gebracht op sociaal en wetenschappelijk gebied, maar niet alleen goeds. Het eindigde in de Franse revolutie.

Vóór die tijd geloofde men algemeen dat de mens van nature zondig is en afhankelijk van God. En toen geloofde men ook aan engelen en boze geesten en nog veel meer.

Maar de denkers van de Verlichting beschouwden de mens als van nature goed en onafhankelijk.
En het rationalisme (verstand) en empirisme (zintuiglijk waarneembare) werd de nieuwe maatstaf in plaats van Gods woord. Dus het bovennatuurlijke viel weg.

Het verstand vierde en viert dus nog steeds hoogtij in onze West-Europese cultuur.
Domweg geloven? – je schaamt je in onze cultuur als je gelooft – je wordt als fantast, onwetenschappelijk en bijgelovig gezien als je aan God gelooft, en helemaal als je aan engelen en boze geesten gelooft. Dat is de invloed van de Verlichting (en de vrijmetselarij).
Europa heeft daar het meeste last van.

We willen verstandig zijn, zeggen dat Nederlanders nuchter zijn, maar dat is meestal een synoniem voor ongeloof en onwetendheid op bovennatuurlijk gebied.

Eigenlijk heeft de Verlichting alles te maken met de boom van kennis van goed en kwaad.
Dit heeft de kerk ook aardig beïnvloed, vooral hier in het westen dus.

Ons verstand op de eerste plaats zetten is eigenlijk gewoon hoogmoed: wij bepalen met ons verstand wat verstandig is om te doen of niet te doen, of wel of niet te geloven. Deze houding blokkeert ook de werking van de bovennatuurlijke gaven.
En dat is precies de bedoeling van onze vijanden, de boze geesten, want anders wordt het voor hun te gevaarlijk.

Verstand is goed, maar die moet niet op de troon gaan zitten, want daar hoort Jezus – Gods Woord. En hetzelfde geldt voor het gevoel.
Vaak zetten we onbewust ons eigen verstand of gevoel op de eerste plaats in plaats van een stap achteruit te zetten en Gods Woord te laten spreken en dat te geloven.

Door de doop in de heilige Geest “verhuizen” we dus naar de geestelijke wereld en daar wordt een andere taal gebruikt, de tongentaal. Door die te spreken zetten we als het ware een eerste stapje in de geestelijke, bovennatuurlijke wereld. Tongentaal is een uiting van afhankelijkheid en overgave aan de heilige Geest.
We zien bij de eerste christenen dat ze direct bij de doop in de Geest in tongen begonnen te spreken en God prezen.
Jammer genoeg wordt deze zegen vaak niet meer ontvangen. Het kan komen door een gebrek aan overgave, maar het kan ook komen doordat de leer (het ‘verstand’) van de kerk in de weg zit.

Nu zitten we dus in een andere situatie dan de eerste christenen. Zij ontvingen het spontaan, wij moeten ons er bewust voor openstellen. De tegenstander heeft deze waterputten dichtgegooid, wij moeten ze weer openmaken. We moeten de gave als het ware weer opgraven.
Soms ontvangen mensen het nog spontaan. Ik ken iemand die het bij zijn waterdoop ontving en uren bleef spreken terwijl hij het verschijnsel niet kende. Een ander werd in het AZC de handen opgelegd en hij rende direct de gang op en liep door alle drie de etages, luid in tongen sprekend, totdat hij weer in de kamer terug was.
Een andere Congolees zat in onze kerk en tijdens het gebed prikte iemand in zijn rug om hem te zeggen dat hij moest bidden. Hij begon direct te beven en volop in tongen te zingen. ‘Een doorgewinterde pinksterchristen’ dacht ik, maar nee hoor, hij was onbekeerd en de prik in zijn rug was voor hem het zetje om zich aan God over te geven!

Door in tongen te spreken hebben we een direct contact met God van geest tot geest. Het is een geestelijke taal die een hele eigen woordenschat heeft. Ik denk niet dat het woord “stoomtrein” erin voorkomt.
Misschien is het wel een engelentaal.
Tongentaal gaat buiten de controle van ons verstand om, het is een taal van overgave. Door die taal te speken laten we ons los in de stroom van de heilige Geest, laten we ons leiden.

En we spreken een taal die de tegenstander niet verstaat, dat is ook handig.

Jezus heeft heel veel demonen uitgedreven en wanneer hij zijn leerlingen erop uit stuurde, gaf hij ook steeds de opdracht hetzelfde te doen. Maar om dat te kunnen moeten we in de bovennatuurlijke wereld binnen kunnen gaan. Maar dat geldt ook voor andere bovennatuurlijke krachten. En tongentaal is daar belangrijk bij, want wij kennen de weg niet in die wereld. Daardoor kunnen we openbaringen en aanwijzingen ontvangen, en de vijand wordt er zenuwachtig van.

De eerste passage waar we tongentaal tegenkomen is in Markus 16:17-18, waar Jezus het volgende profeteerde:
‘Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in Mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, in tongen zullen ze spreken, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’
Kortom: gelovigen zullen bovennatuurlijke krachten doen.

In Handelingen 10:45-46 zien we de eerste heidenen deze taal ontvangen, namelijk Cornelius en de zijnen:
De Joodse gelovigen die met Petrus waren meegekomen, zagen vol verbazing dat ook heidenen het geschenk van de heilige Geest ontvingen, want ze hoorden hen in tongen spreken en God prijzen.

Hier kun je lezen dat ze de doop in de Geest en de tongentaal als een geschenk zagen. En wie neemt er nu niet een geschenk van God aan? Sommigen niet, velen zelfs niet, en daar snap ik zelf helemaal niets van.
Op de eerste plaats is het een beetje onbeleefd om een geschenk niet aan te nemen, of misschien zelfs hooghartig: zo van, dat heb ik niet nodig.

God gaf tongentaal als eerste op het moment dat iemand zijn koninkrijk binnenkwam. Het is eigenlijk als de babymelk van de beginnende christen om te kunnen groeien in de geestelijke, bovennatuurlijke wereld, of je kunt het ook zien als de sleutel naar die wereld. Als je alleen ’s zondags naar de kerk gaat om te ontvangen en verder niets doet in Gods Koninkrijk, dan verlang je automatisch minder naar de gaven.

Opbouw

In 1 Kor. 14 staan verschillende teksten over de tongentaal:
Iemand die in tongen spreekt, spreekt niet tot mensen maar tot God. Niemand kan hem verstaan, want door toedoen van de Geest spreekt hij geheimnissen.
Iemand die in klanktaal spreekt bouwt zichzelf op…
Ik dank God dat ik meer dan u allen in tongen spreek…
Ik zou willen dat u allen in tongen sprak…

Iemand die in tongen spreekt onderwijst dus zichzelf, bouwt zichzelf op. De heilige Geest onderwijst via deze weg de persoon. Dat kun je dan toch geen onnodige gave meer noemen.

 

Gebed

Behalve voor opbouw is de klanktaal ook een gebedstaal:
De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. God, die ons doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen. Hij weet dat de Geest volgens Zijn wil pleit voor allen die Hem toebehoren (Rom. 8:26-27).

Wat is er mooier dan dat de heilige Geest zelf in ons bidt, bestaat er een volmaakter gebed, een meer efficiënt gebed, een gebed dat meer op verhoring kan rekenen?
Dus wat moet ik doen? Ik zal bidden met mijn geest, maar ook met mijn verstand (I Kor. 14:15).

Lofprijs

Dus wat moet ik doen? Ik zal zingen met mijn geest, maar ook met mijn verstand. (I Kor. 14:15).
Hier zien we ook dat klanktaal gebruikt wordt voor lofprijzing. Dan kun je al je aanbidding uit je hart laten stromen zonder naar woorden te hoeven zoeken. Gezamenlijk kan dat erg mooi klinken. Zou er ook uitleg nodig zijn bij het zingen en aanbidden in de geest? God heeft het niet nodig in ieder geval.

Geestelijke strijd

Soms, tijdens een gebedsbijeenkomst, bidt iedereen ineens in tongen. Dan gaat het niet om uitleg, dan hoeft niemand te weten wat je zegt, dan wordt er gezamenlijk gestreden. Dat kan gebeuren als een geestelijke strijd hevig wordt, als er barricades geslecht moeten worden. Boze geesten verstaan deze taal niet en worden onzeker, want ze weten dat de heilige Geest werkt, maar weten niet wat er gezegd wordt en wat er kan gaan gebeuren.

Openbaring

Sommigen hebben de gave om in tongen te profeteren.
Er mogen twee, hoogstens drie van u in tongen spreken, ieder op zijn beurt en bovendien met iemand die de uitleg geeft (I Kor. 14:27).

Waarom niet direct gewoon in het Nederlands profeteren?
Dat is een goede vraag. Daar mag je over nadenken.

Orde

In Korinte was iedereen zo enthousiast, wanordelijk enthousiast, dat Paulus wat regels moest aanbrengen:
Wanneer u samenkomt draagt iedereen wel iets bij: een lied, een onderwijzing, een openbaring, een uiting in tongen of de uitleg daarvan. Laat alles tot opbouw van de gemeente zijn. Er mogen twee, hoogstens drie van u in tongen spreken, ieder op zijn beurt en bovendien met iemand die de uitleg geeft. Is er niemand die dit kan, dan moeten ze zwijgen en alleen voor zichzelf tot God spreken (of zoals daarvoor staat: daarom moet iemand die in tongen spreekt bidden om die te kunnen uitleggen).

Het spreken in tongen hoort dus gewoon bij de orde van de dienst.

Waarom in de dienst in tongen spreken?

Doodgewoon omdat Gods Woord dat zegt: Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de Geest. En daar hoort tongentaal bij. En door gebruik ga je de kracht ervan ontdekken.

Niet iedereen ontvangt de gave om in de gemeente in tongen te spreken, maar het is wel beschikbaar voor iedereen voor persoonlijk gebruik.
En wie heeft het niet nodig innerlijk opgebouwd en onderwezen te worden?

Paulus zei dus: Ik zou willen dat u allen in tongen sprak. (I Kor. 14:8), en Ik dank God dat ik meer dan u allen de gave heb in tongen te spreken (I Kor. 14:18).
Dat zegt hij ook van profeteren, maar niet van de andere gaven.
Blijkbaar belangrijk dat iedereen dat doet, temeer daar het onze geest voor de bovennatuurlijke wereld opent, daar waar de werkelijke strijd plaatsvindt.

Kan iedereen in tongen spreken en kan iedereen die uitleggen? (I Kor. 12:30) vraagt Paulus.
Paulus spreekt hier van de gave boodschappen in het openbaar door te geven, niet over tongentaal als persoonlijke gebedstaal.

De heilige Geest deelt gaven uit. Maar in feite kan iedereen op zijn tijd voor alles gebruikt worden als hij of zij in de Geest gedoopt is.
Het is net als schilderen, sommigen hebben de gave, maar in feite kan iedereen het, zelfs een aap. Zo geloof ik dat wij allemaal de mogelijkheid hebben door de doop in de heilige Geest allerlei bovennatuurlijke dingen te doen, maar sommigen zijn begaafd op een bepaald gebied.

 



Blauwdruk van de gemeente

Een paar jaar geleden zag Hermien een visioen waarin God een kandelaar in het midden van de universele kerk plaatste.
Een jaar later zag ze eenzelfde visioen waarin God de kandelaar aanreikte aan de gemeente maar deze weer langzaam terugtrok omdat er te weinig handen waren om hem aan te nemen.

We zien in het boek Openbaringen dat Jezus in de brief aan de gemeente van Efeze zegt dat ze hun eerste liefde zijn kwijtgeraakt en dat wanneer zij zich niet bekeren Hij de kandelaar weg zou nemen.
Wat is die kandelaar?
Het was een gouden standaard met zeven armen met zeven olielampjes in de tabernakel en in de tempel. Het symboliseerde de aanwezigheid van de heilige Geest.

Bij de meeste eerste gemeenten is de kandelaar verdwenen, maar ze zijn vaak toch blijven bestaan. En vanaf die tijd kwam de nadruk steeds meer op de vorm te liggen (vaste riten, ceremonieën).

Nu zijn we vele eeuwen verder en vele kerken hebben geen kandelaar, of wel een, maar dan met walmende vlaspitten. Maar de wereldwijde kerk is sinds een tijd langzaam uit het grote dal aan het klimmen en meer en meer gemeenten ontvangen hun kandelaar. Wat dat betreft leven we in een heerlijke en spannende tijd.

Met de meeste gemeenten waar Jezus zich tot richtte in Openbaringen ging het niet zo goed. En twee gemeenten hadden daarbij ook te maken met de leer van de Nikolaïeten en Jezus zei dat hij die leer haatte. Verder wordt er niet uitgelegd wat die leer was, dus we kunnen er van alles bij denken.

De naam Nikolaïeten bestaat uit twee Griekse woorden: “nikao”, dat ‘overwinnen’ betekent, en “laos”, dat ‘leken’ (volk) betekent. En daarom zou het kunnen gaan om een leer van scheiding tussen geestelijken en leken. We zien dat al heel snel in de vroege kerk ontstaan en bij de katholieke kerk is dat nog steeds zo, met nog een hele hiërarchie erbij.

Het protestantisme is dat niet allemaal kwijtgeraakt – Luther wilde wel – maar de dominees kregen toch weer dezelfde positie als de priesters in de katholieke kerk – die van de ‘geestelijken’ – en veel voorgangers van tegenwoordig ook.

En wijzelf hebben dan wel geen altaar of kansel, maar wel een podium.
Daarvandaan wordt de gemeente bediend door de aanbiddingsleider en de prediker. Maar als je leest wat Paulus zegt in de eerste brief aan de Korintiërs, dan is dat niet echt de bedoeling. Deze tekst is als het ware een blauwdruk van hoe het zou moeten/mogen/kunnen.

I Kor. 14:26
Wanneer u samenkomt draagt iedereen wel iets bij: een lied, een onderwijzing, een openbaring, een uiting in klanktaal of de uitleg daarvan.

En verder in vers 29-31:
Laat van de profeten er telkens twee of drie spreken; de anderen moeten het beoordelen. Wanneer aan iemand die nog op zijn plaats zit iets geopenbaard wordt, moet degene die op dat moment spreekt verder zwijgen. U kunt ieder op uw beurt profeteren, zodat ieder van u kan worden onderwezen en bemoedigd.

Dat is dus het beeld van een normale dienst.

Maar zo doen we het dus helemaal niet. Wij hebben een podium zoals zovele kerken en van daaruit wordt alles gedaan. En wij zitten te kijken op kerkbanken of stoelen die achter elkaar staan. Dat heeft gewoon nauwelijks iets met een Bijbelse gemeente te maken.

Er wordt wel gezegd dat onze samenkomsten daar te groot voor zijn, maar de woonkamers van de huizen waar de christenen in de tijd van Paulus samenkwamen schenen wel 100-150 mensen te kunnen bevatten.

Samenkomsten zoals Paulus die beschrijft zijn niet mogelijk zonder kandelaar en zonder persoonlijk de doop in de heilige Geest te hebben ontvangen.

Onze denominatie en nog heel wat andere denominaties hebben nog moeite met de heilige Geest, dus eigenlijk met God zelf.

In I Kor. 12:7-10 staat:
In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente. Aan de een wordt door de Geest het verkondigen van wijsheid geschonken, aan de ander door diezelfde Geest de gave van kennis; de een ontvangt van de Geest een groot geloof, de ander gaven om te genezen. En weer anderen de kracht om wonderen te verrichten, om te profeteren, om geesten te onderscheiden, om in klanktaal te spreken of om uit te leggen wat daar de betekenis van is.

In iedereen zegt Paulus, dus het is normaal dat iedereen wel wat van die gaven heeft. Maar hebben we dat wel? Zien wij die gaven wel werken in onszelf?
Zo niet, hoe zou dat komen? En dan niet zeggen dat het niet van deze tijd is, want dat is geen ‘wijsheid’ die uit de Bijbel komt. En niet zeggen dat God het niet wil geven, want Hij wil niets liever dan dat de gemeente volwassen en vruchtbaar wordt.

Zichtbaar staat er in de tekst, dus niets vaags aan.

In Handelingen staat het verhaal van Filippus die in Samaria predikte en vele mensen tot geloof had gebracht en had gedoopt. Dan staat er verder in hoofdstuk 8:14-19:
Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat de inwoners van Samaria het woord van God hadden aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe. Nadat ze waren aangekomen, baden ze dat ook de Samaritanen de heilige Geest mochten ontvangen, want deze was nog op niemand van hen neergedaald; ze waren alleen gedoopt in de naam van de Heer Jezus. Na het gebed legden Petrus en Johannes hun de handen op, en zo ontvingen ze de heilige Geest. Toen Simon zag dat de mensen door de handoplegging van de apostelen vervuld raakten van de Geest, bood hij Petrus en Johannes geld aan en zei: ‘Geef ook mij deze macht, zodat iedereen wie ik de handen opleg de heilige Geest ontvangt.’

Simon zag het, dus het was direct heel zichtbaar.

Maar wat te doen dan als al die gaven bij ons niet werken? want we kunnen het niet zelf maken.
Eigenlijk heeft de Heer dat door die visioenen aan Hermien al duidelijk gemaakt:
Door aanbiddende en reikende handen kan de kandelaar in ons midden komen te staan. En er bestaat geen groter feest dan dat de levende God in ons midden komt, dat is veel en veel mooier dan veilig kerkje spelen…

We waren in de gemeente begonnen te bidden om een opwekking op maandagavond en het was best wel druk in het begin, maar niet iedereen kwam en nu komt er nog minder ‘iedereen’. Er zijn te weinig handen die reiken.

De heilige Geest is in feite God van dichtbij nu. Door de gaven van de heilige Geest komt God nog dichterbij:
Hij spreekt tot je door profetie,
Hij raakt je aan om lichamelijk of innerlijk te genezen.
Hij brengt dingen aan het licht. Hij jaagt een boze geest weg.
Door de tongentaal lokt hij je naar de bovennatuurlijke wereld, zijn wereld.

  • Maar willen we God wel dichtbij hebben? Is dat het probleem?
  • Of vinden we het moeilijk Hem Koning te laten zijn in ons midden en Hem de leiding te laten nemen?
  • En door de gaven komen we ook dichter bij elkaar te staan, worden we transparanter voor elkaar. Misschien is dat wat ons beangstigt, wat ons afremt?
  • Of hebben we angst voor het bovennatuurlijke waar wij minder controle op hebben?
  • Of is het gewoon onwennigheid?

 

Jezus is de grote architect van de gemeente, een gemeenschap van een stel eigenwijze, lieve, zondige en hopelijk verlangende mensen.

De gaven en bedieningen zijn het steigerwerk om het huis te kunnen bouwen, het zijn middelen, het is dus niet het belangrijkste, maar het steigerwerk is voorlopig wel onmisbaar.
Het belangrijkste is het huis zelf, dat is de relatie met God en elkaar. Hoe meer Gods heilige Geest er is, hoe dieper de relatie wordt. Bij God staat de liefde boven alles. Het is niet de bedoeling dat we een indrukwekkend steigerwerk gaan krijgen, maar met een armzielig huisje in het midden. Daarom zegt Paulus ook: Jaagt de liefde na maar dus ook: streeft naar de gaven van de Geest. Want die zijn de handen van Gods liefde.

Behalve de gaven geeft de heilige Geest ook bedieningen, die trouwens nauw met de gaven samenhangen. Er zijn allerlei bedieningen. God wil ons allemaal gebruiken, maar sommigen geeft Hij een duidelijk zichtbare taak.
Dat lezen we in Efeziërs 4:11-12:
Hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelisten, herders en leraren, om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst.

Dus een gemeente die door Jezus gebouwd wordt ziet deze bedieningen werken.

We beginnen met de laatsten. Dat zijn de herders en leraren. Die worden hier in één adem genoemd, die bedieningen liggen dicht bij elkaar. Deze mensen hoeden en onderwijzen de gemeente. In het nieuwe testament worden de herders ook presbyters, opzieners, oudsten of voorgangers genoemd, maar het is steeds dezelfde bediening.
Het idee van één voorganger met daaronder oudsten is de hiërarchische katholieke vorm: de pastoor met zijn kapelaans.
Een oudste of herder herken je doordat hij veel met mensen bezig is. Hij ontvangt mensen thuis en gaat bij ze op bezoek, hij heeft een passie voor mensen.
Maar hij geeft ook leiding aan het grote geheel als opziener.
Een oudste heeft verschillende geestelijke gaven nodig, zoals die van leiding geven, wijsheid en hij moet natuurlijk ook goed thuis zijn in de Bijbel, net zoals de leraar.

Daarnaast heb je de diakenen, die zorgen voor de materiële zaken in de gemeente.

Verder zijn er de evangelisten, die brengen de mensen bij Jezus en in de gemeente.
Zij hebben vaak de gave van genezing en de gave van onderscheid van geesten.
En profeteren doen evangelisten ook makkelijker.
Hun passie is mensen winnen voor Jezus.

En als eerste dus noemt Jezus de apostelen en profeten, die je trouwens ook vaak samen ziet werken.
In principe heeft de apostel alle gaven.
In I Kor. 12: 12 zegt Paulus:
Alles wat een apostel tot apostel maakt, heb ik u laten zien: elke volharding, alle tekenen en wonderen, elke kracht.
Een apostel start gemeentes op, hij legt het fundament en stelt mensen aan.
Hij is onvermoeibaar, een pionier die de weg baant, dus ook met bovennatuurlijke krachten.

De profeet geeft boodschappen van God door aan de gemeente. Hij geeft de visie, de richting aan. Hij geeft openbaringen door en profeteert over mensen om ze te corrigeren en te bemoedigen. Net zoals de herder en de leraar spreekt hij ook de gemeente toe.
Hij heeft natuurlijk minstens de gave van profetie.

En als je dat allemaal leest en hoort, dan zou je kunnen denken, zie nou wel, daar heb je weer zo’n geestelijke bovenlaag!

Maar dat vers over de bedieningen moeten we wel goed lezen: Hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelisten, herders en leraren, om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst.

Dus het gaat om de gewone mensen, dat zij toegerust worden om God te kunnen dienen in zijn kracht. Daar staat dus niet dat de apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraren al het werk moeten doen. Integendeel!

En zo ook is het dus ook nooit de bedoeling geweest om in rijtjes achter elkaar te gaan zitten in de kerk om de anderen aan het werk te zien op dat podium. Want iedereen heeft wat.

Als je daar allemaal over leest in de Bijbel en daarover nadenkt dan besef je dat we daar met z’n allen nog een beetje ver vanaf staan. God is duidelijk in wat hij wil, maar wat willen wij?

In de evangelische gemeenten ontstaan vaak hierover spanningsvelden. De ene groep wil de heilige Geest meer zien werken en de andere groep ziet dat niet zitten, die willen alles bij het oude houden en in rijtjes achter elkaar blijven zitten. Want God is een God van orde zeggen zij.

Maar iedere keer dat er een opwekking ontstaat is dat omdat er teruggegrepen wordt op het Woord. Het wordt bestudeerd en gehoorzaamd en er wordt veel gebeden en dan schiet de vlam erin.
Daarom is het belangrijk dat we samen het Woord bestuderen om zijn wil te kennen en volhardend bidden en smeken tot een God die gebeden verhoort dat Hij zijn Geest over ons uitstort.

Want wie vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. Welke vader onder jullie zou zijn kind, als het om een vis vraagt, in plaats van een vis een slang geven? Of een schorpioen, als het om een ei vraagt? Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.’ (Lucas 11:10-13).

 



(door Robert)

 

 

Maria

 

Toen aan het begin van Jezus’ bediening Filippus tegen Nathanaël zei: we hebben de Messias gevonden, Jezus van Nazareth, zei Nathanaël: Kan er uit Nazareth iets goeds komen?

Of Nazareth had een slechte reputatie, of het was een volkomen onbelangrijk stadje in een onbelangrijke provincie, in Galilea.
Daar woonde Maria dus, de toekomstige moeder van Jezus.
We weten niets van haar ouders en van haar familie, behalve dat ze van David afstamde en dat Elizabeth haar tante, de moeder van Johannes de Doper. Zij stamde af van Aäron, en zij en haar man waren godvrezende mensen.

Probeer je eens in Maria in te leven. Je komt uit een provinciestadje, een gewone familie, je bent niet rijk, verloofd met een timmerman, gewoon een tienermeisje zoals er zoveel waren.
Komt daar ineens een engel binnen!
Probeer je eens in te dingen dat jij dat meisje bent en vraag je af hoe dat allemaal bij jou zou overkomen.

Lucas 1:26-38
Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jahweh God zal Hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’

Nou, dat noem je nou echt met de deur in huis vallen.
En hoe reageert Maria? Met ongeloof? Nee, met volkomen geloof. En ze komt direct met een praktische vraag.

Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers geen gemeenschap met een man.’ De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.

En toen God voor dat moment bij haar gekomen is, zal zeker een heel bijzonder moment geweest zijn.

En de engel Gabriël ging verder:
Luister, ook je familielid Elisabeth is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.’ Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’
Daarna liet de engel haar weer alleen.

Maria – en daar blijkt haar grootheid – reageert dus met volkomen geloof:
‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’

Heel weinig mensen zullen met zo’n wijd open hart met zoveel geloof en overgave op zoiets kunnen  reageren. Zelfs Mozes sputterde tegen toen hij geroepen werd.

Maar daarna ontstaan al vrij snel problemen, haar opleiding begint bijna direct.
Het godvrezende kuise meisje is zwanger. En dat wordt zichtbaar nadat ze 3 maanden bij Elisabeth is geweest. Iedere dag wordt haar buik een beetje dikker. Heeft ze het haar ouders verteld? en de familie en de buren en vrienden? Wat moest ze zeggen? “Dat heeft God gedaan, ik ben nog maagd?”

Eigenlijk zou het netjes zijn geweest als God een engel met een bazuin had rondgestuurd in de straten van Nazareth of via een buurtapp om aan te kondigen dat Maria zwanger was door de heilige Geest. Maar dat is zo te lezen niet gebeurd. En Maria heeft zelfs Jozef niets proberen uit te leggen, daar was geen beginnen aan dacht ze misschien, of hij had het al van anderen gehoord dat ze met een dik buikje van de familiereis was teruggekomen. Hij kwam er dus achter en wilde in stilte van haar scheiden, wilde haar niet in opspraak brengen, want hij hield van haar. Mooi hè? Hij heeft ook niet zichzelf lopen te rechtvaardigen, zo van: dat was ik niet, zo ben ik niet.

De engel had ook Jozef niet van tevoren gerustgesteld om hem die pijn en die pijn tussen hem en Maria te besparen. Twee heel geliefde mensen en God laat ze lijden.

Wij denken dat God wel niet zo veel van ons zal houden omdat Hij ons op z’n tijd laat lijden, maar niets is minder waar. Lijden heeft vaak een doel, het haalt het diepste van ons hart naar boven, maakt ons open en reinigt ons.

Eigenlijk deed God direct een stevig werk in haar: er werd flink ingehakt op haar gevoeligheid voor wat andere mensen zouden kunnen denken.
God wil dat bij ons allemaal doen, ons vrij maken van mensenvrees.

En toen begon de reis naar Bethlehem, hoogzwanger en dan zo’n reis maken.
In Bethlehem was geen plek te vinden, en ze hadden waarschijnlijk ook te weinig geld voor een mooie plek. Zij draagt Gods zoon en zelfs God had schijnbaar geen plekje voor hen geregeld?
Tja, uiteindelijk was er wel een plekje, tussen wat aardige beesten. Een tochtig plekje, geen warm water, geen stromend water, waarschijnlijk ook geen vroedvrouw. En daar moest Maria bevallen…. en leren op God te vertrouwen, hoe absurd het ook lijkt.

En het eerste kraambezoek, door engelen geregeld, begint met bezoek van herders, een onbehouwen zooitje kerels, grof in de mond, niet gerespecteerd door de maatschappij, zulke lui wil je als net gezin eigenlijk niet op bezoek hebben.
Maar dat moment was wel heel indrukwekkend en bemoedigend voor Jozef en Maria.

En later, toen ze al in een huis woonden, kwamen de wijzen uit het oosten.
Stel je eens voor, je woont in Hoensbroek in de Kastelenbuurt en ineens stoppen er 20 limousines voor de deur, een stel bodyguards stapt uit gevolgd door rijk uitgedoste persoonlijkheden. Ze hebben dure cadeaus bij zich en bellen bij je aan. Hoe leg je dat uit aan de buren? Zoiets van “Oh, die kwamen op het verjaardagsfeestje van mijn zoontje…”.
Weer doet God wat bijzonders en leert ze niet te denken aan wat andere mensen zouden kunnen denken.

Lang vóór dat bezoek waren ze in de tempel in Jeruzalem om Jezus aan God op te dragen toen een godvrezend man naar ze toe kwam (Lucas 2:34-35).
En Simeon zegende hen en zei tegen Maria, Zijn moeder: Zie, dit Kind is bestemd tot val en opstanding van velen in Israël en tot een teken dat tegengesproken zal worden, – ook door uw eigen ziel zal een zwaard gaan – opdat de overwegingen uit veel harten openbaar worden.

Hier zie je weer een moment dat God zegt dat haar het lijden niet bespaard zal worden. Jezus zelf werd de Man der Smarten genoemd, en Maria als moeder zou automatisch meelijden. Haar naam betekent “bitterheid”.

Van dat lijden zie je hoogtepunt tijdens de kruisdood van Jezus. Maria staat naast Hem, ze blijft een echte moeder, ook al wees Jezus haar als zodanig af. Ze werd op dat moment uit elkaar gescheurd. We lezen verder niet dat ze bij het graf was, waarschijnlijk was de “gezegende onder de vrouwen”, zoals Gabriël en Elisabeth haar genoemd hadden, te zeer aangedaan.

Ook aan het kruis had Jezus haar “vrouw” genoemd, haar weer op zichzelf teruggeworpen en duidelijk gemaakt dat ze niet meer was dan wie dan ook. Uiteindelijk vinden we haar met haar zonen ook in de bovenkamer om de doop in de heilige Geest te ontvangen. Ook zij moest tot bekering en wedergeboren worden en gedoopt in de heilige Geest. Zij was net als ieder ander volkomen afhankelijk van Jezus en zijn volbracht werk. Niks ‘Moeder van God’, niks ‘Eeuwige maagd’, niks ‘Onbevlekte ontvangenis’, maar wel een geweldig voorbeeld van overgave voor ons.

Onder dat zwaard zou behalve diep leed ook iets anders verstaan kunnen worden, namelijk het Woord van God als het “tweesnijdend scherp zwaard” dat ook door ons heen gaat.

Dat zien we al werken toen Jezus als twaalfjarige jongen in de tempel zat, nadat zijn ouders Hem drie dagen gezocht hadden:
Toen zijn ouders Hem zagen, waren ze ontzet, en zijn moeder zei tegen Hem: ‘Kind, wat heb je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met angst in het hart naar je gezocht.’ Maar Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebt u naar Me gezocht? Wist u niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ Maar ze begrepen niet wat Hij tegen hen zei.

Maar het sneed wel. Jezus snijdt zich hier al wat los van zijn ouders. En God heeft zijn ouders dagenlang in angst gelaten. Het doet pijn als natuurlijke banden worden doorgesneden, maar het moet.
Het is trouwens de laatste keer dat er over Jozef gesproken wordt.
Misschien is Jozef vroeg gestorven zodat Jezus al op jonge leeftijd geoefend werd om verantwoordelijkheid op zich te nemen over anderen (als oudste man van het gezin). Ook dat kreeg Maria over zich heen.

Maria kreeg vaker een domper op haar neus.
In Markus 3 lezen we dat zijn moeder en broers bij zijn huis aankwamen, maar niet naar binnen konden vanwege de menigte die er was:
Ze stuurden iemand naar binnen om Hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. Er zat een groot aantal mensen om Hem heen, en die zeiden tegen Hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken U.’ Hij antwoordde: ‘Wie zijn Mijn moeder en Mijn broers?’ Hij keek de mensen aan die in een kring om Hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn Mijn moeder en Mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is Mijn broer en zuster en moeder.’

Dat is niet leuk. Maria had duidelijk geen wit voetje bij Jezus, en zijn broers ook niet en die waren toen trouwens ook nog niet bekeerd. En ook Maria werd door Hem teruggezet als een normaal persoon die zoals iedereen ook tot bekering moest komen. Zelfs tegen zijn eigen leerlingen had Jezus vlak voor zijn gevangenneming gezegd: “Als jullie tot bekering gekomen zijn, …”, dus zij waren het ook nog niet.

Maria en de broers en zussen van Jezus waren niet automatisch gered omdat ze familie waren. Maar gelukkig vinden we Maria en haar zonen terug in de bovenkamer, wachtende op de heilige Geest.

Zo hebben wij ook geen wit voetje bij God. God trekt ons niet voor, maar Hij stelt ons ook niet achter, Hij kent geen aanzien des persoons.

Toen Jezus 30 jaar was en net wat eerste discipelen had uitgezocht, waren zijn moeder en Hij met zijn discipelen op een bruiloftsfeest uitgenodigd.
Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen Hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’
‘Wat heb Ik met u van doen, vrouw?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’

Zo zeg, wat een opmerking. Dat komt brutaal, scherp en kil over en zeker in zo’n maatschappij waar familie en respect voor de ouders heel hoog in het vaandel stonden.
Jezus laat duidelijk weten dat zij totaal geen gezag over Hem heeft. Soms moet je dat je ouders op een zekere leeftijd laten weten….
En dan zie je weer typisch Maria, ze laat zich zelfs niet overdonderen door haar zoon, ze luistert naar de stem van God – dat heeft God haar geleerd.

Daarop sprak zijn moeder de bedienden aan: ‘Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is.’

Als zij zoiets zegt, dan wil dat zeggen dat zij diezelfde houding had – een van volledige overgave, zo reageerde ze zelf op het bezoek van de engel Gabriël. En wat moesten ze doen? Kruiken met water vullen – absurd! Idioot! Maar ze deden het, wat de anderen ook zeiden. Maria kende dit. En Jezus zei, laat de ceremoniemeester een glas drinken. En ze deden het ook nog! Je vraagt je af wat voor een atmosfeer er toen hing, hoe dat kon dat ze zo gehoorzaamden.

En wat was het resultaat? Water werd wijn!

Je leven verandert van water in wijn als je stomweg doet wat God zegt, als je volledig overgegeven bent. En wat zou God nu van ons  vragen? Wat wil Hij dat we nu of vandaag doen? Ik heb dat vaker aan God gevraagd en gezegd: “Wat U ook zegt, Ik zal het doen”, en ik heb soms gezweet…. Maar dat hoeft niet allemaal zwaar te zijn, maar overgave gaat inderdaad wel tegen ons vlees in, het kost soms wat of veel, maar het resultaat is dat je leven van water in wijn verandert, en niet alleen voor jezelf maar ook voor de mensen om jou heen.

Dus neem een tijd van stilte en vraag aan de Geest wat Hij wil dat je doet, wat je volgende stap zal zijn.

 



Elisa

Elia was een van de grootste profeten van het oude testament en leefde in een heel donkere tijd, namelijk toen Achab en Izebel heersten, rond 850 jaar vóór Christus. Er was toen veel afgoderij en vele profeten waren gedood. Elia niet en hij is zelfs geen natuurlijke dood gestorven, maar zo met paarden en wagens van vuur naar de hemel gevoerd. Elisa was daar getuige van en ontving de zalving van Elia om zijn werk als profeet voort te zetten. Met hem beleven we het onderstaande avontuur.

 2 Koningen 6:8-23

 De koning van Aram voerde oorlog tegen Israël. Telkens als hij in overleg met zijn bevelhebbers besloot [Syrië] om bij een bepaalde plaats zijn kamp op te slaan, liet de godsman Elisa de koning van Israël waarschuwen dat hij uit die buurt moest wegblijven omdat de Arameeërs daar een aanval beraamden.
10 De koning van Israël liet dan de inwoners van de plaats die de godsman had genoemd waarschuwen en zorgde ervoor zelf uit de buurt te blijven. Dat ging zo keer op keer, 11 tot grote ergernis van de koning van Aram. Hij riep zijn bevelhebbers bij zich en vroeg hun: ‘Zeg me: wie van onze mensen heult met de koning van Israël?’
12 Een van de bevelhebbers antwoordde: ‘Niemand, mijn heer en koning, maar de profeet Elisa in Israël weet de koning van Israël zelfs te vertellen wat u in uw slaapkamer zegt.’

Dat is een echte profeet! Dan zie je hoeveel invloed één man die goed naar God luistert kan hebben.
De oude profeten hadden altijd contact met de koning, de leider van het volk. Niet dat die koningen daar altijd even blij mee waren….

In het nieuwe testament zijn ook profeten. Paulus zegt in Efeziërs 4:11 als hij het heeft over de gemeente heeft: En Jezus is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelisten, herders en leraren.
De apostelen zijn de bouwmeesters die gemeenten stichten. Hij werkt vaak samen met de profeten, die de richting aangeven die de gemeente op moet gaan, die visie hebben, maar die ook over mensen afzonderlijk profeteren.
De evangelisten gaan de straat op om de mensen binnen te halen, de herder (pastor) hoedt ze en de leraar onderwijst ze.
We leven in een tijd dat langzamerhand die vijfvoudige bediening weer zijn plaats krijgt binnen de gemeente.

Een profeet kan heel vervelend zijn omdat hij ook het verborgene aan het licht kan brengen, maar hij is daardoor ook tot grote zegen. Zo ook Elisa in dit verhaal.

13 Hierop zei de koning [van Syrië]: ‘Zoek voor mij uit waar hij is, dan zal ik hem gevangen laten nemen.’ Toen hem werd verteld dat Elisa in Dotan was, 14 stuurde hij een groot leger met strijdwagens en paarden op de stad af. De Arameeërs kwamen ‘s nachts bij Dotan aan en omsingelden de stad.

Iedereen krijgt weleens een leger op zich af, maar mensen met een duidelijke bediening krijgen het leger van de vijand vaker op zich af. Daarom zegt de Bijbel dat we voor onze voorgangers moeten bidden, waarbij we wel moeten beseffen dat voorganger ruimer bedoeld is dan hoe we dat tegenwoordig gebruiken.

 15 Toen de bediende van Elisa de volgende morgen opstond en naar buiten kwam, zag hij dat de stad omsingeld was door een leger met strijdwagens en paarden. ‘Wat moeten we beginnen, heer?’ riep hij uit. 16 Zijn meester antwoordde: ‘Wees niet bang, wij zijn met meer dan zij.’ 17 En hij bad: ‘Jahweh, open zijn ogen en laat het hem zien.’ Jahweh opende Elisa’s knecht de ogen, en toen zag hij dat de heuvels vol stonden met paarden en wagens van vuur, die Elisa omringden.

 

Elisa wist door het geloof dat God met Hem was en dat Gods engelen machtiger waren dan alle vijandelijke legers. Dat zou niet gek zijn hè, engelen zien zo nu en dan? En veel mensen, ook vandaag, krijgen wel eens en meestal in hele moeilijke situaties engelen te zien. En als je denkt: Ik ben niet zo’n geweldige christen, want ik heb zoiets nooit gezien, dan zegt Jezus tegen je: Zalig zij die niet zien en toch geloven.

Maar de knecht van Elisa moest het wel even te zien krijgen om rustig te kunnen blijven. Hij zag de realiteit: een leger vijanden, maar Elisa zag door de Geest en door het geloof een hogere werkelijkheid. Er zijn mensen die zeggen: Voor dat soort dingen ben ik te nuchter, ik sta met beide benen op de grond. Maar de grond waarop ze staan is tijdelijk en het onzichtbare is eeuwig zegt het Woord van God, dus echt nuchter zijn ze niet.

Ik heb zelf ook een paar keer in de onzichtbare wereld mogen kijken.

Mijn vrouw en ik waren naar Heerlen naar het grote woonwagenkamp gegaan om haar vader te bezoeken en hem het evangelie te vertellen. Hij had hele zware zonden op zijn geweten. Eerst nam hij de boodschap aan, maar in de loop van de week verhardde hij zich tegen Jezus en een week later was hij dood. Wij gingen toen naar christenen in de buurt en hadden echt bemoediging nodig. Maar die mensen zagen hoe uitgeput we waren en waren ervan overtuigd dat we drugs gebruikt hadden en we werden zwaar veroordeeld. De volgende dag met onze kleine kindertjes met het openbaar vervoer terug naar Groningen, we kwamen helemaal kapot aan.
En toen ik het huis binnenkwam zag ik links een engel staan, een wachter. Alle last gleed van me af. Dat maakte zo’n indruk op mij, dat heeft nog maanden doorgewerkt.
God had ons laten zien dat wij extra hulp hadden in de strijd.

Maar of we ze zien of niet, ze zijn er, zoals in Hebreeën 1:14 staat: Zijn zij niet allen dienende geesten, uitgezonden om hen bij te staan die deel zullen krijgen aan de redding?
Alleen de meesten van ons krijgen die dus niet te zien.
Jammer genoeg heb ik, en de meesten die wel eens wat dingen te zien krijgen, vaker demonen dan engelen gezien.
Als we demonen zien dan is dat vaak een seintje dat we ze aan moeten pakken, zo versta ik dat.

Miep en ik hebben regelmatig te maken met mensen die last van demonen hebben in hun huis. We gaan er dan heen om te bidden.
Het mooie is dat die mensen het evangelie te horen krijgen in hun eigen huis, we samen met ze kunnen bidden en dan het hele huis, kamer voor kamer, mogen zegenen. Dat is een geweldige ingang. En dan zien ze ook direct Gods kracht werken.
En we merken trouwens dat er best wel veel mensen last van hebben, ook christenen. Dus als je mensen kent met zulke problemen, we zijn beschikbaar.

Maar nu terug naar Elisa. Stel je voor dat hij dat van die engelen niet had geweten, dan was hij er waarschijnlijk vandoor gegaan of had hij zich diep onder de grond verstopt.

Onze vijanden van vandaag bestaan niet uit vlees en bloed zegt de Bijbel, maar het zijn boze geesten die allerlei problemen, ziekten, verwarring, slechte mensen enzovoorts op ons af sturen. Als je niet het geloof hebt dat God je eruit zal helpen, dan raak je in paniek en trek je je terug of je gaat rare dingen doen, of je raakt oververmoeid doordat je in eigen kracht strijdt.

Maar Elisa bleef kalm vertrouwen. En daardoor hebben ze een mooi wonder mogen beleven en mogen we dat vandaag dan als bemoediging lezen.

18 Toen de Arameeërs op Elisa afkwamen, smeekte hij Jahweh hen te verblinden.

Hier zien we dat Elisa dus waarschijnlijk niet op een tuinstoeltje met een kopje koffie en een sigaar rustig zat af te wachten. Nee, hij werd bij de geestelijke strijd betrokken en moest God zelfs smeken. Het ging dus allemaal niet van een leien dakje.

Bij ons is het ook zo: Jezus heeft alles volbracht aan het kruis, maar we hebben toch nog te maken met ons vlees, ons ongeloof en met boze geesten en we hebben dus nog strijd te voeren, maar dat is vooral een geloofsstrijd. Strijden om te kunnen blijven geloven en in Gods Geest te blijven.

En Jahweh verblindde hen, zoals Elisa had gevraagd, 19 en toen zei Elisa tegen hen: ‘U bent verkeerd. Dit is niet de stad waar u zijn moet. Volg mij, dan zal ik u de weg wijzen naar de man die u zoekt.’

Wat een humor! En daar liepen ze dan, alle stoere kerels hielden elkaar het handje vast als hulpeloze kleine kinderen die de weg niet meer konden vinden.
“Mensenkinderen” zei God vaak tot de Israëlieten en dat zegt Hij ook tegen ons, waarmee hij eigenlijk zegt: jullie zijn maar kinderen, hoe belangrijk ook in de ogen van jezelf of anderen, hoe macho en stoer of rijk, jullie zijn zo kwetsbaar. En dat moeten we nooit vergeten – we stellen eigenlijk niets voor in onze eigen kracht.

En Hij leidde hen naar Samaria, 20 en daar aangekomen bad hij: ‘Jahweh, open hun ogen en laat hen weer zien.’ Jahweh opende hun de ogen, en toen zagen ze dat ze zich midden in Samaria bevonden. 21 Toen de koning van Israël de Arameeërs zag, vroeg hij aan Elisa: ‘Wat vindt u, vader? Zal ik ze doden?’ 22 ‘Nee’, antwoordde Elisa, ‘dood hen niet. Hebt u ze soms met uw eigen wapens krijgsgevangen gemaakt, dat u hen zou doden? Zet hun een maaltijd voor, zodat ze kunnen eten en drinken, en laat hen teruggaan naar hun heer.’

Mozes zei in de wet: Je naaste zul je liefhebben en je vijand zul je haten.
Maar zoals we vaker zien, liepen de profeten al vooruit; door de Geest proefden ze al iets van het nieuwe verbond – ze gaven die richting al aan.

23 Hierop liet de koning een overvloedig gastmaal voor hen aanrichten, en toen ze gegeten en gedronken hadden stuurde hij hen terug naar hun heer. Van toen af aan deden de Aramese benden geen invallen meer in Israël.

Dat doet me denken aan de tijd dat Frédéric en ik op het woonwagenkamp in Meerssen woonden – dat was echt een duistere plek! Zelfs andere kampbewoners wilden daar niet zitten, voor geen 2.000 gulden per dag. De kinderen waren er niet in bedwang te houden en we hadden onder andere een buurvrouw die enorm tekeer kon gaan en sommige mensen diep haatte. Als ik haar zei dat ze zelfs haar vijanden moest liefhebben, dan werd ze roodgloeiend. Ze dreigde mij zelfs te doden. En de anderen op het kamp waren trouwens echt bang voor haar. Toen besloot ik op een dag na weer zo’n uitbarsting een hele grote bos bloemen voor haar te kopen. En dat was het begin van haar ommekeer. Dat had haar helemaal overrompeld. Daar had ze niet van terug. En later, toen ik daar weg was gegaan, stuurde ik een Bijbel voor haar man die jarig was en die analfabeet was, zodat ze hem wel moest voorlezen. Ze sloeg de Bijbel open en het eerste wat ze las was: Heb je vijanden lief. En toen begon ze direct tegen het bezoek te preken – ze zag ineens, haar ogen werden geopend.

En daar gaat dit hele verhaal eigenlijk over, de een wordt de ogen geopend, zoals Elisa en de knecht, en de anderen worden de ogen verblind.

Het gaat erom dat wij steeds meer gaan zien – niet de werkelijkheid, maar de waarheid. De werkelijkheid is dat we van alles tegen hebben, allerlei problemen in onszelf, misschien ook met andere mensen, met ziekten, financiële problemen, enz. Maar de waarheid is dat Jezus alles overwonnen heeft, ons genezing aanbiedt, voor ons zorgt en dat we Hem in alles mogen vertrouwen. Daarom is het ook belangrijk de waarheid te belijden, Gods Woord te belijden in plaats van onze problemen, soms als het ware tegen beter weten in.

In Spreuken 18:20 staat:
Van de vrucht van iemands mond wordt zijn buik verzadigd, hij wordt verzadigd van de opbrengst van zijn lippen.

Dus we zien óf de vijandelijke legers en belijden dat en wij kermen van ellende, óf we zien de hemelse legers en belijden dat en juichen alvast in de overwinning. En dan gaan we wonderen meemaken.

En zo wil God ook dat we leven: van heerlijkheid naar heerlijkheid en van overwinning naar overwinning.

 

 

 

Voetwassing

Van de zomer zijn we naar een zomerconferentie gegaan van een beweging ontstaan in de christelijk-gereformeerde kerk. We waren daar aan het kamperen met een kleine 5.000 mensen. Het viel ons allebei op dat de mensen van klein tot groot allemaal bijzonder vriendelijk en ontspannen waren, we hebben de hele week geen verkeerd woord gehoord.
De sfeer was open naar elkaar en er was zo’n fijngevoeligheid in het luisteren naar en afstemmen op de heilige Geest. Er waren ook allerlei genezingen en profetieën, ook onder de kinderen.
Alles was mooi, alles was rein, alleen één ding niet, ook niet bij de keurig verzorgde meisjes, de nette dames en de heren: de voeten! En jammer genoeg heeft niemand elkaar de voeten gewassen.

Johannes 13:1-5
Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat Hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die Hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan. Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd. De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet Jezus te verraden. Jezus, die wist dat de Vader Hem alle macht had gegeven, dat Hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die Hij omgeslagen had.

Het was zeker een ongemakkelijk moment geweest aan het begin van de maaltijd – er was niemand om ze de voeten te wassen, ze hadden misschien het idee gehad om het zelf te doen, maar niemand deed het. Het was trouwens ook een werkje dat zelfs Joodse slaven niet eens schenen te doen, alleen buitenlandse.

Wat zijn die geschrokken toen de Zoon van God, de Koning van Israël, die net Jeruzalem was binnengereden, hun de voeten begon te wassen. Dat was het laatste wat ze verwacht hadden. En Jezus verweet niemand iets, maar begon zelf, met alle liefde die Hij had.

Toen Hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: ‘U wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?’ Jezus antwoordde: ‘Wat Ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.’

Typisch hè, Jezus zegt: later zul je het wel begrijpen. Wat viel er dan te begrijpen? Want voeten wassen is voeten wassen en Hij legde zelf direct daarna uit dat niemand boven de ander staat en iedereen elkaars dienaar moet zijn, dat het dus ook een daad van nederigheid en dienstbaarheid is. Wat valt er dan nog meer te begrijpen?

‘O nee’, zei Petrus, ‘míjn voeten zult u niet wassen, nooit!’ Maar toen Jezus zei: ‘Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij Mij horen’, antwoordde hij: ‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd!’

Lekker radicaal en enthousiast hè?
Maar wat raar dat Jezus zegt dat Petrus dan niet bij Hem kan horen.

Hierop zei Jezus: ‘Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus rein – maar niet allemaal.’ Hij wist namelijk wie Hem zou verraden, daarom zei Hij dat ze niet allemaal rein waren. Toen Hij hun voeten gewassen had, deed Hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats. ‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?’ vroeg Hij. ‘Jullie zeggen altijd meester en Heer tegen Mij, en terecht, want dat ben Ik ook. Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen. Waarachtig, Ik verzeker jullie: een slaaf is niet meer dan zijn meester, en een afgezant niet meer dan wie hem zendt. Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt.

Dat was werkelijk het toppunt van nederigheid en dienstbaarheid! En met een duidelijke boodschap aan ons.

In die tijd was het wassen van de voeten heel praktisch, want je lag aan om te eten en dus met je neus vlakbij de tenen van de ander die misschien naar kamelenpoep roken. Maar het was ook een daad van gastvrijheid. Het is heerlijk is als iemand een onderdeel van je lichaam wast waar je zelf wat moeilijk bij kan komen, en een voetwassing verfrist en ontspant.

Als wij bij ons Avondmaal volgens de traditie van de Gemeente Gods elkaar de voeten wassen, dan valt er eigenlijk niets meer te wassen, want iedereen doet dat gauw even van tevoren. We willen ons vuil niet aan de ander laten zien.
Een tijd geleden hebben we het blotevoetenpad gelopen in het bos – iedereen had toen echt vieze voeten, maar geen van ons heeft toen de voeten van de ander gewassen.
We wassen in onze gemeente trouwens de voeten altijd ná het Avondmaal, terwijl we het eigenlijk zoals Jezus vóór het Avondmaal zouden doen als we de geestelijke betekenis ervan zouden begrijpen.

We zien Paulus ook spreken over de voetwassing in het verband van het onderhoud van weduwen door de gemeente (1 Tim. 5:9-10):
Als weduwe mogen alleen vrouwen worden ingeschreven van boven de zestig jaar die maar één man hebben gehad en bekend staan om hun goede daden, kinderen hebben opgevoed, gastvrij zijn geweest, gelovigen de voeten hebben gewassen en zich hebben ingezet voor verdrukten, die, kortom, allerlei goede daden hebben verricht.

Hier staat dus: gelovigen de voeten hebben gewassen. Daar staat niet bij: gelovigen hebben getroost, geholpen in financiële nood, geholpen bij ziekten, op de kinderen gepast, gelovigen liefdevol terechtgewezen, geholpen op de goede weg te blijven, enz., enz.; dat staat er allemaal niet bij, maar alleen: “de voeten hebben gewassen”. Dat heb ik daarom altijd begrepen als een samenvatting van: “dienstbaar is geweest”. En misschien hebben ze toen ook eens letterlijk wat voeten gewassen. Het is net zoiets als de zigeuners die voor dienen zeggen: “uit de hand geven”. Die geven ook niet alles letterlijk uit de hand als ze dienen.

 

Maar nu weer terug naar de voetwassing door Jezus in vers 8-10 van hoofdstuk 13 van Johannes:

‘O nee’, zei Petrus, ‘míjn voeten zult u niet wassen, nooit!’ Maar toen Jezus zei: ‘Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij Mij horen’, antwoordde hij: ‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd!’
Hierop zei Jezus: ‘Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus rein.

Als je dit leest, dan kun je eigenlijk de boodschap van de voetwassing niet letterlijk nemen, want als je het wél letterlijk neemt, dan houdt dat in dat je dus nooit meer je hoofd en je handen hoeft te wassen, want die zijn al rein zegt Jezus in vers 10.

Wat zou Jezus hier dan mee bedoelen?

Vóór mijn bekering heb ik heel veel nagedacht en veel proberen te doorvorsen, en me de laatste 5 jaar intensief verdiept in Oosterse en andere filosofieën. Op een gegeven moment raakte ik overstuur van al dat zoeken. Toen ik tot bekering was gekomen kreeg ik een profetie waarin de Heer zei: “Ik heb je vele lopen gezien en je voeten zijn moe, stop met zoeken, je hebt het gevonden”.

Hier vergeleek die profeet mijn voeten met mijn gedachten, die als het ware door de wereld hadden gelopen en die helemaal moe en vies waren geworden. Maar voordat Jezus mijn voeten ging wassen had Hij mij eerst gebaad. En door de vele Bijbelstudies zijn mijn gedachten vernieuwd, mijn voeten gewassen.

In Titus 3:5b staat:
Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de heilige Geest.

En in Hebreeën 10:21-22
We hebben nu een hogepriester die dienst doet in het huis van God; laten we God dan naderen met een oprecht hart en een vast geloof, nu ons hart gereinigd is, wij van een slecht geweten bevrijd zijn en ons lichaam met zuiver water is gewassen.

Dit water kun je ook niet letterlijk nemen, want dan zou er staan dat je lichaam eens en voor altijd gewassen is en dat je dus nooit meer onder de douche hoeft.
Dus door onze bekering, door onze wedergeboorte worden we rein gewassen, is ons hart rein. En als we bij Jezus en in het licht blijven, dan blijven we rein. Maar we lopen door de wereld en horen en zien van alles en dat kan ons vervuilen, daar kunnen we niets aan doen en daar hoeven we ons ook niet schuldig onder te voelen. Maar we moeten ons wel de voeten laten wassen. Of zelf wassen.

Maar hoe doen we dat? En wat is dat water?

1 Joh. 5:6
Hij, Jezus Christus, is gekomen door water en bloed – niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest getuigt ervan, omdat de Geest de waarheid is.

Efeziërs 5:25
Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven om haar te heiligen, haar te reinigen in het bad van water.

Er zijn een heleboel teksten waar het water overdrachtelijk gebruikt wordt, en iedere keer wordt daar het Woord en de Geest mee bedoeld.

Dus onze voeten worden met het Woord en de Geest gereinigd, en dat moeten we ook bij elkaar doen. Je ziet iemand die vervuild is geraakt door het stof van de wereld: door een stukje dwaalleer of door een zonde en je wilt hem of haar dienen en je gaat op je knieën om de voeten te wassen, door het Woord te gebruiken. Maar je hebt natuurlijk wel de kans dat je een trap krijgt. We moeten dat leren doen in alle nederigheid en met alle liefde en zonder kritiek te hebben. Dus niet met die instelling van: Ik zal hem of haar eens flink de oren wassen.

Misschien begreep Petrus wat Jezus met de voetwassing bedoelde toen Jezus dat gesprek met Hem had na zijn opstanding en Hem tot 3x vroeg of hij Hem liefhad. Petrus was wel rein, maar als hij zich hier niet de voeten had laten wassen na die verloochening, dan had hij geen deel meer aan Jezus kunnen hebben, zoals Jezus hem gezegd had op de avond van het laatste Avondmaal.

 

En ten slotte ligt in deze tekst natuurlijk ook een heel belangrijke boodschap voor de voorgangers, de leiders.

Matteüs 21:26
Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal jullie dienaar moeten zijn.

Dat is interessant. Je bent ambitieus, je wilt geëerd worden, belangrijk zijn en de baas spelen en dan krijg je deze woorden van Jezus op je af. Of je bent een krachtige leider met een sterke overredingskracht en dan zegt Petrus in 1 Petrus 5:3
Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld.

En zo mogen we met elkaar leven zonder elkaar te overheersen, zonder op elkaar kritiek te hebben – moeilijk hè? En mogen we ook samen leven zonder aan elkaar voorbij te gaan, want Jezus wijst hier op onze verantwoordelijkheid voor elkaar. En als degene die de voeten wast en degene van wie de voeten gewassen worden nederig zijn, dan is er geen vuiltje aan de lucht, dan kunnen we dicht bij en met elkaar leven.

En dat is het geheim van onze eenheid: elkaar dienen.

 

 



Geld, wie heeft daar ooit genoeg van?

 

Adam en Eva hoefden niets te betalen voor de lekkere appeltjes, druiven, ananassen of bananen die ze aten, en ook niet voor hun verblijf in het Center Parcs Eden. En Adam hoefde zich ook niet uit de naad te werken om kleren van de laatste mode voor Eva te betalen.

Hadden ze nooit van de verkeerde banaan of zo gegeten, dan hadden we nooit geld gekend.

Als alles liefde en gehoorzaamheid aan God is, dan is geld helemaal niet nodig, dan doe je gewoon alles als vanzelf voor elkaar.
Maar we hebben het allemaal gemerkt, er is wat goed mis gegaan daar in het paradijs.
Niet dat er direct daarna geld was, dat heeft nog heel wat eeuwen geduurd. Er was op een gegeven moment ruilhandel: je deed wat en kreeg er een zak aardappelen voor terug bijvoorbeeld. Maar omdat aardappelen niet zo goed in een portemonnee passen, zijn de munten en later de biljetten uitgevonden.

image119Geld is een goede oplossing om egoïstische mensen samen te laten werken. Je werkt meestal niet om anderen een plezier te doen, maar om de beloning waarmee je jezelf een plezier doet. En dat werkt redelijk goed als we zo om ons heen kijken.

Geld vertegenwoordigt op de eerste plaats onderhoud, maar ook luxe, macht, plezier. Wie heeft daar ooit genoeg van?

De Mammon

Jezus heeft het best wel veel over geld. Hij noemt het de mammon. Mammon is eigenlijk het Aramese woord voor geld, maar Jezus geeft aan dat het ook een soort god is en een gevaarlijke, en dat we moeten kiezen wie we dienen zullen: Jahweh of de mammon.
‘Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.’
Dat staat er behoorlijk scherp, je kunt dus niet voor allebei leven, je moet een keus maken.
Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht, zegt Paulus.
Als God bij je centraal staat, dan zoek je lief te hebben, te dienen, te helpen. Als geld centraal staat, dan zoek je te hebben, dan draait alles om jezelf en dan kun je zelfs over lijken gaan. Geldzucht is de wortel van heel wat criminaliteit, bij de gauwdief tot aan vele machthebbers.

image327Wat uit de duivel is, is heel makkelijk te herkennen: je wordt erdoor geboeid, raakt eraan verslaafd. Paulus zegt:
Laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt. Hij heeft immers zelf gezegd: ‘Nooit zal ik u afvallen, nooit zal ik u verlaten’

Wij hebben niets in deze wereld meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen. Wij hebben voedsel en kleren, laten we daar tevreden mee zijn. Wie rijk wil worden, staat bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf storten en ten onder doen gaan.
En in psalm 62 staat: …ook al groeien geld en goed, houd je hart ervan vrij

Er is niets mis met werken, het moet zelfs, maar niet uit geldzucht dus.
Je moet die mensen eens zien op de beurzen, een geschreeuw en gespring voor hun god! Je hebt het idee dat er om de kwartier eentje met een hartinfarct afgevoerd moet worden. Hun hele leven hangt van geld af: het is hun zekerheid, prestige, alles. Dus o wee als de koersen zakken! De mammon is een god die helemaal niet goed voor zijn mensen zorgt.

Als iemand aan geld gebonden is, heeft Jezus een goed advies: ‘Ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg Mij.’ Maar de man aan wie Jezus dat zei werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen. Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan.’

Psalm 23

Ken je deze psalm? Klinkt die voor jou ook zo?

De Mammon is mijn herder, mij ontbreekt af en toe heel wat.
Hij gunt mij geen rust en jaagt mij voortdurend op.
Hij put mij uit en laat mij dingen doen die het daglicht niet verdragen.

Als de economie slechter gaat, zweet ik me een ongeluk en
vind ik geen houvast; zijn stokslagen meppen me beurs.
Regelmatig vreet ik me goed vol voor het oog van de armen,
hij laat me vaak ook bezopen en beneveld zijn.

Maar toch, zorgen en opgefoktheid zullen mij volgen, al de dagen van mijn leven,
en ik weet niet waar ik de eeuwigheid door zal brengen.

Dit is de goede versie:

Jahweh is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets.
Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water,
Hij geeft mij nieuwe kracht en leidt mij langs veilige paden
tot eer van zijn naam.
Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar,
want U bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed.

U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand,
U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.
Geluk en genade volgen mij alle dagen van mijn leven,
Ik keer terug in het huis van Jahweh tot in lengte van dagen.

Ik heb heel wat keren ervaren dat God zorgt, het houdt eigenlijk niet op, duizenden voorvallen. Ik heb er een beetje van opgeschreven. Die kun je lezen als je wilt door hier te klikken.

‘Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf.’

Tienden

Een goed medicijn tegen verleiding van geldzucht is het geven van tienden. Dat wil zeggen dat je een tiende deel van alles dat je krijgt aan God geeft: aan de kerk en zendingswerk. Dus dat wil zeggen dat je iedere keer dat je inkomen krijgt eerst aan God denkt.
Moeilijk hè?

De aartsvaders gaven hun tienden al en Mozes maakte er later een wet van:
Van de opbrengst van het land, zowel de gewassen op de akkers als de vruchten aan de bomen, is een tiende als heilige gave voor Jahweh bestemd. … Van runderen, geiten en schapen moet elk tiende dier dat bij de telling de herdersstaf passeert als heilige gave voor Jahweh apart gehouden worden.

God zei eeuwen later door de profeet Maleachi:
‘Stel mij maar eens op de proef – zegt Jahweh van de hemelse machten. Breng alle tienden naar mijn voorraadkamer, zodat er voedsel in mijn tempel is, en zie dan of ik niet de sluizen van de hemel voor jullie open en zegen in overvloed op jullie land laat neerdalen.’
Wij mogen God op dit punt op de proef stellen en het werkt ook! Ik heb het verschillende malen ervaren. Misschien zeg je: dat kan ik niet, ik heb te weinig geld, maar ikzelf heb jaren van een uitkering geleefd en deed het toch en iedere keer merkte ik dat ik ervoor beloond werd; ik ben nooit tekort gekomen, integendeel.
Het is geen wet voor je, maar wel een heerlijk en gezond avontuur. Jezus zelf heeft het één keer over de tienden:
‘Maar wee jullie Farizeeën, want jullie geven tienden van munt, wijnruit en andere kruiden, maar gaan voorbij aan de gerechtigheid en de liefde tot God; je zou het een moeten doen zonder het andere te laten.’

Er zijn kerken die je dat graag als wet opleggen, daar worden ze zelf natuurlijk ook beter van, maar laat je niet manipuleren. Het is geen wet, je moet het uit liefde doen, uit gehoorzaamheid aan God en niet aan mensen. De heilige Geest zal je hart op dit punt bewerken en je zult er plezier aan beleven.

God beproeft

Jezus zegt:
‘De kinderen van deze wereld gaan slimmer met elkaar om dan de kinderen van het licht. Ook ik zeg jullie: maak vrienden met behulp van de valse mammon, opdat jullie in de eeuwige tenten worden opgenomen wanneer de mammon er niet meer is. Wie betrouwbaar is in het geringste, is ook betrouwbaar als het om veel gaat, en wie oneerlijk is in het geringste is ook oneerlijk als het om veel gaat. Als jullie onbetrouwbaar blijken in de omgang met de valse mammon, wie zal jullie dan werkelijk belangrijke dingen toevertrouwen?’
Hier staat eigenlijk: doe goeie dingen met geld, help anderen, die zullen dan later voor je pleiten. En verder staat er dat God kijkt hoe we met geld omgaan. Beheert iemand dat goed, dan kan hem ook geestelijke zaken toevertrouwd worden. God gaat bijvoorbeeld niet iemand als leider aanstellen als hij gokt, schulden maakt, rekeningen niet betaalt, enz.
Met geld wordt je gezonde verstand, zelfbeheersing, trouw en zo op de proef gesteld.

De grote beproeving

image363In het boek Openbaringen wordt gesproken over het getal 666, misschien heb je er al van gehoord. Er staat een verhaal over een beest dat aanbeden moet worden. En hier zie je het moment dat iedereen uiteindelijk moet gaan kiezen wie zijn God is: Jahweh of de mammon.

Het kreeg de macht om dat beeld leven in te blazen, zodat het beeld van het beest ook kon spreken en ervoor kon zorgen dat iedereen die het beeld niet aanbad, gedood zou worden. Verder liet het bij alle mensen, jong en oud, rijk en arm, slaaf en vrije, een merkteken zetten op hun rechterhand of op hun voorhoofd. Alleen mensen met dat teken – dat wil zeggen de naam van het beest of het getal van die naam – konden iets kopen of verkopen. Hier komt het aan op wijsheid. Laat ieder die inzicht heeft het getal van het beest ontcijferen; er wordt een mens mee aangeduid. Het getal is 666.

image136Dit gedeelte wordt in deze tijd steeds duidelijker uitgelegd. Er is sprake van een chip die men onder de huid aan wil brengen, zodat iedereen een persoonsnummer krijgt waarmee hij zich kan identificeren, waarmee hij kan betalen, enz. Papieren paspoorten, rijbewijzen, geld, enz. zullen niet meer nodig zijn en kunnen dus ook niet meer gestolen worden. Een perfect systeem. Iedereen die dat niet aanneemt kan praktisch niet meer deelnemen aan het openbare leven en wordt als verrader gezien.

Maar Gods woord waarschuwt heel ernstig:

‘Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of zijn hand krijgt, zal hij de wijn van Gods woede moeten drinken, die onverdund in de beker van zijn toorn is geschonken. Hij zal in vuur en zwavel worden gepijnigd, onder de ogen van de heilige engelen en van het lam. De rook van die pijniging zal opstijgen tot in eeuwigheid. Wie het beest en zijn beeld aanbidden, of wie het merkteken van zijn naam draagt, ze krijgen geen rust, overdag niet en ‘s nachts niet.’ Hier komt het aan op de standvastigheid van de heiligen, die zich houden aan Gods geboden en aan de trouw van Jezus.

image131Over diegenen die wel goed kiezen, staat er:

Ook zag ik tronen, en aan hen die erop zaten werd recht gedaan. Het zijn de zielen van hen die onthoofd waren omdat ze van Jezus hadden getuigd en over God hadden gesproken; zij hadden het beest en zijn beeld niet aanbeden en ook zijn merkteken niet op hun voorhoofd of hun hand gekregen. Zij waren tot leven gekomen en heersten duizend jaar lang samen met de Messias.

De mammon blijkt dus de grootste afgod te zijn die er bestaat en dat zie je tegenwoordig ook: zijn macht wordt steeds groter, alles draait steeds meer om geld.

De eerste discipelen van Jezus hadden alles achtergelaten om Hem te volgen, hun bedrijfjes, financiële zekerheid, maar ook familie. Petrus zegt dat op een gegeven moment ook: ‘Maar wij hebben alles achtergelaten om u te volgen!’ waarop Jezus antwoordt: Ik verzeker jullie: iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie, zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zusters, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven.’

Dus, de goede keuze maken is toch niet zo moeilijk?

 

 


Seks en huwelijk

We gaan het onderwerp seksualiteit en huwelijk wat uitdiepen, want er heerst over dat onderwerp steeds meer verwarring, zelfs onder christenen. En dan is het goed te weten wat Gods Woord hierover zegt.

 

In Efeziërs 5:31-33 staat:

‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zal samengevoegd worden met zijn vrouw, en die twee zullen één vlees zijn.’
Dit mysterie is groot – en ik betrek het op Christus en de kerk.

Paulus betrekt dus het huwelijk op Christus en de kerk. Het huwelijk is dus een mini-afspiegeling van de relatie van Jezus met ons samen.
We zien dat Jezus de eerste stap gezet heeft, Hij heeft zijn liefde aan ons verklaard, Hij neemt de initiatieven, het voortouw, zoals een echte man. Jezus vraagt ons volledig vertrouwen en onze volledige gehoorzaamheid, maar tegelijk geeft Hij zijn gehele hart en al zijn liefde. En wij laten ons hart min of meer, beetje bij beetje, veroveren. Op een gegeven moment nemen we het volle besluit Hem helemaal te volgen, en als teken daarvan laten we ons dopen.
En dan begint als het ware de verlovingstijd. God heeft met ons een verbond gesloten. We zijn nu van Hem.

In Bijbelse tijden was ondertrouw ook bijna hetzelfde als het huwelijk, denk maar aan Jozef en Maria. Maria was, toen ze bezoek van de engel, kreeg in principe al als vrouw aan Jozef gegeven.

Jozef ontdekte op een bepaald moment dat Maria zwanger was terwijl ze met Hem verloofd was, en daarbij dacht hij natuurlijk direct aan wat in Deut. 22:23 staat:
Als iemand in de stad een meisje ontmoet dat ondertrouwd is, en gemeenschap met haar heeft, dan moet u hen allebei mee de stad uit nemen en hen stenigen tot de dood erop volgt.
En waarschijnlijk had Jozef in zo’n geval de eerste steen moeten gooien, maar dat wilde hij niet, want hij hield gewoon te veel van Maria, daarom wilde hij in stilte van haar scheiden. Maar gelukkig kwam er een engel tussenbeide om Jozef alles uit te leggen.

Bij overspel binnen het huwelijk volgde automatisch de doodstraf.
Nu wordt die straf niet meer gegeven, maar je haalt bij zulk een zonde vanzelf een stuk dood je relatie en eigen ziel binnen.
Trouwens, pornografie kijken is ook een vorm van overspel als je een vrouw hebt, want Jezus zegt:
Iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd.
En dat geldt voor vrouwen net zo goed.

Maria was nog maagd, want in de verlovingstijd, die een jaar duurde, was er nog geen sprake van seks. Wachten is een goede oefening in zelfbeheersing, daar kun je in het verdere huwelijk profijt van trekken.

In Hooglied staat 3 keer:
Meisjes van Jeruzalem, ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld: wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil.
Dus niet voordat het moment rijp is.

En dat is in onze tijd moeilijk, dat wachten, want bijna niemand vindt dat wachten nog normaal. En op seksueel gebied is er ook niet zo veel ingetogenheid. Er zijn veel prikkels, en vooral als je tv kijkt en op internet rondneust. Omdat ik er gevoelig voor ben, heb ik soms een paar jaar lang geen tv in huis gehad, en nu kijk ik ook nooit, maar dan eerder omdat ik het zonde van de tijd vind.

Er is momenteel een hele discussie over mannen die vrouwen lastig vallen en soms wordt er ook gezegd: vrouwen kleed je wat minder uitdagend aan. En dan protesteren vrouwen meestal hevig, zo van: ik trek aan wat ik wil en mannen moeten gewoon van me afblijven.
Mannen mogen natuurlijk nooit wat met een vrouw doen dat tegen haar wil in gaat.
Maar aan de andere kant hebben die vrouwen geen verstand van biologie. Je daagt lichamelijk uit en je bent beledigd als er een reactie komt.
Mannen zijn namelijk heel erg gevoelig voor wat ze zien, dat schijnen veel vrouwen helemaal niet meer te snappen.
Als een vrouw weinig aan heeft, dan begrijpt de man dat zo alsof ze een signaal afgeeft van: ik wil seks. Maar meestal willen die vrouwen dan vooral aandacht….

Het probleem is ook dat als een man seksueel zo erg aangetrokken wordt tot een vrouw, hij niet meer weet of dat hij haar liefheeft of dat het begeerte is. En hij heeft tijd nodig om daar achter te komen. Dat zie je bijvoorbeeld in het verhaal van Ammon, de zoon van David, die verliefd werd op zijn halfzus Tamar, zo erg zelfs dat hij er ziek van werd. Toen hij de gelegenheid kreeg pakte hij haar en daarna lezen we in 2 Sam. 13:15
Daarna kreeg Amnon een zeer grote afkeer van haar; ja, de afkeer die hij tegen haar kreeg, was groter dan de liefde waarmee hij haar had liefgehad.
Dat was dus geen echte liefde geweest, maar dat had hij daarvoor niet beseft.

Dit is een leuk liedje over dat onderwerp:

In 1 Kor. 7:2 staat:
Maar om ontucht te vermijden moet iedere man zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man.

Er wordt vaker gezegd, ook door christenen, dat samenwonen hetzelfde is als een huwelijk, maar door de hele Bijbel heen zie je dat het samenkomen van een man en een vrouw steeds samengaat met het openbaar sluiten van een verbond.
En daar kwam ook veel eten en drinken bij kijken, een feest dat wel een week duurde en waar veel mensen voor uitgenodigd werden. Want een huwelijk, dat gaat de hele gemeenschap aan.
Dat zie je bij het huwelijk van Jakob bijvoorbeeld. Jakob had zeven jaar verkering met Rachel gehad voordat hij haar tijdens het huwelijksfeest lichamelijk tot vrouw nam.
Bij het verhaal van Boaz en Ruth zie je dat het huwelijk bij de poort van de stad geregeld werd met de oudsten van de stad en in Ruth 4:13 staat:
Daarna nam Boaz Ruth bij zich, zij werd zijn vrouw, en hij kwam tot haar.

Dat zie je steeds terugkomen in de Bijbel: eerst het huwelijk regelen met de familie of oudsten en daarna lichamelijke eenwording, want huwelijk en seks horen bij elkaar.

En zo’n relatie is niet vrijblijvend. Het is voor het hele leven, het is een verbond van trouw. En dat is belangrijk. Overstappen van de een op de ander laat grote wonden in de ziel achter, en zeker ook bij de kinderen die hun eigen vader en moeder om zich heen hard nodig hebben, maar ook hun eenheid.

Het huwelijk is dus bedoeld voor het hele leven en er mag niet mee geknoeid worden.
In Hebreeën 13:4 staat: Houd het huwelijk in ere, in alle omstandigheden, en houd het echtelijk bed zuiver, want overspeligen en echtbrekers zal God veroordelen.
En Jezus zei: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk  (Mat. 19:9).
Dus om een andere reden dan dat je partner ontrouw is, mag je in principe niet uit het huwelijk stappen, zoals Jezus dat hier zegt.

Er wordt misschien niets zo sterk aangevallen en vervuild als huwelijk en seks.
Het is in wezen zoiets moois: het bindt mensen aan elkaar, het brengt nieuw leven voort en het is een beeld van Jezus’ relatie met ons, en alles wat mooi is wil de satan kapot maken.
Daarom is het in een huwelijk heel belangrijk om de satan goed in de gaten te houden, want die wil graag stoken in een relatie.
Je hoort vaker vertellen door mensen die zich van de satanskerk bekeerd hebben, dat het belangrijkste doel daar is het huwelijk van christenen te vernietigen door middel van ‘gebeden’ en vervloekingen.

Maar onze strijd is ook tegen lust.
Je mag volop genieten, maar niet de liefde prikkelen voordat het haar behaagt, niet het genot voorop stellen ten koste van de liefde. En de liefde houdt in dat je met seks wacht totdat je getrouwd bent en daarna de driften onder controle blijft houden.

Maar tegelijkertijd zegt Paulus ook:
Een vrouw heeft niet zelf de zeggenschap over haar lichaam, maar haar man; en ook een man heeft niet zelf de zeggenschap over zijn lichaam, maar zijn vrouw. Weiger elkaar de gemeenschap niet, of het moest zijn dat u er wederzijds mee instemt u enige tijd aan het gebed te wijden. Kom daarna echter weer samen; anders zal de satan uw gebrek aan zelfbeheersing gebruiken om u te verleiden (1 Kor. 7:4-5).

Leuk trouwens wat daar staat: Weiger elkaar de gemeenschap niet, of het moest zijn dat u er wederzijds mee instemt u enige tijd aan het gebed te wijden. Kom daarna weer samen…. Daar wordt vast geen gebedje van 5 minuten mee bedoeld. Schijnbaar baden ze toen meer dan wij.

 

Er valt over dit onderwerp natuurlijk nog een boel te zeggen.

Opvallend vind ik trouwens dat er in de wetten van Mozes geen straffen staan op prostitutie, vreemd genoeg.

Twee eeuw geleden werd er nog gedacht dat zelfbevrediging zo’n beetje de ergste zonde was die er bestond, maar in feite staat daar niets over in de Bijbel. En dat verhaal over Onan (waar het woord onaneren vandaan komt) ging over het feit dat hij zijn broer geen nageslacht wilde geven, dat was zijn zonde.

Toen we eens Bijbeltjes bij een school uitdeelden, kwamen er twee jongens naar mij toe en vroegen mij of zelfbevrediging mag van de Bijbel. Ik antwoordde: Dat ligt eraan, wat fantaseer je erbij als je dat doet? En toen liepen ze stilletjes weg….

We moeten niet in lust verdwalen, want verslaving van seks ligt op de loer en die kan net zo erg worden als verslaving aan drugs en kan net zoveel kapot maken.

 

Een ander onderwerp is homofilie.
Veel christenen hebben tegenwoordig moeite om hier duidelijk in te zijn, waarschijnlijk vooral uit angst voor vervolging denk ik. Maar ook misschien om niemand te willen kwetsen.

In het oude testament staat: Wie met een man het bed deelt als met een vrouw, begaat een gruweldaad. Beiden moeten ter dood gebracht worden.
En in het nieuwe testament, in Romeinen 1:25-27, staat dat homofilie Gods oordeel is over afgoderij: Daarom heeft God hen in hun lage begeerten uitgeleverd aan zedeloosheid, waarmee ze hun lichaam onteren.
En het is eigenlijk o zo logisch dat het niet goed is: lichamelijk past het niet en het brengt niets voort. En het is trouwens meestal een wereldje van orgieën en zo.

Eigenlijk staat het hele verhaal over huwelijk en lichamelijke eenwording heel simpel in Genesis. Adam zei:
Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot een vlees zijn.
Simpeler kan het niet gezegd worden.

Dus:
– je maakt je los van het gezag en de zorg van je ouders
– je gaat een verbond met je vrouw aan
– en dan wordt je lichamelijk één
In die volgorde.

Je wordt niet één met een van je vrouwen in je leven, ook niet met een man, maar met jouw ‘ware’ voor altijd, tot de dood scheidt.

 

Er staat nog een heleboel over dit onderwerp in de Bijbel, omdat het belangrijk is. En het houdt velen van ons ook heel erg bezig. Het grootste geluk en de grootste ellende hangen hiermee samen. En bijna alle liedjes in de wereld gaan hierover.
Maar het echte geluk hangt hier niet van af. Paulus zegt zelfs dat het beter is alleen te blijven, als je dat kunt. Het echte geluk hangt af van onze relatie met God. En een relatie beginnen met een man of vrouw kan die relatie bedreigen, daarom moeten we altijd strijden om God op de eerste plaats te houden en rustig aan te doen.

En als iemand verstrikt is in zonden op dit gebied, dan is het goed om daar met iemand die je vertrouwt over te praten. Als je het aan iemand vertelt die je kunt vertrouwen en gebed vraagt, dan is de halve strijd al gestreden, dan is de angel eruit.

Wat openbaar wordt, wordt licht, zegt de Bijbel en
Beken elkaar uw zonden en bid voor elkaar, dan zult u genezen (Jacobus 5:16) 

Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen (Galaten 5:24).
In feite heb je de keuze al gemaakt toen je besloot Jezus te volgen.

En Jezus heeft al het kwade aan het kruis overwonnen, dus we hoeven nergens aan vast te blijven zitten. We kunnen het loslaten en dan zal het ons loslaten.

God weet wat we nodig hebben en Hij houdt van ons, daar mogen we op vertrouwen. Hij is de Goede Herder en niets ontbreekt ons en het zal ons aan niets ontbreken.



Een beetje kerkgeschiedenis

 

Richteren 13:1-5a
Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van Jahweh. Daarom leverde Hij hen veertig jaar lang over aan de Filistijnen.
In die tijd leefde er in de omgeving van Sora een zekere Manoach, die tot de stam Dan behoorde. Zijn vrouw was onvruchtbaar en had nooit kinderen gekregen.
Op een dag verscheen bij haar een engel van Jahweh. ‘Tot nu toe was u onvruchtbaar en hebt u geen kinderen gekregen’, zei Hij. ‘Maar nu zult u zwanger worden en een zoon baren.

Het gebeurde vaker dat wanneer er hele belangrijke personen geboren moeten worden, de moeder eerst onvruchtbaar bleek, of dat er zich andere hevige problemen voordeden. Dat zien we voor de geboorte van Isaäk en Jakob waaruit het Joodse volk zou ontstaan. Of bij Mozes die het volk moest bevrijden uit Egypte en met de Thora en de tabernakel zou komen. Of bij Samuël die de koning naar Gods hart zou zalven waaruit de Messias zou voortkomen, of bij Johannes de Doper die Jezus aan zou kondigen. En natuurlijk ook bij de geboorte van Jezus.
En soms kwam er ook nog een engel op bezoek om de geboorte aan te kondigen, zoals bij Abraham, Hanna, Maria en Zacharia. Maar in dit verhaal kwam er zelfs tweemaal een engel op bezoek en de (toekomstige) vader riep aan het einde uit:
‘We hebben God gezien. Dat wordt onze dood!’

Dus zal het hier wel om een heel belangrijke persoon gaan, wie weet wie dat was?

Simson…!

Maar was hij zó belangrijk? Als je zijn leven bekijkt, dan heeft hij alleen maar achter de meisjes aan gelopen en alleen maar aan zichzelf gedacht. Je ziet niet echt dat hij gedreven werd door liefde voor God of voor zijn volk. Hij dacht steeds aan zijn eigen belang. En toch heeft God hem machtig gebruikt.

Simson zijn kracht zat in zijn haren, die mocht hij nooit afknippen. Maar dat gebeurde dus toch, doordat hij zich door het hoertje Delila had laten verleiden zijn geheim prijs te geven. Terwijl hij op haar schoot in slaap was gevallen, knipte zij zijn zeven haarvlechten af en het was gebeurd.  De Filistijnen namen hem gevangen, staken zijn ogen uit en lieten hem als een ezel meel malen.

Zijn ogen waren steeds zijn probleem geweest – en nu kon hij niet meer naar mooie meisjes knipogen.

Als ik aan Simson denk, dan denk ik aan de kerk als geheel en aan onszelf: het begin is vaak goed, maar daarna zakken we weg, geven we meer toe aan verleidingen.
En zo ook de kerk.
Pinksteren en de tijd daarna was fantastisch: vol van geest en vuur en gemeenschapszin.
Maar door de brieven van de apostelen in de Bijbel zien we al dat er al snel allerlei dingen aardig misgingen. Direct al kwamen er dwaalleren, conflicten en drong wereldsgezindheid de kerk binnen.

De kerk raakte ook snel steeds meer gericht op uiterlijke dingen zoals rituelen, vormen, liturgieën, het priesterambt, sacramenten, heiligenverering en een heleboel extra regeltjes en wetten.
En dat kun je bij jezelf ook zien als je langer christen bent: je wordt godsdienstiger, meer op uiterlijke gehoorzaamheid gericht, richt je op allerlei activiteiten in plaats van lekker verliefd op Jezus te zijn en je door de Geest te laten leiden.

In 325 na Christus werd door invloed van de keizer Constantijn de Grote de kerk door de wereld opgenomen en kwam daardoor de wereld steeds meer in de kerk. Het was al aardig hiërarchisch geworden en nu ontwikkelde zij zich tot een wereldse macht met land en soldaten en bemoeide zij zich actief en enthousiast met de politiek.
Geestelijk was de kerk in hoererij gevallen met de wereld.
Simsons zeven haarvlechten waren door de hoer afgesneden en Gods Geest had hem verlaten.
De kerk was ook een groot deel van haar zalving kwijtgeraakt, haar (gezegende) wilde haren.

Maar gelukkig zijn er in die lange eeuwen wel mensen geweest binnen in die kerk die de fakkel van het ware Evangelie hebben doorgegeven.
En vanaf het begin heeft de kerk maatschappelijk gelukkig toch ook veel goeds gebracht: scholen, ziekenhuizen, armenzorg (en kunst en bier).
Er waren gelukkig op haar hoofd wat sprietjes blijven staan.

God is ontzettend trouw. We weten allemaal hoe vaak het Israëlisch volk ontrouw was aan Hem, en toch zei Hij in Jes. 54 vers 10:
Al zouden de bergen wijken en de heuvels wankelen, mijn liefde zal nooit meer van jou wijken en mijn vredesverbond is onwankelbaar.
En dat zegt God, zoals Hijzelf zei, tegen een weerspannig volk dat de oren dicht had zitten. Zo trouw als Hij aan Israël is, zo trouw is Hij ook aan de kerk.

 

Langzaam herstel

Vanaf de 11e eeuw begon men zich langzaam weer te richten naar het ‘gewone’ oorspronkelijke Evangelie.
Maar zijn afgeschoren haar begon meteen weer aan te groeien, werd er over Simson gezegd nadat hij gevangengenomen was.
En langzaam begonnen de haren van de kerk in deze tijd ook weer te groeien.

Franciscus van Assisi (12e eeuw) gaf een helder licht af:
– een sterke liefde voor Jezus
– weg van rijkdom en macht en terug naar soberheid
– zorg voor armen en het prediken van het Evangelie langs wegen en paden.
En hij had de paus flink op de neus getikt vanwege zijn orgieën en zo.

Vanaf de 13e eeuw kwam de orgel in de kerk – maar er was lang veel weerstand. En dat is logisch, want de satan wil geen uitbundige en vrolijke lofprijs zoals we dat vinden in psalm 150, de climax van alle psalmen:
Loof Hem met hoorngeschal, loof Hem met harp en lier,
loof Hem met dans en tamboerijn, loof Hem met snaren en fluit.
Loof Hem met klinkende bekkens, loof Hem met slaande cimbalen.
Alles wat adem heeft, loof Jahweh. Halleluja!

De satan wil dit allemaal verstikken: geen muziek, geen vreugde, geen dans in de kerk. En als hij het niet kan tegenhouden, dan probeert hij dat vleselijk te maken.

In de 14e eeuw kwam een nieuw krachtig lichtpunt: John Wycliffe uit Engeland.
Hij sprak zich uit tegen de priesterkaste, dus voor een persoonlijke geloof, een rechtstreekse relatie met God.
Hij stelde de Bijbel (en dus niet alle tradities) centraal en vertaalde die naar het Engels.
Hij was tegen religieuze orden en het monnikenleven, tegen de positie van de paus en de aflaatpraktijken, tegen de aanbidding van heiligen, tegen sacramenten (en de transsubstantie) en tegen het hebben van grondbezit door de kerk.

Dat waren hele belangrijke punten.

Johannes Hus neemt in Tsjechië zijn fakkel over, en hij wordt de voorloper van de reformatie genoemd. Hij eindigde op de brandstapel.

In de 16e eeuw begon dan de grote reformatie (mogelijk dankzij de boekdrukkunst).
Luther, Zwingli, John Knox, Calvijn, verkondigden hun stellingen.
Ze kwamen er achter dat de mens niet werd gered door goede werken, maar door genade en geloof en benadrukten sterk de Bijbel als richtlijn voor het geloof.

In diezelfde tijd ontstond ook de beweging van de Dopers. Zij zeiden dat de mens als volwassene gedoopt moest worden, na de wedergeboorte.
En zij waren voor scheiding van kerk en staat. Mede daardoor zijn ze hevig vervolgd geweest.
Ze waren voor soberheid, pacifisme, en voor het letterlijk interpreteren van de Bijbel (uiteraard met de geestelijke boodschap die erbij hoort).

In Engeland ontstond uit de Anglicaanse kerk het Puritanisme dat meer nadruk legde op een persoonlijke beleving van het christelijk geloof en een strenge levenswandel, hieruit zijn weer de baptisten ontstaan – de grootste protestantse denominatie in Amerika.

En uit de Anglicaanse kerk ontstond ook het Methodisme, dat snel naar Amerika oversprong en die had legde ook weer de nadruk op de Bijbel als norm, op persoonlijke beleving, streven naar volmaaktheid en sociale bewogenheid (het Leger des Heils – Soup Soap Salvation – kwam hieruit voort).

De haren van de kerk bleven maar aangroeien…..

In de 18e eeuw ontstond een evangelische beweging, die een grote invloed kreeg.
Die legde ook de nadruk op een persoonlijk geloof, op evangelisatie, ook weer op gezag en onfeilbaarheid van de Schrift, op werken van geloof. Er ontstonden vele denominaties, maar ook een beweging die de nadruk legde op eenheid van de universele kerk: de gemeente Gods.

In de 19e eeuw kwam een wereldwijde zending op gang.

Begin 20e eeuw ontstaat de pinksterbeweging (uit de methodistenkerk en heiligingsbeweging).
De nadruk wordt gelegd op de doop in de heilige Geest en het gebruik van de Geestesgaven. Deze beweging verspreidt zich nu over veel kerken.
Tekenend voor deze beweging is een sterk gebedsleven, veel evangelisatie, wonderen doen en veel lofprijs en muziek.
Binnen deze beweging kom je ook veel wilde haren tegen. Maar beter wilde haren dan geen haren, toch? Misschien af en toe een reformatorische kapper langs sturen om een beetje model eraan te geven.

Zo zie je ‘Simson’ langzaam behoorlijk in kracht toenemen. Hij wordt klaargemaakt voor de grote eindstrijd.

In alles wat God doet hebben we de keuze om met het werk van de heilige Geest in de wereldwijde gemeente mee te gaan of niet. We hebben de keus om wakker te worden of in te slapen en bij het oude te blijven.

De wereldwijde kerk groeit, keert terug naar haar wortels, keert terug naar haar eerste liefde en haar eerste opdracht.
Gods Geest beweegt en kerken die niet mee vooruit gaan, sterven op den duur af.

Iedere stap brengt nieuwe denominaties met zich mee, omdat de oude die nieuwe openbaringen niet opnemen. Maar vaak blijven die nieuwe denominaties zelf weer steken in hun eigen openbaring en gaan niet mee met de volgende stap.

Het komische is trouwens dat alle nieuwe openbaringen gewoon oude waarheden uit de Bijbel zijn.

Een andere opvallende gebeurtenis van deze tijd is de terugkeer van de Joden naar Israël. Daardoor hebben de meeste kerken begrepen dat God nog niet klaar is met dit volk, en er staat trouwens nergens in de Bijbel dat Hij met ze klaar zou zijn.

In Deuteronomium voorspelde Mozes de kleine ballingschap naar Babylon en de grote ballingschap over de hele wereld, in hoofdstuk 28, vers 64-65:
U zult worden weggerukt uit het land dat u in bezit zult nemen, want Jahweh zal u uiteenjagen en onder alle volken verstrooien, tot in de verste uithoeken van de aarde.
Maar onder andere staat in Jesaja 43:5-6:
Ik haal je nakomelingen uit het oosten terug, uit het westen breng Ik jullie bijeen. Tegen het noorden zeg ik: Geef hier! Het zuiden gebied Ik: Laat los! Breng Mijn zonen terug van verre, mijn dochters van de einden der aarde, allen over wie Mijn naam is uitgeroepen, en die ik omwille van mijn majesteit geschapen heb, gemaakt en gevormd.
En dat gebeurt dus nu.

In Romeinen 11:15 staat, wat betreft hun geestelijke toestand:
Want, indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden?
Dus de bekering van het Joodse volk zal voor de kerk zijn als een opstanding uit de doden, dan zal de kerk een enorme sprong voorwaarts maken.

Maar er zal ook nog een periode komen dat er een enorme vervolging zal opkomen, van zowel de Joden als de christenen, en dan zal het erop lijken dat de antichrist gewonnen heeft.

En nu weer terug naar Simson die zich in een soortgelijke situatie bevond in Gaza.
Richteren 16:22-31
‘Onze god heeft onze vijand Simson aan ons uitgeleverd’, verklaarden de Filistijnse vorsten, en daarom hielden ze een groot offerfeest ter ere van hun god Dagon.
Bij het zien van Simson juichte het volk: ‘Geloofd zij onze god, want hij levert aan ons uit onze vijand, die ons land verwoestte, onze vijand, die zovelen van ons doodde.’ Ze waren in een steeds vrolijker stemming geraakt, en ten slotte had iemand voorgesteld: ‘Laten we Simson erbij halen, dan kunnen we lachen.’
Simson werd uit de gevangenis gehaald en moest om de feestgangers te vermaken tussen de zuilen van de tempel gaan staan. Hij vroeg aan de jongen die hem geleidde: ‘Zet me zo neer dat ik de zuilen kan aanraken waarop de tempel rust, dan kan ik daartegen steunen.’
De tempel was vol mensen, onder wie de Filistijnse stadsvorsten, en er waren ook nog zo’n drieduizend mannen en vrouwen op het dak geklommen om naar Simson te kijken en hem uit te jouwen. Maar Simson riep Jahweh om hulp en bad: ‘Jahweh, mijn God, denk toch aan mij! Geef me alstublieft nog eenmaal genoeg kracht, zodat ik me voor minstens één van mijn beide ogen op de Filistijnen kan wreken.’ Voorzichtig betastte hij de twee middelste steunpilaren van de tempel, zette zich met beide handen schrap en riep uit: ‘Mijn dood zal de dood zijn van de Filistijnen!’ Toen duwde hij uit alle macht. De tempel stortte in en alle aanwezigen, ook de stadsvorsten, werden bedolven. Zo maakte Simson bij zijn dood meer slachtoffers dan tijdens zijn hele leven.

En zo heeft ook Jezus bij zijn sterven de grootste slag geslagen.
En zo zal de kerk, die glorieus was begonnen, in de eindtijd ook krachtig eindigen.
Steeds meer zullen we gedwongen gaan worden om óf radicaal achter Jezus aan te gaan óf voor de wereld te kiezen, tussenwegen zullen er steeds minder zijn.
Het kan ons leven gaan kosten. Alle apostelen en vele getuigen zijn gedood. Het Griekse woord voor getuige is hetzelfde woord als voor martelaar.

Matteüs 10:39
Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, die zal het behouden.

De wereld zal ons uitspuwen, maar God zal ons in zijn glorie opnemen.



Buitenaardse wezens

Er zijn mensen die rekening houden met een invasie van buitenaardse wezens. Veel sprookjes en fantasieën hebben een kern van waarheid en dit verhaal van aliens heeft een hele grote kern van waarheid. Ze zijn van buiten deze aarde gekomen en belagen ons en er gaat volgen Openbaring nog een invasie komen.

Laten we beginnen met de opperbevelhebber van die aliens te bekijken. Hem komen we al snel tegen in de geschiedenis, in een boom namelijk, in de hof van Eden.
Hij wordt in de Bijbel genoemd: slang, satan, duivel, draak en oorspronkelijk morgenster (Lucifer).

Het woord “satan” in de semitische talen komt van een werkwoord dat betekent: bestrijden / verleiden / beschuldigen / verhinderen. En het woord “duivel” (diabolos) betekent: aanklager / lasteraar / iemand die door elkaar haalt.
Die namen zeggen dus al een heleboel.

De duivel doet bij veel mensen net alsof hij niet bestaat zodat hij rustig zijn gang kan gaan, dat zien we vandaag in de kerken ook veel.
Of hij slurpt alle aandacht op en bindt zo mensen aan zich.
Wij moeten dus de balans vinden.
Aandacht verdient hij niet, maar hij moet wel ontmaskerd worden.

Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi, staat in 1 Petrus 8.

Wij zullen niet direct met hemzelf te maken krijgen, maar wel met zijn voetvolk, de demonen, die onder zijn gezag staan. Die bemoeien zich rechtstreeks met ons persoonlijk leventje om ons te klieren en natuurlijk uiteindelijk om ons los van God te maken.

We hoeven ons niet te veel in hun te verdiepen, maar het is wel handig te weten waar hun kladden zitten om ze bij de kladden te kunnen pakken.
Ze zijn vaak heel sluw, maar er zijn ook wat vaste patronen in hun tactieken te ontdekken.

 

Hof van Eden

Laten we om te beginnen even naar de hof van Eden gaan.
God hield Adam het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’ (Genesis 2:16-17)
Van alle in het wild levende dieren die Jahweh God gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’
‘We mogen de vruchten van alle bomen eten’, antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven’, zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
(Genesis 3:1-5)

Eerst geeft de slang het gevoel: Jullie mogen niks, God houdt eigenlijk niet echt van jullie, God gunt jullie niets, wil niet dat jullie voluit genieten, en wil niet dat jullie alles weten en worden zoals Hem. Dan laat de slang haar twijfelen aan Gods woord.

En hier is haar eerste grote zonde, niet ongehoorzaamheid, maar twijfel aan Gods woord. Dat zegt Jezus ook in het evangelie van Johannes:
Wanneer de heilige Geest komt zal Hij de wereld duidelijk maken wat zonde, gerechtigheid en oordeel is: zonde omdat ze in Mij [Gods Woord] niet geloven (Joh. 16:8-9).
Dit staat dus centraal bij de satan: ons laten twijfelen aan Gods woord, aan Jezus.

De slang zei: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’
Dat is wat de satan zelf het liefste wil: onze vrijheid beroven, en dat doet ie dan door met een vroom gezicht een kerk er allerlei regels en verboden bij te laten verzinnen.
Eva had geantwoord: God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken.
Er staat nergens dat God dat geboden had, misschien had Adam dat erbij verzonnen. Hier zie je bij de mens ook de neiging om meer er meer regels dan nodig op na te houden.

We zien Jezus in de Bijbel behoorlijk fel reageren op farizeeërs en wetgeleerden die de mensen allerlei geboden wilden opleggen. Zo kwaad werd Hij nooit tegen prostituees of tollenaars. En Paulus was ook het felste als mensen bij anderen de vrijheid in Christus wilde roven.

Het feit trouwens dat de slang de mens kon verleiden komt doordat hij inhaakte op verlangens die al in de mens gelegd waren, zoals alles te willen weten en als God te zijn. Dat had God in ze gelegd omdat Hij nog een heleboel met ze van plan was.
Maar de satan wijst de kortste, de makkelijkste weg, en om God heen dus. Hij wil ons losmaken van God en ons onze eigen weg laten kiezen.
(Typisch is trouwens dat Eva niet besloot het er eerst met Adam over te hebben – de verleiding was waarschijnlijk te hevig).

 

Jezus in de woestijn

Nu gaan we vierduizend jaar verder en komen aan bij het verhaal van de satan die Jezus in de woestijn probeert te pakken te krijgen. Daar zien we ook dat hij met de verleiding komt om korte weggetjes te pakken, zich niet door zijn Vader te laten leiden. En daarbij haakt hij heel slim in op de verlangens die in Jezus leven, net zoals hij dat bij Eva deed.

Mattheüs 4
Nadat Jezus veertig dagen en veertig nachten had gevast, had Hij grote honger.
Nu kwam de beproever naar Hem toe en zei: ‘Als U de Zoon van God bent, beveel dan die stenen in broden te veranderen.’ 

Hier wil de satan Jezus verleiden de bevrediging van het vlees op de eerste plaats te zetten en zijn wonderkracht in dienst van zichzelf te stellen.
En dat probeert hij bij ons natuurlijk ook iedere keer, ons “ik” met zijn verlangens op de troon zetten. Maar als we God op de eerste plaats stellen krijgen we echt wel wat we nodig hebben en we mogen echt van alles genieten, maar we moeten daarbij wel God op de eerste plaats houden.
Het is vrij makkelijk te testen of we vlees/lust navolgen of niet, vlees volgen werkt namelijk verslavend. En zo gauw je met verslaving te maken hebt, heb je waarschijnlijk ook met demonen te maken.

Vervolgens nam de duivel Hem mee naar de heilige stad en zette Hem op het hoogste punt van de tempel. Hij zei tegen Hem: ‘Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: Zijn engelen zal Hij opdracht geven om U op hun handen te dragen, zodat U Uw voet niet zult stoten aan een steen.’
Hier wil hij Jezus verleiden zichzelf te bewijzen met uiterlijke tekenen, zodat de wereld achter Hem aan zal lopen. Het is een verleiding van hoogmoed, de ‘superman’ uithangen.
Zo wil de satan ook ons verleiden onszelf te bewijzen, onszelf centraal te stellen en op het uiterlijk gericht te zijn in plaats van op zelfopoffering en dienstbaarheid.

De duivel nam Hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde Hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ‘Dit alles zal ik U geven als U voor mij neervalt en mij aanbidt.’ (Matteüs 4:1-10)
Hier werkt hij net zoals bij Eva op de lust van de ogen. Eva zag hoe begeerlijk de vrucht was en Jezus wil inderdaad over alles heersen, maar Hij kiest Gods weg om het terug te veroveren, namelijk door Zijn bloed uit te storten en de satan rechtmatig te onttronen en dan te wachten dat alle vijanden aan zijn voeten gelegd zullen worden.
En hier zie je uiteindelijk duidelijk waar het de satan om draait, namelijk om aanbeden te worden. Waarschijnlijk was hij in de hemel als mooiste en wijste engel jaloers op alle aanbidding die Jezus kreeg.

Willen wij ook aanbeden worden, willen wij ook macht hebben en over alles heersen?
Als we Jezus volgen zullen we geëerd worden, en heersen zullen we ook wel, zoals Jezus zegt in Openbaring:
Wie overwint en Mij navolgt tot het einde, zal Ik macht geven over alle volken (Openb. 2:26). Maar alleen als we Gods weg volgen.

 

Geduld

Als je al deze verleidingen bekijkt, dan zou je eigenlijk tot de conclusie moeten komen dat geduld een hele belangrijke eigenschap om ons te beschermen tegen vallen. God vertrouwen en op God wachten is het eerste dat we moeten leren als we Hem willen volgen.
Opvallend is dat het eerste dat in I Kor. 13 over liefde gezegd wordt, is dat liefde geduldig is.

 

Gedachtewereld

Een andere zaak die opvalt bij de satan is dat hij woorden gebruikt om het denken te beïnvloeden. Dat is zijn landingsplaats. Van daaruit beïnvloedt hij ons.
Daarom is kennis van de Bijbel erg belangrijk, ook om helemaal vernieuwd te worden in onze manier van denken.
Zelfs Jezus als Zoon van God gebruikte het Woord om hem van zich af te slaan. Dat was zijn reactie bij de drie verschillende verzoekingen.
Dus is kennis van en training in het gebruik van Gods woord erg belangrijk, het is ons zwaard. Maar als we het Woord nauwelijks kennen, staan we daar in onze strijd maar zielig te zwaaien met een plastic zwaardje.

 

Demonen en zo

De satan heeft een heel leger, allemaal gevallen engelen: vorsten en heersers, machthebbers en het gewone voetvolk. Er zijn er in de lucht die over bepaalde gebieden heersen bijvoorbeeld, anderen die om ons heen draaien, of tegen ons aan plakken of zelfs in ons willen kruipen. Die kleinere bemoeien zich rechtstreeks met ons persoonlijk, ze kennen onze zwakke plekken en loeren op ons om ons te laten lijden, ons te laten vallen. Ze blazen leugens in onze gedachten, stoken in relaties, verleiden ons om met onszelf en ons vleselijk genot bezig te zijn, vallen aan met ziekten, depressies en allerlei andere soort onderdrukkingen.
Onze belangrijkste strijd is weerstand te bieden tegen hun leugens. Soms is het gezond even vol in de aanval te gaan om ze van ons af te schudden, of om ze bij anderen weg te jagen.

‘s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar Hem toe; alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en Hij dreef veel demonen uit… (Markus 1:32-34).

Jezus is onze meester, wij zijn discipelen en moeten leren hetzelfde te doen als onze Meester.
Maar herkennen wij de demonen wel? Nu lopen en fladderen er beslist niet minder rond dan in die tijd. Maar onze moderne oplossing op zulk soort problemen is vaak de dokter en psychiater met hun pilletjes.

Jezus stuurde zijn discipelen er ook op uit en de tweeënzeventig keerden vol vreugde terug en zeiden: ‘Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons bij het horen van uw naam.’ Hij zei tegen hen: ‘Ik heb de satan als een lichtflits uit de hemel zien vallen! Bedenk wel: Ik heb jullie de macht gegeven om slangen en schorpioenen te vertrappen en om de kracht van de vijand te breken, en niets zal jullie kunnen schaden (Lucas 10:17-19).

Wij moeten leren ze aan te pakken. En daarbij is het dus heel belangrijk onze positie te kennen. Wij hebben het voor het zeggen. Wij hoeven niet bang te zijn. Zij moeten naar ons luisteren. Wij moeten onze positie innemen, in Christus.

 

Waarom werken de bovennatuurlijke krachten bij christenen vaak niet?

Eigenlijk is Jezus’ leven een heel goed voorbeeld. Je kunt wel stellen dat Hij van kinds af aan gelovig was, vol van wijsheid door de heilige Geest. Maar de doop in de heilige Geest ontving Hij pas bij zijn waterdoop – toen begon zijn bediening en zijn bovennatuurlijke kracht te werken.

Aan het eind van zijn leven zegt Jezus tegen zijn vrienden: Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit. Na deze woorden blies Hij over hen heen en zei: Ontvang de heilige Geest (Johannes 20:21-22).
Maar dat was niet de doop in de heilige Geest, die ontvingen ze pas met Pinksteren.

Filippus predikte in Samaria en vele boze geesten namen schreeuwend de benen of poten en vele zieken genazen en veel mensen kwamen tot geloof en werden in water gedoopt.
In Hand. 8:14-17 staat er vervolgens: Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat de inwoners van Samaria het woord van God hadden aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe. Nadat ze waren aangekomen, baden ze dat ook de Samaritanen de heilige Geest mochten ontvangen, want deze was nog op niemand van hen neergedaald; ze waren alleen gedoopt in de naam van de Heer Jezus. Na het gebed legden Petrus en Johannes hun de handen op, en zo ontvingen ze de heilige Geest.

De heilige Geest kwam dus niet ‘automatisch’ toen ze tot geloof kwamen, zoals door veel kerken geleerd wordt.

In de katholieke kerk wordt bijvoorbeeld verteld dat je als je als kind gedoopt bent, bij Gods volk hoort. Met twaalf jaar krijg je het vormsel, dat is de heilige Geest.
En dat was het dan: je hebt alles en hoeft niets meer te zoeken en kan dan je leventje gaan leiden.
Maar eigenlijk kom je dat in onze kringen ook tegen: je bent tot geloof gekomen, als volwassene gedoopt en dan heb je alles, want de heilige Geest komt bij je bekering en meer valt er niet te ontvangen. Maar dat is een misleiding.

Wat gebeurt er bij de doop in de heilige Geest? Door deze doop kom je de bovennatuurlijke wereld binnen en ontvang je bovennatuurlijke gaven om de strijd aan te gaan. Voor die tijd is de satan niet bang voor ons, hoe braaf christen we ook zijn en hoeveel waarheid wij ook preken. Zonder doop in de heilige Geest staan we aan de zijlijn en bekritiseren misschien anderen die wel aan de frontlinie staan.

Jezus zegt in Lucas 11 vers 13: Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.
Hieruit kun je ook afleiden dat de heilige Geest niet automatisch over ons komt, we moeten Hem uitnodigen.

En dan kunnen we de gaven ontvangen die in de strijd met de satan en zijn kornuiten zo belangrijk zijn: de tongentaal om wijsheid te ontvangen en ons voor het bovennatuurlijke open te stellen, gave van onderscheid van geesten, gaven van openbaring, en zeker ook besef van wie we zijn in Christus en volle vrijmoedigheid om alles te gebruiken wat God ons door zijn Geest heeft toevertrouwd.
Dus laten we ons openstellen en niet rusten totdat we de volle zegen hebben ontvangen – dat is de wil van God over ons, dat we volop gezegend worden en zo tot zegen kunnen zijn voor anderen in Zijn kracht.

 

 

Vrijheid

 

Jezus dan zei tegen de Joden die Hem geloofden (in Joh. 8:31-32):

Jezus zegt dus dat we niet vrij zijn:
Waarachtig, Ik verzeker jullie: iedereen die zondigt is een slaaf van de zonde (Joh. 8:34). Wie slaaf is van de zonde is een slaaf van de satan, de koning van deze wereld.

Lekker doen wat je zelf wilt, lekker genieten van alles waar je zin in hebt lijkt vrijheid, maar dat is het niet. Het is een leugen van de satan. Je raakt alleen maar verstrikt en wordt verslaafd en o wee als iemand je in de weg loopt!
Als baby’s worden we in feite geboren in vijandelijk gebied en moeten we gered worden.
De naam Jezus betekent “God redt”. En Hij helpt ons te vluchten en te verhuizen naar het koninkrijk van God. We worden dus vluchtelingen.

Het eerste wat Jezus zei was: Bekeer je en geloof het Evangelie.
Dat is de sleutel naar vrijheid.
Maar wat betekent dat?

Die nacht dat Jezus tot mij naderde, liet hij zijn licht op mij schijnen. Ik wist op dat moment nog niet dat God met mij bezig was en dat ik met Jezus te maken had.
Het licht bracht mij beetje bij beetje aan het licht. Ik werd steeds meer zichtbaar voor mezelf en ook dingen waarvan ik dacht dat die wel oké waren in mijn leven zagen er in dat licht onzuiver en vies uit. Tegelijkertijd ervoer ik dat er iets of iemand achter dat licht zat dat of die mij niet (ver)oordeelde.
Dat licht werd steeds indringender en uiteindelijk bleek er niets van mij zuiver te zijn. Ik ging door de grond.
Ook de demon die in mij zat kwam aan het licht met al zijn haat. Ik schaamde me dood en wilde letterlijk dood en mijn eerste gebed was: God, als U bestaat, laat mij dan doodgaan. Direct daarop werd ik bevrijd en werd ik wedergeboren. Vrij!

Bekeren betekent dus: toegeven dat je slecht bent en je tot God keren, in Jezus geloven, je overgeven, gehoorzaam worden, dus niet meer je eigen baas zijn.
Als teken daarvan laat je je dopen en ontvang je van God de heilige Geest.

Je zult de waarheid kennen en de waarheid zal je vrijmaken, zegt Jezus.

Ik had de waarheid overal gezocht, maar geen van die menselijke en door demonen geïnspireerde waarheden hadden mij vrij gemaakt. En nu zag ik de waarheid over mijzelf én de waarheid over Jezus! Dat is de echte verlichting!

Jezus zegt: Als je in Mijn woord blijft, zijn jullie werkelijk discipelen van Mij.

De eerste keer liet Jezus een heleboel licht door me heen gaan, maar nu moet ik dit licht zelf blijven opzoeken, in dat licht wandelen. Jezus zegt van zichzelf dat Hij het licht is. Dus moeten we op de eerste plaats in relatie met Hem blijven.
En dat doen we onder andere door in de Bijbel te lezen. In Psalm 119 zegt David dat het openen van Gods Woord licht verspreidt. Dus ook zo leren we de waarheid kennen over onze eigen menselijke natuur waar de satan doorheen werkt, en onze nieuwe natuur waar God doorheen werkt.

De Bijbel zegt dat er in ons vlees, dus in onze natuurlijke mens, geen goed woont.
De menselijke natuur is egoïstisch en laat zich door begeerten leiden.
Wij zijn dus in wezen niet goed en kunnen zelfs niet verbeterd worden. Maar dat proberen we vaak wel. We leggen onszelf allerlei regels op, brengen onszelf als het ware onder de wet – wetticisme heet dat – en hopen dan goed te worden.
Mensen die aan regeltjes hangen zijn trouwens vaak het felste in het veroordelen van andere christenen en kunnen zelf het diepste vallen.

Jezus en Paulus waren bijzonder streng tegen mensen die deze weg kozen.
Tegen de Galaten, in hoofdstuk 3:1-5 zegt Paulus:
Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen? Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? Ik wil maar één ding van u weten: hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven of door te luisteren en te geloven? Bent u werkelijk zo dwaas weer op uw eigen kracht te vertrouwen, en niet langer op de Geest? Is alles wat u hebt meegemaakt dan voor niets geweest? Dat kan toch niet! Geeft God u de Geest en goddelijke krachten omdat u de wet naleeft? Of geeft hij ze omdat u naar Hem luistert en op Hem vertrouwt?

Het beste is dus om die oude rebelse schijnheilige natuur te kruisigen en regelmatig te controleren of de spijkers nog goed vast zitten en ons dan te richten op het nieuwe leven, daar ruimte aan geven. Daarom moeten we altijd een kruis bij ons hebben zegt Jezus.

Dat kruisigen is een proces, iedere keer moet er een stukje van ons er weer aan geloven. Steeds weer moet er iets van ons aan het licht komen, moet het gekruisigd worden en ruimte maken voor het nieuwe leven.

Onze persoonlijkheid zit heel erg vervlochten met de zelfzuchtige natuur en dat moet losgesneden worden – dat doet zeer. Daarna moet het aan het nieuwe leven gehecht worden.

Hebreeën 4:12 – Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart.

Gods Woord dringt door tot het diepste van onze innerlijke mens en scheidt ons van de slechte natuur, maar het haalt ook de dingen uit elkaar om ze dan weer goed in elkaar te zetten, want de boel steekt nu scheef in elkaar in ons.
Oorspronkelijk had de geest de leiding in de mens en waren de ziel en het lichaam daaraan onderworpen, maar nu is het ‘t omgekeerde en bungelt de geest erbij.

Onze persoonlijkheid moet dus verhuizen van de vleselijke wereld naar de geestelijke wereld. En de “verhuiswagen” is het kruis: afsterven en uit de dood opstaan. Van rebellie naar gehoorzaamheid, van zelfzucht naar liefde, van egoïsme naar dienstbaarheid.
En ondertussen moet ons denken flink vernieuwd worden. Dat lukt niet van de een op de andere dag.

Bij bekering, die iedere keer weer moet gebeuren, moeten we geconfronteerd worden met onszelf. Maar als dat gebeurt, treden er allerlei verdedingsmechanismen in werking, zoals bij Adam en Eva te zien is:

  • Ze gaven direct de schuld aan de ander, zelfs aan God.
  • Of je geeft de schuld aan de omstandigheden
  • zoals aan het verleden.
  • Of je vergelijkt je met anderen en dan val je zelf mee en dan denk je dat je je niet hoeft te bekeren.
  • Een ander verdedingsmechanisme is het kwaadspreken en oordelen over anderen zodat we zelf buiten beeld blijven.
    Het woord duivel betekent o.a. lasteraar, dus zijn we direct in één lijn met hem als we dat doen.
    Het grappige is dat Jezus zegt dat als we een doorn uit iemands oog willen halen daarmee aangeven zelf een balk in het oog te hebben.
    Ik heb gemerkt dat als je je flink aan iemand kunt ergeren, dat een teken is dat je zelf dat probleem in je hebt (maar misschien nog zo diep verborgen dat je het van jezelf nog niet door hebt).

Maar goed, hieruit blijkt hoe moeilijk het is om ons te laten bevrijden, want je moet eerst aan het licht komen en de waarheid over jezelf leren kennen en erkennen.

  • Een ander verdedigingsmechanisme is vroom  doen. Ik heb vaker gemerkt bij mezelf en bij anderen dat overgeestelijkheid en vroom doen een manier is om de deksel op de beerput te houden. Je voelt dat er iets grondig gereinigd moet gaan worden in jezelf en je probeert met een self made heiligheid God voor te zijn en anderen en jezelf voor de gek te houden.
  • Of God spreekt je aan en je gaat dat tegen anderen preken in de plaats van dat op jezelf toe te passen.

Het is niet makkelijk om onszelf onder ogen te zien. Het geeft ook een gevoel van heel erg kwetsbaar zijn, dat roept angst op.

In zekere mate zijn we allemaal moordenaars, dieven, schijnheiligen, hoereerders, leugenaars; we zijn laf, onbetrouwbaar, onrein, egoïstisch, dat zit er bij ons allemaal in. En ook al in al die kleine lieve onschuldige baby’tjes… Ik ben in zonde ontvangen, zei David al.

Na lang tegensputteren en halsstarrigheid en ellende en geduldig werk van de heilige Geest erken je dan eindelijk wat je bent en ga je op je knieën en vraag je om genade, en die krijg je dan meteen!

1 Joh. 1:8-9
Als we zeggen dat we de zonde niet kennen, misleiden we onszelf en is de waarheid niet in ons. Belijden we onze zonden, dan zal Hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad.

 

En dan de waarheid over het nieuwe leven.

Die is gebaseerd op genade, op onverdiende goedheid. Die heb je door geloof ontvangen, en zelfs dat geloof heb je van God gekregen. Het nieuwe leven heb je niet gekregen als beloning voor je goede daden.
Je hoeft jezelf dus niet meer goed voor te doen. Je hoeft de schone schijn niet meer op te houden. Je mag je ontspannen. En nu gaat het erom te leren in Jezus te blijven en Gods Geest in je laten werken.

Door de wedergeboorte komt Gods Geest in ons hart wonen. Het is dezelfde Geest die in Jezus kwam wonen toen Hij zich liet dopen. We zijn vanaf onze wedergeboorte dus een kind van God en een klein broertje of zusje van Jezus geworden. En vanaf die dag mogen we de satan en zijn kornuiten bij problemen dreigen om onze grote Broer erbij te halen.

We hebben dus dezelfde Geest als Jezus met dus dezelfde mogelijkheden. We moeten alleen nog hetzelfde geloof zien te krijgen….
In Kolossenzen 2: 9-10 staat het zo: Want in Hem (Jezus) is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig, en omdat u één bent met Hem, het hoofd van alle machten en krachten, bent ook u van die volheid vervuld.
Zo, dat is niet mis als je dit leest!

En in het evangelie van Johannes staat dat God net zoveel van ons houdt als dat Hij van Jezus houdt. Onvoorstelbaar! vooral als we daarbij bedenken dat we nog lang niet perfect zijn. Maar door Jezus ziet Hij ons dus al wel zo.

We houden onze eigen persoonlijkheid als Gods Geest in ons komt, Hij neemt ons niet over. Wij houden onze eigen vrije wil. Eigenlijk vermengt Gods Geest zich met onze geest. We mogen helemaal onszelf zijn, helemaal vrij zijn, en zelfs helemaal ongeremd als we in Zijn liefde zijn.

Paulus zegt in Galaten 5:1
Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.

Er zijn altijd mensen en geesten die ons weer gevangen willen nemen, op ons geweten werken, regels voor willen schrijven, maar we zijn vrij van dat alles als we uit liefde leven. We hoeven ons niet in te laten pakken. Zolang we niet onze begeerten achterna lopen blijven we vrij.
Als je hoofddoel is om God te eren en anderen te dienen, dan ben je altijd vrij, zelfs in de gevangenis, net zoals Jozef in Egypte.

Als we in Jezus blijven, dan zijn we vrij van schuld en zonde en verslavingen, ook de verslaving aan onszelf. Maar dat is een hele weg.
We moeten steeds weer onszelf loslaten en onszelf steeds weer aan God overgeven.
En dan ontstaat er een heel bloeiend sterk nieuw leven. En dan kunnen we ook het echte Evangelie preken, een van bevrijding en vrijheid.

 

 

 

Esther

Nebukadnezar, koning van het Nieuw-Babylonische Rijk, vernietigde Jeruzalem en de tempel, roofde de schatten, en voerde de meeste Israëlieten weg als ballingen.
Tijdens Belsazar, de ‘kleinzoon’ van Nebukadnezar,  kwam het Babylonische Rijk in handen van het Perzische rijk onder leiding van koning Cyrus II de Grote, in de Bijbel Kores genaamd.
Deze koning riep op tot de herbouw van de tempel van Jeruzalem. God noemde hem in Jesaja zijn gezalfde.
Opvallend is hoe al die Perzische koningen de Israëlieten zo gunstig gezind waren.

Een tijdje later komt koning Ahasveros op het toneel, in de geschiedenisboekje bekend als Xerxes I. Hij woonde in Susa. Daar hebben behalve Ester ook Daniël en Nehemia gewoond, Ezra woonde in Babylon.

Daniël profeteerde over deze koning:
Er zullen nog drie koningen in Perzië opstaan, en de vierde zal een grotere rijkdom bezitten dan alle eerdere. Als hij door zijn rijkdom macht verworven heeft, zal hij alles en iedereen opzetten tegen het Griekse rijk. (Daniël 11:2)

Daar begint het boek Esther ook mee: om te beginnen een feestje van 180 dagen. Er wordt beweerd dat hij die feesten hield om alle belangrijke mensen en het volk achter zich te krijgen om een oorlog tegen Griekenland te kunnen beginnen.

Na Xerxes komt Ataxerxes en onder zijn heerschappij gaan Nehemia en Ezra terug naar Jeruzalem, dus na Ester. Daarna heerste Alexander de Grote over de wereld.

Het opvallende is dat rond de ballingschap veel Bijbelboeken zijn ontstaan:
Jeremia – Ezechiël – Ezra – Nehemia – Daniël – Esther – Zacharia – Haggai – en zelfs Kronieken.
Het Israëlische volk kreeg in die tijd een pak slaag, een tuchtiging. Maar juist in die periode was God intensief met ze bezig.
En dat is ook zo bij ons: als we het moeilijk hebben, als we door woestijnen en tegenslagen gaan, dan is God dichtbij en intensief met ons bezig.

Tijdens een daaropvolgend feest van zeven dagen voor het hele volk wil de koning voor alle zatlappen pronken met zijn mooie vrouw, koningin Wasti. Maar ze komt niet en dan sta je als koning die heerst van India tot Ethiopië toch even voor schut. Je kan de hele wereld aan en je eigen vrouw niet. De koning wist niet hoe hij moest reageren, dus vroeg hij het aan zijn raadsheren. Die zaten ‘m natuurlijk te knijpen, denkend aan thuis en zeiden:
Wat de koningin heeft gedaan, zal alle vrouwen ter ore komen en hen ertoe aanzetten hun echtgenoten te minachten. Ze zullen zeggen: Koning Ahasveros gaf bevel om koningin Wasti bij hem te brengen, maar ze kwam niet. Nog vandaag zullen de vrouwen van alle rijksgroten van Perzië en Medië, zodra ze hebben gehoord wat de koningin heeft gedaan, zich hierop beroepen tegenover hun echtgenoten, en dat zal leiden tot veel minachting en ergernis. (Esther 1:17-18)

De mannen hadden dus moeite om hun vrouwen in toom te houden.
De Bijbel zegt: Vrouwen, weest uw man onderdanig. Maar er staat niet: Mannen, onderwerpt uw vrouwen. Maar daar waren ze hier dus wel mee bezig.
De man moet niet zijn vrouw onderwerpen, maar ook niet zijn plaats als hoofd, die God hem gegeven heeft, verlaten.
Trouwens in onze moderne westerse cultuur zien we nu dat vrouwen de mannen proberen te onderwerpen. De satan keert echt alles om. Mannen worden vrouwelijk, vrouwen worden mannelijk, en je hebt transgenders, homo’s, enz., een ratjetoe.

Het advies aan de koning was dus zijn vrouw opzij te schuiven (terwijl hij eigenlijk van haar hield) en een andere te kiezen uit allerlei schone maagden die hem werden voorgeschoteld. En daar kwam Esther dus om de hoek kijken.

Esther was een erg mooi en goed opgevoed meisje, en in deze situatie daardoor dus bijzonder bruikbaar voor God.
Zij was een wees die geadopteerd was door haar oom Mordechai.
Mordechai was een gelovige Jood en dat was de reden dat hij nooit boog voor de tweede man van het koninkrijk, Haman – ondanks het gebod van de koning – want een jood buigt alleen voor Jahweh.
Haman was ziedend en wilde hem vermoorden en toen hij begreep dat hij een Jood was, was hem dat niet genoeg en wilde hij het hele volk uitroeien. En dus stapte hij naar de koning en zei:
Er is een bepaald volk dat over alle provincies van uw rijk verspreid leeft en te midden van de andere volken zijn eigen leven leidt. Hun wetten verschillen van die van alle andere volken en aan de wetten van de koning houden ze zich niet. (Esther 3:8).
Maar dat laatste klopte niet, dat was zijn manipulatie.

In deze tekst zie je dat heel veel Joden helemaal niet uit de ballingschap waren teruggekeerd, ze waren zelfs verspreid over een heel groot gebied, maar bleven wel vasthouden aan hun godsdienst en cultuur.

De koning liet zich gebruiken en gaf Haman zijn zegelring om alles uit te voeren wat hij maar wilde. Hij vroeg niet eens om welk volk het ging en wist dus helemaal niet dat zijn lieve mooie Esther bij dit volk hoorde.

Nadat hij de oorlog tegen Griekenland had verloren vond hij het wel goed, politiek interesseerde hem niet meer, hij scheen hij zich alleen nog maar bezig te houden met allerlei liefdesaffaires. Daarom waarschijnlijk was Esther in die tijd al dertig dagen niet meer bij hem was geroepen. Ze waren toen 9 jaar getrouwd.

Mordechai, haar oom, was een ongelofelijk koppige en moedige man. Hij trotseerde de hoogste wereldse macht in die tijd. Net zoals de 3 vrienden van Daniël dat deden in de tijd van Nebukadnezar door niet te buigen voor het gouden beeld, of Daniël die weigerde Darius als een god te erkennen. Ze waren in feite ontzettend brutaal tegen de machtigste man van de wereld en dus direct in levensgevaar. En Mordechai hier ook. Wie van ons zou dat durven?
Moed is een belangrijke deugd in Gods ogen. David en zijn helden werden geëerd vanwege hun moed, ook al hadden ze soms stomme streken uitgehaald.

En er werden door boden in alle provincies van het koninkrijk brieven verspreid waarin stond dat op één bepaalde dag, en wel op de dertiende dag van de twaalfde maand, de maand adar, alle Joden moesten worden gedood en volledig uitgeroeid, jong en oud, vrouwen en kinderen inbegrepen, en dat hun bezittingen mochten worden buitgemaakt. (Esther 3:13)

De strijd tussen Haman en Mordechai heeft een bijzonder perspectief trouwens:
Mordechai was een afstammeling van koning Saul, de eerste koning van Israël. En van koning Saul werd het koningschap afgenomen en aan David gegeven omdat Saul niet gehoorzaamd had en het volk Amalek en hun koning niet had uitgeroeid.
En Haman, de Jodenhater, was een afstammeling van Agag, de koning van de Amalekieten, die dus uitgeroeid hadden moeten worden.
Dus als je een probleem niet aanpakt, kom je het later dus weer tegen, en in dit geval nog erger dan de eerste keer.

En zoals toen Amalek Israël in de rug aanviel, doet Haman dat hier ook weer.
Amalek, de stamvader van de Amalekieten, was trouwens de kleinzoon van Esau, de broer van Jacob, die het eerstgeboorterecht verkwanselde. Van je familie moet je het hebben.

De Here heeft een strijd tegen Amalek, van generatie op generatie. (Exodus 17:16)

Amalek is een symbool van het kwaad. Toen Mozes op de berg stond met de staf naar de hemel geheven, waren de Israëlieten aan de winnende hand tegen Amalek, en als hij zijn handen liet zakken won Amalek. Gebed staat centraal in de strijd tegen Amalek. En ook in de strijd tegen de Amalekiet Haman werd er volop gebeden en gevast door alle Joden.

Na een vastentijd van drie dagen van niet eten en drinken ging Esther naar de koning om Haman onderuit proberen te halen en haar volk te redden, met gevaar van eigen leven, want niemand mocht in principe ongevraagd bij de koning komen.
De naam Esther betekent ‘geheim’, ‘verborgen’ en was Gods geheime wapen in deze crisis. Zij had tot dan toe haar afkomst verborgen gehouden.
Haman wist het dus ook niet.

– Het is heel interessant om het hele boek eens zelf te lezen, echt spannend ook. –

Ondertussen was Haman door omstandigheden gedwongen geweest Mordechai, zijn grootste vijand, in het openbaar te eren.
Toen Haman naar huis kwam en deze gebeurtenis aan zijn vrouw en raadgevers vertelde, zeiden ze iets opmerkelijks:
‘Als die Mordechai, van wie je nu voor het eerst hebt verloren, tot het Joodse volk behoort, kun je niet tegen hem op; je zult het volledig van hem verliezen.’

Dat is wel opvallend die uitspraak, waarschijnlijk gebaseerd op ervaringen.

Zo zie je dat God met zijn volk was, waar ze ook verbleven. En opvallend is ook welke hoge posities de Joden bekleedden. Een groot voorbeeld is Daniël, die de tweede man was onder verschillende wereldheersers. Zo ook de drie vrienden van Daniël. Maar ook Nehemia, die de wijnschenker (en dus tegelijk raadgever) was van koning Artaxerxes.
Ook in Egypte zagen we Jozef, de zoon van aartsvader Jakob, als tweede man onder de wereldheerser.
En nu dus Esther als koningin en Mordechai die de tweede man in het koninkrijk werd na de dood van Haman.

Vandaag zie je nog steeds Joden een grote invloed hebben: 0,2% in de wereld is Jood, maar van de rijkste miljardairs ter wereld is 20% een Jood.
Van alle Nobelprijswinnaars is 23% Jood. Israël heeft procentueel de meeste wetenschappers en technici ter wereld en is na Japan en Taiwan het land met de meeste patenten, o.a. op medisch en landbouwgebied.

Als je mee wil doen met het boycotten van Israëlische producten of uitvindingen, heb je een probleem. Dan moet je geen jeans meer dragen, geen afstandsbediening gebruiken, niet op Google, Facebook, YouTube, WhatsApp of Wikipedia gaan, geen wifi of bluetooth gebruiken, geen foto’s met de telefoon maken, niet naar Elvis Presley of Bob Dylan luisteren, geen Coca-Cola drinken en niet naar de McDonald’s gaan, niks van Philips kopen, heel veel films niet bekijken, en ga zo maar door.

Ze blijven tot op vandaag het meest succesvolle volkje van de wereld. God heeft zijn zegen niet teruggetrokken.

In Jeremia 31:35-37 staat het zo:
Dit zegt Jahweh, die de zon heeft gemaakt als het licht voor de dag, de maan en sterren als de lichten voor de nacht, die de zee opzweept, zodat de golven bruisen, wiens naam is Jahweh van de hemelse machten: Pas als deze orde ophoudt te bestaan – spreekt Jahweh – bestaat ook Israël niet meer, is het niet meer voor altijd mijn volk. Dit zegt Jahweh: Zoals de hoogte van de hemel niet gemeten wordt, de diepte van het fundament der aarde niet gepeild, zo verwerp ik niet het nageslacht van Israël om alles wat het heeft misdaan – spreekt Jahweh.

Maar ze moeten Jezus nog aannemen, maar dat gaat gebeuren.

Zoals Haman heeft geprobeerd de Joden uit te roeien is demonisch. Waarom was Mordechai doden niet voldoende voor hem? Waarom die enorme haat tegen een heel volk?
Dat zie je o.a. ook bij de Palestijnen en Arabieren en de leiders van Iran vandaag ook.
En dat zag je bij de christenen eeuwenlang, bij de katholieke kerk maar ook heel erg bij Luther bijvoorbeeld.

De onderliggende oorzaak hiervan lees je in Openbaringen 20. Daar staat in vers 7-9:
Wanneer de duizend jaar voorbij zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. Dan gaat hij eropuit om de volken aan de vier hoeken van de aarde, Gog en Magog, te misleiden. Hij brengt hen voor de strijd bijeen, een menigte zo talrijk als zandkorrels aan de zee. Ze trekken op, over de hele breedte van de aarde, en omsingelen het kamp van de heiligen en de geliefde stad, Jeruzalem.

Vernietiging van het Israëlische volk en Jeruzalem is en blijft het hoofddoel van de satan. Hij doet dat omdat hij meer snapt van Gods plan met Israël dan wij christenen.

Het verhaal in Ester liep goed af voor de Joden doordat Mordechai met het zegel van de koning een nieuwe wet voorschreef die de Joden het recht gaf zich te verdedigen tegen hun aanvallers. Ze doodden op de dag die Haman gekozen had om de Joden uit te roeien 75.000 vijanden. Sinds die redding wordt het Poerimfeest gevierd, tegenwoordig een soort carnaval met veel verkleedpartijen en alcohol en elkaar cadeautjes geven. De dag ervoor wordt gevast.

Esther en Mordechai liggen begraven in Hamadan, in Iran. Een pelgrimsoord voor de Joden in Iran, maar in Iran omstreden vanwege de vele Perzen die toen werden gedood.

Op de foto ligt links Esther en rechts Mordechai.

 

 

 

 

 

 

________________________________________________________________

 

Dit verhaal laat zien dat Gods volk door zware tijden kan gaan, maar tegelijk onoverwinnelijk is.

Datzelfde geldt voor de volgelingen van Jezus, zoals Jezus zelf ook zei:
Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar houd moed: Ik heb de wereld overwonnen. (Johannes 16:33)

Jezus is als de ark van Noach. In Hem ben je veilig. Maar je moet wel in Hem komen en in Hem blijven.

Rampen gaan over de wereld en wij worden geschud maar onze ziel blijft bewaard.

Als volk zullen we nog veel gaan lijden, net zoals de Joden – ons lot is met elkaar verbonden – maar er zal ook een geweldige overwinning volgen, de terugkomst van Jezus in Jeruzalem! En op die dag zullen vele vijanden gedood worden, door Jezus zelf. En dan begint het vrederijk. Dat kun je o.a. lezen in Zacharia 14.

Maar ondertussen leven we nog in de tijd van de geboorteweeën en die voelen we, maar zoals we weten zal dat wat geboren wordt geweldig zijn!